COLUMN - De discussie over hoe – in hemelsnaam – de tweegradendoelstelling uit het Parijse klimaatakkoord te halen valt zwelt aan. Dat is goed: die discussie moet worden gevoerd. Minder goed: in dat debat worden de wezenlijke keuzes onvoldoende zichtbaar. In plaats daarvan gaat het debat van incident naar incident, waarin telkens een boel wensdenken wordt geprojecteerd.
Op het moment van schrijven staat de gasproefboring Schiermonnikoog ter discussie, en lijkt het dat als we die voorkomen de rest van de Nederlandse energiehuishouding vanzelf klimaatneutraal wordt. De realiteit is natuurlijk dat tegenhouden van welke winning dan ook, kolen, olie of gas, de uiteindelijke uitstoot van CO2 geenszins beïnvloedt, of misschien zelfs wel verergert als een koolstofarme fossiele bron door een koolstofrijkere bron wordt vervangen.
Maar we koesteren ons graag in de illusie. Net zoals we ons vrolijk warmen aan elke nieuwe zonnecel of windturbine die wordt geïnstalleerd, zonder ons te realiseren dat het klimaat zich niets aantrekt van de hoeveelheid zonnecellen of windturbines die er op aarde staan. Het trekt zich alléén wat aan van de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer, en die is voor CO2 dit jaar op alle plekken op aarde, Antarctica incluis, definitief boven de 400 ppm gekomen. Hét meetstation Mauna Loa op Hawaï, bekend van de Keeling-curve, tikte eerder dit jaar 409 ppm aan – een grotere toename ten opzichte van een eerder jaar was er niet. We steken de vlag uit omdat de CO2-uitstoot wereldwijd lijkt te stabiliseren (lijkt, we moeten het nog even afwachten), maar realiseren ons niet dat bij een stabiliserende uitstoot op dit niveau de CO2-concentratie jaarlijks met zo’n 3 ppm stijgt, en in jaren met een el Niño zoals afgelopen jaar nog een tikkie sneller.