Scherpe kritiek op ontwikkelingssamenwerking
Nog nooit in de lange geschiedenis is Nederland zo hard op de vingers getikt als afgelopen week bij de zogeheten Peer Review van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking door het Development Assistance Committee (DAC). De lofprijzingen die Nederland in het verleden ontving, zijn omgeslagen in een lange serie kritische noten en lage cijfers, schrijft Paul Hoebink op Vice Versa.
Naast zijn jaarlijkse rapporten over de stand van zaken in de internationale ontwikkelingssamenwerking en zijn rapport vol cijfertjes over de geografische verdeling van financiën over ontwikkelingssamenwerking, heeft het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO ook het altijd aardige rapport en instrument van de ‘Peer Review’. Het DAC is de plek waar de belangrijkste beslissingen over definities en stromen van ontwikkelingshulp worden genomen, zoals wat er wel en niet onder ontwikkelingssamenwerking valt. Elke vijf jaar zouden de leden van het DAC onderworpen moeten worden aan zo’n Peer Review, waar twee leden van de DAC op bezoek komen bij het donorland en op bezoek gaan naar een hulpontvangend land en geholpen door het secretariaat een rapport daarover opstellen.
Zo kreeg Nederland in 2001 nog uitgebreide lof voor zijn streven naar beleidscoherentie, zijn hoge hulpvolume, zijn inzet in internationale fora, zijn decentralisatie en het aansluiten op regeringsprogramma’s in ontwikkelingslanden. In 2006 gebeurde dat opnieuw en werd Nederland ook geprezen vanwege zijn aandacht voor kwaliteit en zijn innovatieve benadering van hulpprogramma’s. In 2011 werd weliswaar het risico gesignaleerd dat de financiering van private sector programma’s gemengd zou kunnen worden met belangen van het Nederlandse bedrijfsleven, maar verder was er toch vooral weer een rapport met achten en negens.