Quasi oprechte ‘maar-mensen’
COLUMN - Je spreekt niet van een ‘explosie’ als je écht vindt dat trans zijn oké is
Er verschijnen tegenwoordig veel artikelen waarin de zorgverlening aan en de positie van trans mensen ter discussie worden gesteld. Ze worden steevast geïntroduceerd met een plichtpleging: ‘Niet dat er iets mis is met trans mensen, maar…’. Het is de obligate knieval, die als vrijbrief dient om precies dat te doen wat je zegt niet te doen: discrimineren.
Want vervolgens leggen de maar-mensen uit dat er sprake is van een zorgwekkende trend. Er zou een ‘explosie’ zijn van trans mensen, vooral van pubermeisjes die zich jongen voelen, en mensen zouden ‘te makkelijk’ in transitie mogen gaan. Vooral de notie dat iemand niet langer verplicht een pakket van ingrepen hoeft te doorlopen voordat ze hun geslachtsaanduiding op hun identiteitsbewijs kunnen veranderen, roept protest op.
Wat opvalt: het zijn vooral gendervaste mensen die zulke bezwaren aanvoeren. Het doet me denken aan mannen die vrouwen haarfijn uiteggen hoe zij zich dienen te gedragen om ‘succesvol’ te zijn, of heteroseksuele mensen die uiteenzetten wat homoseksuelen niet moeten doen indien ze ‘aanvaard’ willen worden.
‘Vragen stellen’, noemden deze maar-mensen het. Dat verklaart niet waarom kranten zulke stukken met enige gretigheid afdrukken. Je spreekt niet van een ‘explosie’ als je écht vindt dat trans zijn oké is. Mij lijkt het conditionele acceptatie. ‘Ze’ moeten eerst aan ‘onze’ voorwaarden voldoen, anders is de boot aan.