Nationalisme
“Ons land oogst overal waardering en jaloezie vanwege onze formidabele peacekeepers.” U mag raden. Is dat een quote van een Commandant der Strijdkrachten? Een minister van Defensie? Een staatssecretaris? Een premier? Prins Bernhard? Reserve-kolonel Hans van Baalen? De NOS-correspondent in Kunduz?
Het is een quote van journalist Gianni Riotta uit de inleiding van het boek Professione peacekeeper van Andrea Angeli, en heeft dus betrekking op het Italiaanse leger en niet het Nederlandse. Waarmee ik maar gezegd wil hebben dat dit soort opmerkingen, die als het ons leger betreft door het publiek gretig worden opgelepeld en doorverteld, overal ter wereld worden gemaakt over zowat alle strijdkrachten- ook door ‘onafhankelijke’ journalisten.
Dat geeft te denken over het waarheidsgehalte ervan. Dat wist u natuurlijk al, want u bent een kritisch lezer die overal vraagtekens bij stelt. Nou, dan is dit stuk niet voor u bedoeld, want dan bent u geen nationalist. Nationalisme is namelijk vrijwel niet tegen kritiek bestand. Nationalisme is het beste vergelijkbaar met clubliefde en ja, ook FC Emmen, hekkensluiter van de Eerste Divisie, heeft supporters. Er is geen land te corrupt, afhankelijk, arm, achtergebleven en ellendig voor nationalisten. Ergens staat iemand fanatiek met een vlag van Mugabe’s finaal kapotte Zimbabwe te zwaaien – ik weet het zeker. Dat is nationalisme.