De dubbele tong van Hillen
Twee weken geleden bleek uit een interview in Vrij Nederland dat minister van Defensie Hans Hillen de missie in Kunduz ‘vooral militair’ vindt. Deze opmerking ging regelrecht in tegen wat dezelfde minister eerder beweerde, tijdens de Tweede Kamerdebatten in januari dit jaar. Toen had hij nog nadrukkelijk de steun van een aantal oppositiepartijen nodig.
Afgelopen donderdag, in een nieuw debat over de kwestie en onder druk van GroenLinks, de ChristenUnie en D66, kwam hij terug op zijn uitspraken. Het is opeens toch niet een missie ‘in de militaire zin van het woord.’
In hetzelfde debat maakte Hillen nog een opmerking, over de aard van het werk van de Nederlandse militairen in Kunduz, waaruit opnieuw zijn dubbele tong blijkt. ‘Ik zou willen dat het woord ”militair” niet alleen geassocieerd wordt met schieten, kogels en tanks, maar juist met hetgeen onze militairen de afgelopen jaren internationaal hebben laten zien op het punt van ontwikkelingssamenwerking en op het punt van de opbouw van rechtsstatelijkheid,’ aldus Hillen.
Een paar maanden eerder, tijdens een toespraak in Brussel, beweerde hij het totaal tegenovergestelde. De minister was toen nog van mening, aldus het NRC Handelsblad, ‘dat militairen meer moeten vechten en zich minder als ontwikkelingswerkers moeten gedragen.’ In een toelichting op de toespraak voegde hij toe dat ‘militairen weer (moeten) doen waarvoor ze zijn – militaire taken verrichten en militaire successen behalen en tonen.’ Daar werd nog aan toegevoegd dat we ‘als krijgsmacht te veel van ons merk verwijderd geraakt’ zijn. De NAVO zou tenslotte bestaan om ‘vuurtjes uit te trappen, niet om missionaris van de wereld te zijn.’