ACHTERGROND - Waarom is juryrechtspraak in Nederland geen optie, vraagt Willem Korthals Altes zich af.
Juryrechtspraak was onlangs weer even in het nieuws in het kader van het afscheid van voorvechter Wouter van den Bergh als rechter in de rechtbank Amsterdam. Net als bij vorige gelegenheden lijken voorstellen tot invoering van rechtspraak door leken echter ook nu weinig kans te maken. Het Nederlandse rechtssysteem zou daarvoor teveel moeten veranderen en onze cultuur is er niet naar.
Toch zou het jammer zijn als de gedachte achter Van den Berghs voorstel – een groter democratisch gehalte door een actieve betrokkenheid van de burger bij de (straf)rechtspraak – helemaal zou verdwijnen. Ze zou evenwel ook op een andere manier kunnen worden verwezenlijkt. De burger zou dan niet naast de rechter, maar naast de officier van justitie moeten komen te staan. Op die wijze zou hij zelfs een bredere functie kunnen vervullen dan als lid van een jury, die – uitsluitend – over “schuldig of niet schuldig” en eventueel over de straf beslist.
Wat kan een groep burgers – en laten we hen even als OM-jury aanduiden – in die positie betekenen?
Ten eerste kunnen zij als ondersteuning van de officier van justitie dienen bij het beoordelen van het belastend materiaal dat deze tegen de desbetreffende verdachte heeft vergaard. Waar een jury in de traditionele zin op basis van het voorgeschotelde bewijs moet bepalen of de verdachte het delict heeft begaan, wordt van een OM-jury gevraagd te beoordelen of de officier van justitie voldoende in zijn dossier heeft om de verdachte voor de rechter te brengen.