OPINIE - We willen allemaal meer vrijheid voor, en gelijkwaardigheid van, het individu, maar ondertussen zoeken we ook naar leiding en ankerpunten. Het zoeken naar leiderschap is de last van de individualisering en modernisering, meent Menno Hurenkamp.
Bijna niemand is tegen ‘emancipatie’, het bevrijden van individuen uit verstikkende verbanden. Bijna de gehele politiek pleit dan ook graag vóór modernisering van onze sociale verhoudingen. Graag ruim baan voor minder dwingende arbeidsverhoudingen, minder dwingende gezinsverhoudingen, minder dwingende grenzen van het land en andere bevrijdingen uit de ketenen van het oude, en verstikkende.
Maar de ‘lichte gemeenschappen’ die je daardoor krijgt, hebben ook een prijs. Want wanneer het om de onbedoelde en vaak negatieve effecten van deze modernisering gaat, dan vraagt de politiek juist weer om nieuwe ordening, om herkenbaarheid die al te vrije individuen weer een thuis moet bieden.
Het schuurt dus; roepen dat vrijheid het hoogste goed is en ondertussen kaders willen scheppen om het gevreesde gebrek aan binding een beetje overzichtelijk te houden. Dat wordt bijvoorbeeld zichtbaar in pleidooien voor burgerschap.
In lichte gemeenschappen leer je in de dagelijkse praktijk wat goed burgerschap is; thuis of op straat of op school of in de vereniging oefenen mensen zich in idealen articuleren, meningsverschillen oplossen, vergaderen. Maar dat goede burgerschap wordt op het nationale niveau getoetst: je hoeft niet helemaal te weten hoe je vergadert of hoe je geld inzamelt voor een goed doel, maar je moet wel weten wie een vinger in de dijk stak en wie Willem van Oranje was om een goed Nederlands burger te zijn en het inburgeringsexamen te halen. Dit wringt met de logica van de lichte gemeenschappen.