COLUMN - Eén op de vijf Nederlandse gezinnen zit in de schulden. Vast werk voor jongeren is tegenwoordig eerder uitzondering dan regel. De dakloosheid is groot. De prijs van koopwoningen blijft maar stijgen, terwijl huurhuizen schaarser en duurder worden. We kunnen de mest niet meer kwijt. Dieren worden verminkt, gemaltraiteerd en dan opgedist. We stoten meer stikstof uit dan de ons omringende landen.
De overheid jaagt op mensen die ze vanwege hun achternaam of postcode als potentiële uitkeringsfraudeurs bestempelen, en behandelt die soms als schuldig zonder ze kans op weerwoord te geven.
De winsten van grootbedrijven stijgen, maar de lonen van hun werknemers allang niet meer. Overwinsten worden niet aangepakt, integendeel: multinationals krijgen dealtjes van de Belastingdienst, en Nederland prijkt hoog op de lijsten van landen die witwasconstructies op bestelling leveren. Bedrijven die gas oppompen in de noordelijke provincies worden schadeloos gesteld voor hun toekomstige inkomstenderving, maar de mensen die in Groningen, Drenthe en Friesland al jaren met kapotte huizen zitten, moeten geduld hebben.
Intussen kampen we – net als andere landen – met een pandemie, een klimaatcrisis, de ineenstorting van de biodiversiteit, gif in de grond, het water en de lucht, met complotdenkers die op hol slaan, en met extreme religies die het op de persvrijheid en de persoonlijke keuzes van andersdenkenden hebben voorzien.