OPINIE - “Nait soezen moar broezen,” denken veel Groningers bij de manier waarop de regering omgaat met de problemen met de gaswinning in de provincie. Dit nuchtere gezegde – vrij vertaald “niet lullen maar poetsen” – moet Den Haag ter harte nemen. De plannen die minister Kamp vorige week bekend maakte zijn de eerste concrete toezeggingen naar de Groningers, maar er blijven nog een flink aantal cruciale vraagtekens bestaan.
Hoe heeft het zo ver kunnen komen? Bijna een jaar geleden maakte het rapport van het Staatstoezicht op de Mijnen (SODM) een einde aan een lange periode van struisvogelpolitiek. Wat eigenlijk al jaren vermoed werd stond nu zwart op wit: (sneller) gas winnen leidt tot (zwaardere) aardbevingen. D66 drong aan op snelle actie. Samen met andere oppositiepartijen wilden we de gaskraan deels dichtdraaien en een regeling treffen met de bewoners van het gebied. Zowel de PvdA als de VVD stemden toen tegen en schoven daarmee de beslissing voor zich uit. Ondertussen werd in 2013 voor een record aan gas uit de grond gepompt.
Voor de Groningers is de belangrijkste vraag of zij nog wel veilig zijn in hun eigen huis. Verschillende instanties hebben zich over deze vraag gebogen. Dat de aardbevingen een direct gevolg zijn van de gaswinning staat vast, maar over de risico’s lopen de rapporten uiteen. Volgens de meest voorzichtige voorspelling is de kans op een aardbeving met een kracht van 5 op de schaal van richter kleiner dan 1%, terwijl het meest alarmerende rapport deze kans op 7% schat. Dichtdraaien van de gaskraan levert op termijn stabiliteit, maar op de korte termijn moeten we vooral de huizen aanpakken. D66 wil dat daar snel mee begonnen word, zodat ouders geen kooi meer om het bed van hun kind hoeven te zetten.