Hoe het recht op huisvesting moet worden vertaald naar woonbeleid
Huisvesting is een grondrecht en het woonbeleid moet gericht zijn op het verwezenlijken van dat recht. Dit is de centrale boodschap van de grote landelijke demonstraties tegen de wooncrisis, eerst op 12 september in Amsterdam en opnieuw deze zondag tijdens de Woonopstand in het Afrikaanderpark in Rotterdam. Wat betekent dat concreet voor het woonbeleid?
Het recht op huisvesting is vastgelegd in artikel 22 van onze Grondwet en in verschillende internationale verdragen waaraan de Nederlandse Staat zich heeft verbonden. Het woonrecht gaat om “het recht om in vrede, veiligheid en waardigheid in een huis te wonen” en het omvat veel verschillende aspecten, waaronder beschikbaarheid, betaalbaarheid, woonzekerheid, gelijke toegang en zeggenschap. Onder meer de Speciale Rapporteur voor adequate huisvesting heeft richtlijnen opgesteld voor overheden. De wooncrisis is een schending van mensenrechten, schreven mensenrechtenjuristen Rosa Beets en Jan de Vries gisteren in het NRC. De staat moet zich dan ook inspannen voor behoorlijke huisvesting. Dat zou zich moeten vertalen in concrete beleidsmaatregelen.
Dakloosheid bestrijden is prioriteit
Geen dak boven het hoofd hebben tast de menselijke waardigheid aan: zonder huisvesting is het onmogelijk om andere levensbehoeften te vervullen. Toch zijn er in Nederland 36.000 geregistreerde dakloze mensen en het werkelijke aantal ligt veel hoger. Het bestrijden van dakloosheid zou dan ook topprioriteit moeten zijn in een op mensenrechten gebaseerd woonbeleid.