Och, och wat zijn we toch allemaal weer bang, constateert Oud Zeikwijf.
Ik zit blijmoedig in tram 10, op weg naar een afspraak in de Balie (020). Opeens blijft die steken op halte Korte ‘s-Gravesandestraat. Vijf minuten, tien minuten, een kwartier… Je blijft zitten want je verwacht dat je toch elk moment weer vertrekt. Maar nee. Alle trams die via deze route naar het Leidseplein gaan stranden achter ons of rijden om. Na een half uur komt er uitleg over de speakers: ‘We wachten op een ambulance.’
Ik denk nog: inderdaad, we staan niet ver van het OLVG én van de Achtergracht (GG&GD), een ambulance heeft waarschijnlijk de trambaan nodig om door te sjezen. Na nog een kwartier horen we eindelijk de sirene. Een team van maar liefst vier broeders en zusters stormt de coupé binnen, buigt zich over een verder perfect gezond uitziende peuter in een kinderwagen, en loopt weer weg, gevolgd door diezelfde peuter in diezelfde kinderwagen, geduwd door, vermoedelijk, zijn moeder.
Mijn buurvrouw en ik kijken elkaar aan. Zij ziet de vraagtekens in mijn ogen en vult aan: ‘Voor je instapte remde de tram plotsklaps en is dat kind met wagen en al achterover gekieperd. De moeder is vast bang dat ie wat opgelopen heeft.’ DE MOEDER IS VAST BANG DAT IE WAT OPGELOPEN HEEFT! Wat dan als ik vragen mag? Een hersenfraktuur? Op 1,5 jarige leeftijd? Terwijl het op die leeftijd zowat je levensinvulling is, voor-, achter- of zijwaarts vallen, de hele dag door? ‘Met vallen en opstaan’ heet het als ik me goed herinner, en niet voor niets. Bovendien heb je op die leeftijd nog niet eens hersens. De moeder was jong en onervaren, dat zag je. Maar een tramvol aanwezigen en niet één die de guts heeft gehad om haar gerust te stellen cq tot de orde te roepen? Was er niemand om haar te wijzen op het OLVG, op geen tien minuten afstand lopen? Nee, niemand durft, iedereen is bang. Dat er toch iets mankeert aan dat kind. Dat het hun schuld zou zijn als het toch fout afliep.
Want dát is wat ze had kunnen doen: rustig met pseudoziek kind en al naar de eerste hulp wandelen, om aldaar drie uur op de wachtstoel te zitten en horen dat de blaag niets mankeert, en als de arts bij zijn positieven was een paar stelregels mee te krijgen voor de volgende honderd keer dat zoiets haar ten dele gaat vallen mocht zij zich in de toekomst aan meer van dit soort voortplantingsexperimenten wagen.
Drie vragen om zelf vast te stellen of je naar de eerste hulp moet rennen, zoals ík die kreeg, 20 jaar geleden, toen mijn oudste van de top van de glijbaan op zijn kop viel:
1) is het kind buiten bewustzijn geweest?
2) staan de pupillen gelijk?
3) is het kind misselijk?
Wat ze nog beter had kunnen doen is: helemaal niets. Iedereen met een beetje verstand (en een aantal koters) weet dat zo’n val niets voorstelt. Je laat echt niet één van de drukste trajecten van heel Nederland drie kwartier lam leggen omdat je buggy is omgekieperd.
Paranoia
Maar dat is buiten de paranoia rekenen die onze (voornamelijk Westerse) samenlevingen in zijn greep houdt. Angst esse die Zehle auf poneerde Fassbinder, en gelijk had hij: angst vergalt ons leven.
Kind met ambulance vervoeren: veilig
Internetdata jaren bewaren door de provider: veilig
Telefoongesprekken op grote schaal afgetapt: veilig
Slimme gas- en elektrameters: veilig
EPD: veilig
Inentingen bij borelingen van twee weken oud: veilig
Camera’s in de openbare ruimte: veilig
Overal ver doorgevoerde regels om ons een gevoel van veiligheid te geven. Let op: een gevoel. Want de veiligheid is niet te geef. Het zijn ook futiele regels. Wel een verplichte gordel in auto’s en zelfs touringcars, airbags om je heen, maar wel steeds snellere auto’s bouwen en met 130 racen op de snelwegen, die bovendien zo snel manoeuvreren dat ze in de bebouwde kom niet meer te ontwijken zijn. De inzittenden worden perfect beschermd, maar de voetganger is vogelvrij. We vreten ons lam aan vatenverstoppende troep, we snuiven/eten/smeren dagelijks aardolieproducten alsof ze niet kankerverwekkend waren, we bewegen alleen in speciale (lees: dure) ruimtes, we bouwen de openbare ruimte vol. We verdelgen wat doodsoorzaken in de marge terwijl de grootste gevaren blijmoedig worden genegeerd
Utopie
We hebben ook een utopisch verlangen naar veiligheid: we graven metrostations onder megapolen en zijn dan verontwaardigd dat er bij brand tientallen doden zouden kunnen vallen. Bij een treinramp, zoals in Amsterdam de dag dat het kabinet viel, walst er een golf van verbijstering over het land, gevolgd, helaas, door een golf van claims. Als de ambulance er acht minuten over doet om ter plaatse te zijn, dan klagen we de broeders aan voor moord. We arresteren cartoonisten omdat ze voor toestanden kunnen zorgen, en pubertwitteraars omdat ze dwaze dingen roepen. Op last van de rechter sluiten we per omgaande een vereniging omdat dat het volk rustig maakt, niet omdat de leden kwaad in de zin hebben, hoe handig die vereniging ook was om mogelijk gevaarlijke elementen in de gaten te houden. We bouwen torens van meer dan honderd verdiepingen hoog en zijn dan stomverbaasd dat bij een ramp er duizenden sterven. Het is ook niet zo dat na de ramp geen torens meer gebouwd worden. Ik persoonlijk vind drie hoog al hoog: bij brand kan ik er immers niet meer vanaf springen. Maar als iemand écht kwaad wil, kan hij zelfs op de 1ste verdieping dood en verderf jagen: als iemand een breivikje wil doen, gaat hij op het Leidseplein in Amsterdam een mitrailleur op de terrassen afvuren. Hoe wou je daar preventie tegen plegen? Het leven ís gevaarlijk.
Je kan niet al het onveilige weg gummen. Dat willen ze wel, onze hoeders, maar dat is een sprookje.