Minderheidsregeringen hoeven niet minder stabiel te zijn

Gastbijdrage van Tom van der Meer (eerder verschenen op Stuk Rood Vlees) Minderheidsregeringen hebben in Nederland een slechte naam. Ze zouden instabiel zijn, en weinig effectief. Begin april verscheen in de Volkskrant een interview waarin staatsrechtgeleerde Wim Voermans dit punt onderstreepte. Hij omschreef de minderheidsregering als een ‘loopgravenoorlog’ en een ‘flipperkastspel’. De Volkskrant kopte zelfs: ‘gedoemd te mislukken’. Maar is dat zo? Verschillende politicologen raden juist aan om de optie serieus op tafel te leggen. Zitten die er dan zo naast? En waarom hebben zowel de Raad voor het Openbaar Bestuur (in 2016) als de Staatscommissie Parlementair Stelsel (in 2018) stellig geadviseerd om de minderheidsregering als een realistisch alternatief te onderzoeken tijdens een kabinetsformatie? Inhoudelijk pleiten verschillende argumenten voor minderheidsregeringen. Ze stellen zowel coalitie- als oppositiepartijen in staat om zich te profileren, en kunnen meer ruimte bieden aan het dualisme tussen regering en parlement. Zeker in een land waar een grote bereidheid bestaat van oppositiepartijen om met voorstellen van de regering in te stemmen, is het risico te overzien. Maar die argumenten zeggen natuurlijk weinig over de stabiliteit van de coalitie die de minderheidsregering draagt? Minderheidsregeringen kunnen even stabiel en effectief zijn als meerderheidskabinetten Cruciaal is hoe je de steun voor een minderheidsregering formaliseert. Wie de minderheidsregering formeert uit bittere noodzaak, bij gebrek aan enige meerderheidssteun, moet niet gek staan te kijken wanneer dat kabinet sneller valt. Maar wie weloverwogen een minderheidsregering formeert, en daarvoor a priori publieke steun vindt bij relatief vaste gedogers, kan op meer succes rekenen. Recent verscheen een onderzoek in West European Politics (hier het publieksblog, hier het wetenschappelijke artikel) van Maria Thürk (U Basel) en Svenja Krauss (U Wenen). Hun studie laat zien onder welke voorwaarden een minderheidsregering succesvol is. Daartoe onderzochten zij 471 regeringen in 30 landen sinds 1977. Daarbij maken ze onderscheid tussen klassieke meerderheidsregeringen, minderheidsregeringen zonder publieke afspraken met gedogers, en minderheidsregeringen met publiek gedoogakkoord. Ze laten zien dat minderheidsregeringen zonder gedoogakkoord inderdaad eerder omvallen dan meerderheidsregeringen. Maar er is geen realistisch verschil in regeringsduur tussen meerderheidsregeringen en minderheidsregeringen met publiek gedoogakkoord. Onderstaand figuur (bron) toont dit effect. Thürk en Krauss omschrijven de constructie als ‘meerderheidsregeringen in vermomming’. Dat zien we tot op zekere hoogte ook terug in de analyses van Simon Otjes en Tom Louwerse naar het stemgedrag in de Tweede Kamer (oa hier en hier). Historische vergelijking Voermans verwijst in zijn interview naar vier kabinetten die in de afgelopen 100 jaar rustten op een minderheidsregering. Het is niet meteen duidelijk of het hier gaat om kabinetten zonder meerderheid in de Tweede Kamer, of dat ook het ontbreken van een meerderheid in de Eerste Kamer volstaat. Een van die vier kabinetten is het hoogst uitzonderlijke en notoire kabinet-Colijn V, dat slechts enkele dagen missionair is geweest, en daarmee afgerond 0% van de zittingstijd heeft volgemaakt. Dit uitzonderingsgeval legt nogal een beslag op de gemiddelde zittingstermijnen van de vier kabinetten die Voermans vervolgens uitrekent. Maar het is niet evident dat een vergelijking met minderheidsregeringen van meer dan een halve eeuw geleden zinvol zijn. De electorale en politieke omstandigheden zijn immers fors veranderd. De kiezers zijn volatiel geworden, zodat meerderheden vele malen sneller wisselen. Grote partijen bestaan niet meer; in plaats daarvan hebben we veel middelgrote partijen die op korte termijn kunnen pieken of dalen. Ook loopt de samenstelling van de Eerste Kamer steeds vaker uit de pas met die van de Tweede Kamer. In de laatste 11 jaar heeft Nederland zo’n 8 jaar gefunctioneerd met een de facto minderheidsregering. Veel regeringen konden in het parlement niet rekenen op een meerderheidscoalitie, waardoor het via deelakkoorden naar meerderheden zocht. Vaak had de coalitie een minderheid in de Eerste Kamer (2011-2012, 2012-2017, 2019-2021). Dit omvatte de hele periode Rutte II (2012-2017), het eerste kabinet dat de rit uitzat sinds Paars I (1994-1998), en waarover al na een paar jaar werd geschreven dat het was uitgeregeerd omdat het alle plannen had verwezenlijkt. En nu? De formatie kijkt weer voorzichtig vooruit. Een minderheidsregering kan als reële optie op tafel liggen. De minderheidsoptie hoeft immers niet instabiel te zijn, en is zeker niet gedoemd te falen. De stabiliteit van zo’n minderheidsregering hangt af van de formalisering van afspraken met gedoogpartners. Maar als zo’n regering wordt gevormd als laatste uitweg uit een politiek precaire positie, en zonder vastgelegde steun van gedoogpartners, biedt dat weinig hoop. Dit artikel verscheen eerder bij Stuk Rood Vlees.

Door: Foto: -JvL- (cc)
Foto: copyright ok. Gecheckt 23-11-2022

Komt er iets terecht van tegenmacht en dualisme?

ANALYSE - Tjeenk Willink schetste het al. Je moet niet verwachten dat een cultuur die in decennia is gegroeid in een paar maanden verdwenen is. En een regeerakkoord op hoofdlijnen verandert iets, maar, in zijn woorden: als de controleur (de Kamer) niet verandert, zal ook de gecontroleerde (het kabinet) dezelfde blijven. Tegenmacht en dualisme veronderstellen dat de Tweede Kamer zich als onafhankelijke macht opstelt. Nu zijn de controleur en de gecontroleerde daarvoor te zeer met elkaar vervlochten. Het vlechtwerk is in handen van de politieke partij.

Over die vervlechting gaat dit artikel en over dualisme dat een vorm van ontvlechting is. Het eindigt met verschillende voorstellen om dat dualisme te vergroten. Een aantal daarvan kwam reeds in het publieke debat langs, zoals een regeerakkoord op hoofdlijnen. Maar ze zijn niet allemaal van voldoende kaliber om langdurige verandering te bewerkstelligen.

Ollongren en het kroonjuweel van D66

Terugkijkend moet gezegd worden dat Kasja Ollongren op een wel heel uitzonderlijke manier de belangrijkste kroonjuweel van D66 opnieuw glans heeft gegeven. Zelfs zonder het zo bedoeld te hebben leidde ze een discussie in over democratische vernieuwing, die ook in ’66 werd gevoerd. Het gebrek aan dualisme klonk toen zo:

“Het parlement kan niet functioneren. De meerderheid van de parlementsleden behoort tot de coalitiepartijen. Dat maakt hun positie zwak en onvrij. Ze zijn meer betrokken bij het bestendigen van de coalitie dan bij de belangen van de kiezers. En de ministers weten dat. Ze kunnen er misbruik van maken. U weet dat ze dat soms doen.”

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Rosenthal verrast in Berlijn: Nederlands tijdens persconferentie

Uri Rosenthal (Foto: Wikimedia Commons)

Het was een belangrijk bezoek voor de kersverse Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Uri Rosenthal. Zijn eerste reis ging naar Duitsland, de belangrijkste partner van Nederland en ook het enige Europese land waar vanuit de regering harde woorden vielen over het nieuwe Nederlandse kabinet. Rosenthal verraste tijdens de persconferentie met zijn Duitse ambtgenoot Guide Westerwelle door Nederlands te spreken. Noch zijn gastheer, noch de Duitse pers verstond zo zijn uitleg over waarom VVD en CDA met de PVV in zee zijn gegaan.

De openingswoorden van Rosenthal waren nog uitgeschreven in het Duits. Rosenthal deed zijn best en met enig doorzettingsvermogen droeg hij ze voor.

‘Briljant Duits’
“Gefeliciteerd met uw briljante Duits. De journalisten zijn wat verlegen, anders zouden ze applaudisseren,” was het merkwaardige commentaar van de Duitser Westerwelle.

Rosenthal probeerde het daarna niet meer in het Duits, maar schakelde na een enkele opmerking in het Engels over op het Nederlands. Toegegeven: een Nederlandse verslaggever stelde een vraag in het Nederlands, maar dat Rosenthal vervolgens in het Nederlands antwoordde is opmerkelijk, want noch zijn Duitse gastheer Westerwelle, noch de Duitse pers verstond zo een woord van wat hij zei. Een tolk was niet aanwezig en dat terwijl het inhoudelijk niet eens zo onbelangrijk was wat hij te melden had.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Gemaakte meerderheden en het minderheidskabinet

Het Binnenhof (foto: flickr/Lightmash)Zesenzeventig zetels. Dat is de meerderheid van het komende kabinet in de Tweede Kamer. Een hele nauwe meerderheid. Maar op veel manieren heeft het komende kabinet niet de steun van een meerderheid: niet van de Nederlands kiezers of de Staten Generaal.
Er is sprake van een manufactured majority: van een minderheid wordt in een verkiezingsuitslag een meerderheid gemaakt om het land regeerbaar te maken. Eigenlijk hoort zo iets bij een land met een districtenstelsel: grappig genoeg is het nu zo dat in het Verenigd Koninkrijk het systeem niet meer werkt, er is een coalitieregering nodig omdat het districtenstelsel geen heldere meerderheden meer oplevert.

Deze coalitie heeft geen meerderheid van de stemmen gehaald. De VVD haalde 20.49% van de stemmen, de PVV 19.63% van de stemmen en het CDA 15.45%. Dat is samen 49.55% van de stemmen. De coalitie partijen hebben alle drie een restzetel binnen gehaald. Restzetels worden in ons kiesstelsel toegekend aan grotere partijen dan aan kleinere partijen: omdat rechts minder versplinterd is dan links zijn zij dus groter. Nou was er een lijstverbinding op links: tussen PvdA en GroenLinks. Als D66 bij die lijstverbinding had gezeten dan was er geen meerderheid gekomen voor rechts. Dan had hun teller stil blijven staan op 75. Links heeft dit kabinet te danken aan zijn eigen verdeeldheid.

Nou zou je kunnen stellen dat met de Trots op Nederland (0,56% van de stemmen) dit kabinet zou steunen en dat de SGP (1.73% van de stemmen en 2 zetels) in de Tweede Kamer hier daadwerkelijk steun aan heeft belooft te geven. Maar toveren met cijfers kan iedereen. Zo hebben uitgesproken tegenstanders van samenwerking met de PVV, Klink (goed voor 33115 stemmen, een halve zetel), Ferrier (1269 stemmen), Koppejan (3604 stemmen) en Schinkelshoek (304 stemmen), samen 39192 stemmen opgehaald. Zonder die stemmen zou het CDA op 20 zetels zijn blijven steken en had GL/PvdA een extra restzetel opgehaald: terug naar 75.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Quote du Jour | Op naar de val van het kabinet?

“Het zal niet de eerste keer in de politieke geschiedenis zijn dat Statenverkiezingen de val van een kabinet inluiden.”
(Hans Goslinga in Trouw)

Een soort Freudiaanse verschrijving van de Trouw-columnist? Hij heeft hier het woord ‘zal’ gebruikt in plaats van ‘zou’. Of is Goslinga nu toekomstvoorspeller geworden? In zijn column wijst hij er terecht op dat de coalitiepartners die het kabinet overeind proberen te houden electoraal ook elkaars grootste concurrenten zijn. VVD en PVV kijken met argusogen of het CDA wel overeind blijft, maar tegelijkertijd zouden ze die partij het liefste opvreten. Opmerkelijk: al in 1848 constateerde Thorbecke dat de Eerste Kamer elke grond en elk doel mist. En Pieter Oud, founding father van de VVD, heeft honderd jaar geleden al gezegd dat als de Eerste Kamer afwijkt van de Tweede Kamer zij de wil frustreert van de rechtstreeks gekozen volksvertegenwoordiging; maar als zij de Tweede Kamer volgt bewijst zij haar overbodigheid.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

het Saillant | Het rechtse gedoogkabinet komt er niet

SaillantLOGODe eerste officiële afhaker bij het CDA is een feit. Het is een kwestie van tijd voordat er meer volgen. Een rechts minderheidskabinet komt er dus niet.

Ik zal eerlijk zijn, de wens is wel enigszins de vader van de gedachte. Maar het is ook niet langer irreëel dat Rutte 1, het droomkabinet van ons Maxime er niet komt, omdat er gewoonweg geen steun is binnen de fractie van het CDA. De eerste afhaker is namelijk een feit. Jan Schinkelshoek de nummer 27 van de afgelopen kamerverkiezingen wenst niet langer aanspraak te maken op zijn mogelijke zetel in de Tweede Kamer.

Eerst waren het prominenten die protesteerden, toen een zeer prominente die vliegende start van de onderhandelingen faciliteerde. Er waren protesterende leden en nog meer bezwaarde prominenten. Er was een (fantoom-)lid in de fractie dat in gewetensnood zou zitten. En toen weer diezelfde zeer prominente CDA-er die zijn ‘ja mits, neen tenzij’-brief schreef. Het rommelde en het rommelde binnen het CDA, maar tegelijkertijd bleef het allemaal bij klagen en zeuren.

De CDA-top had al gemeld dat het congres een belangrijke stem hoewel niet doorslaggevende zou krijgen bij het al dan niet goedkeuren van het nog af te sluiten coalitieakkoord. Maar hoeveel protesterende congresgangers er ook zouden zijn, binnen het gezagsgetrouwe CDA-ledenbestand zou natuurlijk nooit meer dan de helft ook daadwerkelijk tegen een akkoord stemmen. Het land moet natuurlijk wel bestuurd worden, enzo….

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Geert Wilders, een nieuwe regent

Geert Wilders (Foto: Wikimedia Commons/Groep Wilders)

De fractieleiders van de progressieve partijen hebben een Kamerdebat aangevraagd over de legitimiteit van de vorming van een minderheidskabinet, op een moment dat nog niet alle mogelijkheden voor een meerderheidskabinet onderzocht zijn. De rechtse fractieleiders zullen het niet moeilijk vinden deze vraag te beantwoorden. De standpunten van de verschillende partijen liggen zover uit elkaar, dat een meerderheidskabinet zeer waarschijnlijk niet meer mogelijk zou zijn. De onmiddellijke formatie van een minderheidskabinet is een manier om verder tijdsverlies te voorkomen.

Vragen over de vorm die het minderheidskabinet aanneemt zullen echter moeilijker te beantwoorden zijn. De kiezers hebben een aantal duidelijke signalen afgegeven. Een serieus te nemen deel van de Nederlandse bevolking steunt de PVV, zo blijkt uit het verkiezingsresultaat, dus heeft de partij alle recht om bij de formatiebesprekingen aan te schuiven. De winst van de PVV was echter niet het duidelijkste signaal in dit verkiezingsjaar. Dat was namelijk het verpletterende verlies van het CDA. Na acht jaar aan de macht te zijn geweest verloor de partij twintig zetels, de grootste verschuiving bij deze editie. Het is daarom op zich al bevreemdend dat de partij opnieuw in beeld is bij de formatie, maar dit is nog te rechtvaardigen. De afstand tussen links en rechts is zo groot dat het CDA, zo aangeslagen als de partij is, toch weer mee moet doen om Nederland bestuurbaar te houden.

Wat echter nauwelijks valt te verklaren is, waarom het CDA een volwaardig regeringspartner wordt, ondanks het verlies, en dat de PVV, door de kiezer beloont met een gigantische verkiezingswinst, en bovendien groter dan het CDA, slechts gedoogsteun zal leveren. Het CDA hoeft niet te regeren. Door zich als gedogende, stille partner van een kabinet VVD-PVV op te werpen zou de partij aan zijn verplichting om het land bestuurbaar te houden voldoen. Door te gaan regeren negeert de partij een toch wel heel erg duidelijk signaal van de kiezer.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Nederland Gedoogland?

Nu VVD, CDA en PVV komende week serieuze coalitie-onderhandelingen gaan voeren, lijkt het eerste minderheidskabinet uit de Nederlandse parlementaire geschiedenis aanstaande. Wat bezielt Rutte, Verhagen en Wilders om uitgerekend met deze ongebruikelijke variant te komen? En hoe groot is de kans dat dit een stabiele coalitie oplevert die 4 jaar uitzit?

Geert Wilders (wikimedia/Thehurrican007)

De drie partijen hadden uiteraard ook kunnen kiezen voor een ‘normale’ coalitie van gelijkwaardige partners, ieder met ministeriële verantwoordelijkheid. Met een nipte meerderheid van 76 zetels, eventueel opgetuigd met de SGP (de ‘Staphorster variant’), was dit wel degelijk een optie. Sterker nog, een op een ruime Kamermeerderheid leunend kabinet van VVD, CDA en PVV was – althans op papier – voor zowel VVD als PVV altijd de gedroomde variant. Voor de partij van Wilders omdat het simpelweg de enige coalitie was waarbij de PVV zou kunnen aanschuiven. En voor de VVD omdat de partij zo slechts minimale concessies zou hoeven doen op bijv. de hypotheekrenteaftrek, rekeningrijden of andere traditionele rechtse stokpaardjes. Vooropgesteld natuurlijk dat Wilders’ toezeggingen nu meer solide zouden blijken te zijn dan ten tijde van de onvermijdelijke breuk met de VVD-fractie in september 2004.

Maar hoe zat het dan met het sociale gezicht van de PVV, naar het leek letterlijk overgepend uit het verkiezingsprogramma van de SP? Cynischer dan veel PVV-stemmers, hadden Rutte en de zijnen al lang getaxeerd dat de populistische retoriek van Wilders slechts voor de bühne was. De zes jaar die Wilders in de VVD-fractie zat, verdedigde hij immer met verve een stevig neoliberaal beleid. Wilders echte – en enige – issue is de Islam; op het obsessieve af.

Volgende