Onze man in Beirut

Libanon, begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Het land is verwikkeld in een burgeroorlog tussen christenen, soenieten, sjiiten en Palestijnen. Een groot aantal schietgrage milities maken de straten van Beirut onveilig. Daarboven verschijnen dan ook nog op zeker moment de Israëlische bommenwerpers. Ze bombarderen delen van de stad waar Palestijnse vluchtelingen wonen in een poging een definitief einde te maken aan de PLO en andere Palestijnse strijdgroepen. Volkskrant-verslaggever Jan Keulen zat er jarenlang middenin, in de meest heftige periode als enige Nederlandse journalist. Hij heeft nu zijn herinneringen opgetekend. Niet alleen over Libanon, maar ook over Syrië, Egypte, Palestina, Jordanië en andere, voornamelijk Arabische landen. Hij was bij alle belangrijke conflicten in het Midden-Oosten. In ‘De oorlog van gisteren’ schrijft hij: ‘De afgelopen veertig jaar zocht ik nooit doelbewust een oorlog op. Het was eerder dat de oorlog mij opzocht.’ Keulen is geen voorbeeld van een traditionele oorlogscorrespondent die -al dan niet ‘embedded’- met de troepen meetrekt. Maar dit citaat komt toch wat vreemd over als je leest hoe hij zich keer op keer met gevaar voor eigen leven begeeft naar plaatsen waar het geweld oplaait. Als Israël de buurt bombardeert waar het PLO-hoofdkantoor staat kan hij niet thuisblijven. Hij heeft daar met anderen zijn toevlucht genomen in een gebouw zonder schuilkelder. Het gebouw aan de overkant wordt getroffen. Keulen ontsnapt na angstige momenten aan de dood. En dat zal niet de enige keer zijn. Keulen wil er bij zijn. Als hij toevallig voor een korte vakantie op Cyprus zit en van daaruit verslag moet doen van de eerste Israëlische bombardementen is hij ‘doodongelukkig’ dat hij niet in Beirut is. Als later het Israëlische leger Libanon binnenvalt en optrekt naar Beirut terwijl hij in Nederland op bezoek is bij zijn ouders wil hij ‘geen moment langer in Nederland  blijven’. 'Hun verhaal moet verteld worden'De oorlog van gisteren’ laat Jan Keulen zien als een betrokken, geëngageerde journalist. Hij reflecteert in het boek op zijn rol als verslaggever en het omgaan met geweld. Mag je in spannende situaties over je eigen angst schrijven? Mag je wel verdienen aan al het leed dat je ziet? ‘Soms walg ik van mijn werk’ schrijft hij. ‘Ik voel me schuldig naar de mensen om me heen: mijn buren, de Libanezen, de Palestijnen, de vluchtelingen, de gewonden, de dodelijke slachtoffers. Het is een dubbel gevoel van schuld en tegelijk schatplichtigheid aan de slachtoffers. Hun verhaal moet verteld worden, maar hoe heftiger dat verhaal, hoe meer ruimte ik krijg in de krant en de nieuwsrubrieken op de radio. De journalistieke regel om afstand te bewaren is moeilijk vol te houden. Misschien lukt het als je als journalist een paar weken langskomt om de oorlog te verslaan, maar niet als je er als correspondent permanent woont.’ Dat Keulen langdurig in Beirut woont heeft voor zijn journalistiek werk wel veel voordelen gehad. Hij heeft daar een uitgebreid netwerk opgebouwd dat hem ook op latere posten van dienst is geweest. En uit dat netwerk haalt hij informatie die tot dan toe Nederland niet bereikte. Het Israëlisch-Palestijnse conflict is in de Nederlandse media in de vorige eeuw lange tijd hoofdzakelijk in beeld gebracht door Israëlische correspondenten. Keulen was een van de eersten die als inwoner van Libanon de andere kant regelmatig uitvoerig belichtte. Zijn reportages hebben zeker ook bijgedragen aan een langzame verandering in de publieke opinie over het conflict. Niet iedereen was daar even blij mee. Keulen werd zelfs door collega-redactieleden uitgemaakt voor antisemiet. Dieptepunt was de gang van zaken rond de toekenning van de Prijs voor de Dagbladjournalistiek. De jury bleek de Joodse gemeenschap in Nederland gepolst te hebben of die mogelijk bezwaren had als de prijs aan Keulen zou worden toegekend (wat overigens niet het geval was). Keulen reageerde woest, schrijft hij ‘alsof mijn journalistieke werk een Joods stempel van goedkeuring nodig had.’ ‘Hoezo gaan Joodse Nederlanders over onze berichtgeving?’ hield hij adjunct-hoofdredacteur Jan Blokker voor. Als hij later van het Palestijnse dossier wordt afgehaald constateert hij: ‘De Volkskrant en ik groeien uit elkaar’. Uiteindelijk neemt hij zelf ontslag, en vertrekt na negentien jaar ‘met stille trom’ om aan de Universiteit Groningen het vak Journalistiek te gaan doceren. En die rol van docent zet hij later voort in het Midden-Oosten. Het belang van een netwerk Het boek van Keulen is een interessante bron voor de recente geschiedenis van het Midden-Oosten. Niet zozeer vanwege de verslaggeving van de vele gewelddadige conflicten die Keulen er meemaakt. Die ‘oorlog van gisteren’ is niet veel anders dan de oorlog van vandaag. Maar wel omdat Keulen dankzij zijn uitgebreide netwerk in contact is gekomen met vertegenwoordigers van verschillende groepen die hem hun kant van de veelal complexe conflicten lieten zien. Hij interviewde Palestijnen in Libanon en Jordanië, Syriërs, Egyptenaren en Algerijnen. Eén interview in een dagblad of nieuwsrubriek op de radio raakt al snel in de vergetelheid. Met de verwerking van al die stemmen in zijn memoires schrijft Keulen een geschiedenis. Dat gaat ook over de opkomst van de fundamentalistische islam. ‘Allah was nooit ver uit mijn buurt’, schrijft hij. Wat hij toen niet direct waarnam in het dagelijkse leven ziet hij nu terug op de foto’s. ‘Op foto’s van het straatbeeld in Beirut en Bagdad in 1980 dragen weinig vrouwen een hoofddoek. Veertig jaar later is de hijab alom aanwezig, evenals de jurken tot de enkel’. Keulen beschrijft ook de groei van de sjiitische Hezbollah in Libanon. Met steun van Syrië en Iran. En de oorlog die Israël en Hezbollah in Zuid-Libanon vervolgens voeren na de aftocht van de Palestijnen. Keulen: ‘Wraak volgde op vergelding en vergelding op wraak. Het startpunt was echter de Israëlische bezetting van Zuid-Libanon en het beleg van Beirut in 1982.’ Zijn standpunt is duidelijk. Veel optimisme voor de oplossingen waaraan het westen zich jarenlang vastklampte is er in zijn boek niet te vinden. Over het Oslo-akkoord tussen Rabin en Arafat zegt hij alleen dat hij er niet in geloofde. De actualiteit van de politieke situatie in Israël/Palestina geeft hem gelijk. De ‘oorlog van gisteren’ is helaas nog steeds de oorlog van vandaag. Jan Keulen, De oorlog van gisteren; herinneringen van een correspondent. Uitgeverij Jurgen Maas, 381 blz. Prijs: €26,95

Foto: daves_archive1 (cc)

Politiek correct gekwaak

COLUMN - Mijn reactionaire visie op de wetenschap is geen geheim. Begin eens met het herstel van voldoende brede opleidingen. Of liever, denk aan een alternatief voor de universiteit, want het huidige instituut is slecht voor het personeel, slecht voor de wetenschap en slecht voor de samenleving. Verder is mijn enige politieke oordeel dat mensen die het hebben over “rechts” of “links”, doorgaans weinig interessants te zeggen hebben.

Ooit hadden die woorden betekenis. Namelijk toen “rechts” stond voor het bewaren van gevestigde normen en waarden, die immers het cement van de samenleving vormen, en toen “links” stond voor het kritisch bevragen van de heersende ideologie, die immers voortdurende herijking verdient aan de veranderende omstandigheden. Maar die betekenissen zijn vergeten. Al in 1982 wees Renate Rubinstein erop dat het woordenpaar op zoek was naar betekenis. Inmiddels worden “links” en “rechts” alleen nog gebruikt ter typering van degenen waarmee je het oneens bent. Betekenisloos.

 

Grote Ontdekkingen

Nou ja, toch. Even. Ik had het ergens gehad over de Grote Ontdekkingen. U weet wel, de periode vanaf pakweg 1400, toen Hendrik de Zeevaarder begon aan de systematische verkenning van de Afrikaanse westkust. Portugese zeelieden zeilden steeds verder. Bartolomeu Dias bereikte Kaap de Goede Hoop, Vasco da Gama India. De zeelieden constateerden dat je over de equator kon gaan zonder van de hitte te bezwijken. Dat was anders dan Aristoteles had gezegd. Ze ontdekten ook dat je om Afrika kon zeilen. Dat was anders Ptolemaios had beweerd.

Quote du Jour | Leve de vrijheid!

Hoe bijziend ben je als je Russen wilt cancelen die precies dat meemaakten wat de Oekraïners nu te verstouwen krijgen? Niet het Russisch is het probleem, noch het Russisch volk en al zeker niet de dichters, schrijvers en componisten en andere kunstenaars. Maar de man Poetin is het probleem.

Leve de vrijheid!

Foto: Jared Enos (cc)

Leren van de Weimarrepubliek

COLUMN - Over de opkomst, bloei en ondergang van de eerste parlementaire democratie in Duitsland schreef de historicus Patrick Dassen ‘De Weimarrepubliek’ (Van Oorschot, 2021). Dassen reconstrueert de politieke, maatschappelijke en culturele ontwikkelingen in de periode 1918-1933 zeer gedetailleerd op basis van eigentijdse bronnen. Dat levert ook voor wie de geschiedenis in grote lijnen kent tal van nieuwe inzichten op. Het is bovendien een spannend verhaal over een democratie die langzaam maar zeker om zeep geholpen wordt door een conservatieve elite. Daarbij word je als lezer voortdurend uitgedaagd om de vergelijking met het heden te maken. De geschiedenis herhaalt zich niet, maar toch….

De Weimarrepubliek, vernoemd naar de plaats waar een nieuwe grondwet werd opgesteld, steunde op een centrum-linkse coalitie waarin de sociaaldemocratische SPD aanvankelijk de belangrijkste rol speelde. De nieuwe republiek loste het Keizerrijk af na afloop van de Eerste Wereldoorlog in 1918 en was tegelijk ook een reactie op de socialistische opstanden in het land en het ontstaan van linksradicale Radenrepublieken. In de loop van het tijd kregen conservatieve groepen meer macht in de republiek tot president Hindenburg uiteindelijk op 30 januari 1933 Adolf Hitler aanstelde als ‘rijkskanselier’.

Dassen meent dat het allemaal anders had kunnen lopen en dat deze geschiedenis deels is bepaald door toevallige omstandigheden. Zoals het vroege overlijden van belangrijke steunpilaren voor de eerste Duitse democratische staat, Ebert en Stresemann. Duitsland had ook meer dan andere landen te lijden onder de Grote Depressie en dat was een belangrijke voedingsbodem voor de winst van de nazi’s in 1932. Het jaar daarna leek de NSDAP al over zijn hoogtepunt heen maar de conservatieve elite haalde uit angst voor machtsverlies Hitler in de regering en tekende zo voor het einde van de nog jonge parlementaire democratie.

Foto: Abhi Sharma (cc)

Het verhaal van Carina

RECENSIE - In 1993 was Carina Thuijs pas 22. Ouder is ze niet geworden. Sommigen van ons herinneren zich misschien nog wat uit het nieuws: in de Turkse stad Sivas werd een hotel in brand gestoken door een woedende meute, er vielen 35 dodelijke slachtoffers, Carina kwam als enige uit het buitenland. Waarom was ze in Turkije? Waarom was ze in Sivas, wat hebben De Duivelsverzen er mee te maken, en waarom werd dit hotel het mikpunt van bloeddorstige fundamentalistische massa? Historicus Mahmut Erciyas laat het ons lezen in zijn tweede boek: ‘Carina Thuijs en het bloedbad van Sivas’.

In een inleiding laat Erciyas kort het ons welbekende islamitische terrorisme langskomen: New York, Madrid, Parijs en andere Europese steden. Van afkomst Turks en behorend tot de religieuze minderheid van alevieten, is hij zelf al veel langer bekend met discriminatie en geweld tegenover zijn gemeenschap. Hij was 17 toen Carina vermoord, en daarmee ongewild bekend werd onder alevieten. Hoe dat zo kwam lezen we later.

Het boek begint luchtig en beschrijvend. We lezen dat Carina is geboren in Doetinchem, we lezen waar haar ouders vandaan komen en hoe zij elkaar ontmoet hebben. Op het voortgezet onderwijs ontmoet ze toekomstige hartsvriendin Carine, die onder de indruk is van de zelfverzekerdheid van Carina: ze is zelfstandig, slim en op school ook behoorlijk eigenwijs. Halfweg haar pubertijd ontwikkelt ze een interesse in reizen en andere samenlevingen.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: candi... (cc)

Een Hollandse jongen aan de Ebro

RECENSIE - In de Spaanse burgeroorlog (1936-1939) hebben tienduizenden vrijwilligers meegevochten aan de kant van de Republiek tegen het leger van generaal Franco. Ze kwamen uit alle Europese landen en uit de Verenigde Staten en Canada. Onder hen naar schatting ongeveer 650 Nederlandse anti-fascisten. Voor hen was de ‘burgeroorlog’ vooral een oorlog tegen het opkomend fascisme in Europa. Het was wat nu wel wordt genoemd een proxy war, en als zodanig een voorbode van de Tweede Wereldoorlog. Franco kreeg de steun van fascistisch Italië en Portugal en van nazi-Duitsland dat vandaag precies 85 jaar geleden het stadje Guernica platbombardeerde. De Republiek kreeg alleen steun van de Sovjet-Unie en Mexico. Alle democratische Europese landen stelden zich neutraal op. De linkse beweging en met name de communisten verzetten zich tegen deze non-interventiepolitiek. Comités voor hulp aan Spanje waren overal actief en er werden vrijwilligers geworven om deel te nemen aan de strijd tegen Franco, volgens de ‘brigadisten’ hoogst urgent om de dreigende opmars van de fascisten in Europa te keren.

Een van de Nederlandse vrijwilligers was Evert Ruivenkamp uit Den Haag. Van hem is nog niet zo lang geleden een dagboek gevonden dat nu met een inleiding en nawoord van Yvonne Scholten integraal is gepubliceerd onder de titel Een Hollandse jongen aan de Ebro. Het dagboek is in de woorden van Geert Mak ‘een unieke vondst’. Er is veel geschreven over de Spaanse Burgeroorlog. Bekende schrijvers zoals Orwell, Hemingway en de Nederlandse Jef Last waren in Spanje en getuigden van de inzet van de internationale brigades. Joris Ivens maakte er zijn documentaire Spaanse aarde. Er zijn in de loop van de jaren vele getuigenissen van vrijwilligers verschenen. ‘De oorlog begon in Spanje’ is een boek gebaseerd op interviews uit de jaren tachtig met Nederlandse oud-Spanjestrijders. Het  dagboek van Ruivenkamp is het eerste verslag van het dagelijks leven van een Nederlandse brigadist in de oorlog dat in dezelfde tijd is geschreven. Het is ook uniek omdat het tot nu toe het enige dagboek is van een van de ‘gewone jongens’ die naar Spanje gingen, schrijft Scholten. ‘Het gros had ook nauwelijks enige scholing, soms niet meer dan een paar jaar lagere school. Ook Evert had maar een beperkte opleiding gehad,maar zijn Nederlands is voortreffelijk en zijn verslag zeer levendig.’ Ze veronderstelt dat hij het dagboek heeft geschreven na thuiskomst op basis van aantekeningen die hij in Spanje heeft gemaakt.

Foto: Victoria Pickering (cc)

Het verschil tussen een land en een regime

OPINIE - Duitsers zijn in Nederland tot ver na de oorlog niet erg populair geweest. De haat tegen de oosterburen speelde mee bij voetbalwedstrijden. En de stereotype beelden van dikke, roodverbrande, bier drinkende mannen in zandkuilen aan het Noordzeestrand deden nog decennia na de bevrijding de ronde. Voor mij was Duitsland lange tijd bijvoorbeeld ook geen aantrekkelijk vakantieland en dat had alles te maken met een beeld van Duitsers dat – onbewust misschien, maar toch- terug te voeren was op de bezettingstijd.

Duitsers of nazi’s?

Mijn beeld van Duitsland en de Duitsers is in de loop van de tijd door twee verschillende contacten gecorrigeerd. Op de eerste plaats door oud-verzetsstrijders. In hun verhalen waren niet de Duitsers de vijand, maar de nazi’s. Terecht natuurlijk. Hoeveel Duitsers, joden en niet-joden, zijn zelf niet het slachtoffer geworden van het naziregime? Natuurlijk kan de overweldigende steun van de Duitse bevolking voor het regime niet ontkend worden. Maar de misdaden van de nazi’s moeten op de eerste plaats toegerekend worden aan een barbaars regime dat ook de eigen bevolking onderdrukte. Wie ‘het volk’ als zodanig schuldig verklaart trapt in dezelfde val als de fascisten.

De tweede correctie op mijn beeld van de Duitsers kreeg ik veel later toen ik in contact kwam met de Duitse Groenen. Hun standpunten, hun verhalen en de cultuur van hun partij leken – althans aan het begin van deze eeuw- als twee druppels water op wat ik tegenkwam bij GroenLinks. Ik ontmoette Duitsers die niet of nauwelijks verschilden van politiek gelijkgestemde landgenoten. Misschien gold dat wel voor alle Nederlanders en Duitsers?

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Renaud Camus (cc)

‘Geen spoor van beschaving’

RECENSIE - Het dagboek van Kolonel Willem de Veer, die in 1913 op een internationale vredesmissie Albanië bezocht, geeft niet alleen een beeld van de politieke situatie op de Balkan aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog maar ook van de culturele kloof tussen Nederland en Albanië. Een boekbespreking van gastauteur Raymond Detrez (op de foto de Brug van de Vezier bij Kukës in Noord-Oost Albanië).

Albanië wordt over enkele jaren ongetwijfeld de zoveelste volwaardige lidstaat van de Europese Unie, maar toen het land in 1912 als onafhankelijke staat onstond leken zijn overlevingskansen niet bijster groot. Griekenland, Servië, Montenegro en Bulgarije hadden eerder een militair bondgenootschap gesloten om de Osmanen definitief van de Balkan te verdrijven en meteen ook in grote lijnen afgesproken hoe ze het veroverde gebied onder elkaar zouden verdelen. Daarbij claimden Servië en Montenegro het noorden van Albanië (met Kosovo); Griekenland wilde het zuiden. Mochten ze hun zin krijgen, dan waren de Albanezen als volk tot verdwijnen gedoemd. Om dat te voorkomen riepen Ismail Qemali en enkele andere Albanese leiders op 28 november 1912, kort na het uitbreken van de Eerste Balkanoorlog, in Vlorë de onafhankelijkheid uit. Gelukkig bleken de Grote Mogendheden van die tijd in mei 1913 bereid om met het Verdrag van London die onafhankelijkheid te erkennen. De Albanezen hadden het Osmaanse Rijk decennia lang beschouwd als de beste bescherming tegen de expansiedrift van hun buren (al hadden ze wel geijverd voor meer autonomie binnen dat rijk), maar toen de Osmanen van de Balkan werden verdreven, was onafhankelijkheid de enige overlevingskans.

Foto: Clivid (cc)

Dekolonisatie in de geschiedschrijving

RECENSIE - Objectiviteit zal in de geschiedschrijving altijd een discussiepunt blijven. Wat er vroeger gebeurd is en welke betekenis we daaraan moeten geven zal door diegenen die er bij waren moeilijk anders dan vanuit hun subjectieve beleving kunnen worden weergegeven. En degenen die er niet bij waren en er later op terugkomen kunnen zich moeilijk volledig losmaken van hun eigen tijdgebonden denkkader. Waar het dus bij de beoordeling van geschiedkundig werk om zou moeten gaan is de vraag of de auteur zich rekenschap heeft gegeven van zijn of haar handicap en of er op z’n minst een goede poging is gedaan om de nodige afstand te bewaren om in de richting van de -helaas onhaalbare- objectiviteit te komen. Tegen deze achtergrond ben ik altijd geïnteresseerd in kritische beschouwingen over geschiedenisboeken. Die zijn doorgaans nuttig en leerzaam. Soms zijn ze ook vermakelijk.

Het valt me echter moeilijk een kritische beschouwing serieus te nemen als de criticus mij al vanaf de allereerste pagina ervan probeert te overtuigen dat hier geen sprake is van wetenschappelijk verantwoord werk, ‘maar van manipulatie en geschiedvervalsing’. Dat schrijft Bauke Geersing in de tweede alinea van zijn inleiding op De Nederlandse krijgsmacht tijdens de dekolonisatie van Nederlands-Indië 1945-150; hoe het NIMH deze geschiedenis manipuleert en vervalst. In dat boek bekritiseert hij een uitgave van het Nederlands Instituut voor Militaire Historie, onderdeel van een door de regering geïnitieerd onderzoeksprogramma waarvan de resultaten op 17 februari 2022 zullen worden gepresenteerd. Dit deel heet: ‘Krijgsgeweld en Kolonie – Opkomst en ondergang van Nederland als koloniale mogendheid 1816-2010‘ en Geersings kritiek richt zich met name op hoofdstuk 11 van dit boek ‘De oorlog met de Republiek Indonesië 1945 -1950/1952‘. Nog voordat de inleiding met beschuldigingen aan het adres van de auteurs en uitgever ten einde komt confronteert Geersing mij vervolgens op p. 16/17 al met zijn conclusie over de wetenschappelijke ondeugdelijkheid van het besproken boek:

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Foto: Richard Scoop (cc)

Historische excuses

COLUMN - Wat of ik als historicus en als Amsterdammer nou vond van de historische excuses die burgemeester Halsema onlangs maakte voor het slavernijverleden? Ik had de vragensteller graag een wijs en diepzinnig antwoord gegeven, maar ik heb geen uitgekristalliseerde mening. Dat wil niet zeggen dat ik niet een paar losse, half uitgewerkte gedachten zou hebben.

Kentheorie

Om te beginnen zit er aan zo’n historisch excuus een kentheoretisch aspect. Niemand zal ontkennen dat het geweldig goed was toen Willy Brand door de knieën ging voor het monument voor de Getto-opstand in Warschau, want zowel hijzelf als de andere aanwezigen hadden de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Het maken van een excuus voor iets dat lang geleden is gebeurd veronderstelt dat er zoiets zou zijn als een overerfbaarheid in slachtofferschap en daderschap. Ik weet niet goed hoe ik zoiets zou kunnen onderbouwen.

Begrijp me niet verkeerd: er bestaan historische continuïteiten en die zijn met het sociaalwetenschappelijke instrumentarium te onderbouwen. Maar ik weet gewoon niet goed hoe ik slachtofferschap na het verstrijken van tijd nog kan documenteren. Als ik lees dat een intelligent en gewaardeerd schrijver als de Libanees Amin Maalouf oppert dat het Westen zich moet verontschuldigen voor de Kruistochten, bekruipt mij een zekere ergernis. In de eerste plaats omdat “het” Westen niet bestaat en in de tweede plaats omdat naar mijn idee de Ottomaanse periode de historische continuïteit heeft gebroken.

Vorige Volgende