RECENSIE - De Wereldhistorische Beschouwingen van Jakob Burckhardt geldt als een van de belangrijkste teksten van de negentiende-eeuwse geschiedwetenschap. Reikwijdte en inzicht zijn imposant – maar minstens zo fascinerend zijn de vooroordelen die hij voor latere generaties in beton heeft gegoten.
‘De geleidelijke gewenning aan totale bevoogding [door de staat] is uiteindelijk dodelijk voor elk initiatief; van de staat wordt alles verwacht, waaruit dan bij de eerste de beste machtsverschuiving voortvloeit dat alles van hem geëist wordt en men de staat met van alles opzadelt. Een ontwikkeling waarbij de cultuur de staat zijn programma’s voorschrijft, de staat de verwezenlijking van de moraal toedicht, de staat tot algemene steun en toeverlaat wil uitroepen en de betekenis van het begrip staat daarmee ingrijpend verandert.’
Het lezen van Burckhardts ‘Wereldhistorische beschouwingen’ (zijn colleges in Bazel, in de jaren 1870-1871) is als het luisteren naar een opera van Händel.
Het kabbelt rustig voort; soms erger je je aan de gemakzucht van de componist, maar nét op het moment dat je besluit iets anders te gaan luisteren, komt hij met een aria, een duet, waardoor je plots weer geboeid wordt. Burckhardt kabbelt voort. Hij structureert zijn visie op de geschiedenis langs drie thema’s (de staat, de religie, de cultuur), leidt ze in en behandelt daarna keurig alle zes interacties tussen deze drie aspecten – steeds keurig startend bij de oude Grieken, dan de Romeinen, de Middeleeuwen… tot aan de rand van de actualiteit. (Drie slothoofdstukken gaan over losse thema’s.) Toen was het zus, daarna was het zo…. Zo’n schematische aanpak kan gemakkelijk gaan vervelen en dat doet het ook – maar dan ineens werpt de bundel van zijn intellect licht op een onderwerp, een vage toekomst, die lezers anno herkennen. Zoals bovenstaande passage, waarin we gemakkelijk onze moderne, allesdoordringende, bijna totalitaire welvaartstaat herkennen. Dan blijkt Jakob Burckhardt niet alleen een groot historicus met een indrukwekkende greep op de materie en een fenomenaal geheugen (hij droeg zijn colleges volledig uit het hoofd voor), maar ook zoiets als een visionair. En dat wilde Burckhardt nu juist niet zijn.