Libanon, begin jaren tachtig van de vorige eeuw. Het land is verwikkeld in een burgeroorlog tussen christenen, soenieten, sjiiten en Palestijnen. Een groot aantal schietgrage milities maken de straten van Beirut onveilig. Daarboven verschijnen dan ook nog op zeker moment de Israëlische bommenwerpers. Ze bombarderen delen van de stad waar Palestijnse vluchtelingen wonen in een poging een definitief einde te maken aan de PLO en andere Palestijnse strijdgroepen. Volkskrant-verslaggever Jan Keulen zat er jarenlang middenin, in de meest heftige periode als enige Nederlandse journalist. Hij heeft nu zijn herinneringen opgetekend. Niet alleen over Libanon, maar ook over Syrië, Egypte, Palestina, Jordanië en andere, voornamelijk Arabische landen. Hij was bij alle belangrijke conflicten in het Midden-Oosten. In ‘De oorlog van gisteren’ schrijft hij: ‘De afgelopen veertig jaar zocht ik nooit doelbewust een oorlog op. Het was eerder dat de oorlog mij opzocht.’
Keulen is geen voorbeeld van een traditionele oorlogscorrespondent die -al dan niet ‘embedded’- met de troepen meetrekt. Maar dit citaat komt toch wat vreemd over als je leest hoe hij zich keer op keer met gevaar voor eigen leven begeeft naar plaatsen waar het geweld oplaait. Als Israël de buurt bombardeert waar het PLO-hoofdkantoor staat kan hij niet thuisblijven. Hij heeft daar met anderen zijn toevlucht genomen in een gebouw zonder schuilkelder. Het gebouw aan de overkant wordt getroffen. Keulen ontsnapt na angstige momenten aan de dood. En dat zal niet de enige keer zijn. Keulen wil er bij zijn. Als hij toevallig voor een korte vakantie op Cyprus zit en van daaruit verslag moet doen van de eerste Israëlische bombardementen is hij ‘doodongelukkig’ dat hij niet in Beirut is. Als later het Israëlische leger Libanon binnenvalt en optrekt naar Beirut terwijl hij in Nederland op bezoek is bij zijn ouders wil hij ‘geen moment langer in Nederland blijven’.
'Hun verhaal moet verteld worden'
‘De oorlog van gisteren’ laat Jan Keulen zien als een betrokken, geëngageerde journalist. Hij reflecteert in het boek op zijn rol als verslaggever en het omgaan met geweld. Mag je in spannende situaties over je eigen angst schrijven? Mag je wel verdienen aan al het leed dat je ziet? ‘Soms walg ik van mijn werk’ schrijft hij. ‘Ik voel me schuldig naar de mensen om me heen: mijn buren, de Libanezen, de Palestijnen, de vluchtelingen, de gewonden, de dodelijke slachtoffers. Het is een dubbel gevoel van schuld en tegelijk schatplichtigheid aan de slachtoffers. Hun verhaal moet verteld worden, maar hoe heftiger dat verhaal, hoe meer ruimte ik krijg in de krant en de nieuwsrubrieken op de radio. De journalistieke regel om afstand te bewaren is moeilijk vol te houden. Misschien lukt het als je als journalist een paar weken langskomt om de oorlog te verslaan, maar niet als je er als correspondent permanent woont.’
Dat Keulen langdurig in Beirut woont heeft voor zijn journalistiek werk wel veel voordelen gehad. Hij heeft daar een uitgebreid netwerk opgebouwd dat hem ook op latere posten van dienst is geweest. En uit dat netwerk haalt hij informatie die tot dan toe Nederland niet bereikte. Het Israëlisch-Palestijnse conflict is in de Nederlandse media in de vorige eeuw lange tijd hoofdzakelijk in beeld gebracht door Israëlische correspondenten. Keulen was een van de eersten die als inwoner van Libanon de andere kant regelmatig uitvoerig belichtte. Zijn reportages hebben zeker ook bijgedragen aan een langzame verandering in de publieke opinie over het conflict. Niet iedereen was daar even blij mee. Keulen werd zelfs door collega-redactieleden uitgemaakt voor antisemiet. Dieptepunt was de gang van zaken rond de toekenning van de Prijs voor de Dagbladjournalistiek. De jury bleek de Joodse gemeenschap in Nederland gepolst te hebben of die mogelijk bezwaren had als de prijs aan Keulen zou worden toegekend (wat overigens niet het geval was). Keulen reageerde woest, schrijft hij ‘alsof mijn journalistieke werk een Joods stempel van goedkeuring nodig had.’ ‘Hoezo gaan Joodse Nederlanders over onze berichtgeving?’ hield hij adjunct-hoofdredacteur Jan Blokker voor. Als hij later van het Palestijnse dossier wordt afgehaald constateert hij: ‘De Volkskrant en ik groeien uit elkaar’. Uiteindelijk neemt hij zelf ontslag, en vertrekt na negentien jaar ‘met stille trom’ om aan de Universiteit Groningen het vak Journalistiek te gaan doceren. En die rol van docent zet hij later voort in het Midden-Oosten.
Het belang van een netwerk
Het boek van Keulen is een interessante bron voor de recente geschiedenis van het Midden-Oosten. Niet zozeer vanwege de verslaggeving van de vele gewelddadige conflicten die Keulen er meemaakt. Die ‘oorlog van gisteren’ is niet veel anders dan de oorlog van vandaag. Maar wel omdat Keulen dankzij zijn uitgebreide netwerk in contact is gekomen met vertegenwoordigers van verschillende groepen die hem hun kant van de veelal complexe conflicten lieten zien. Hij interviewde Palestijnen in Libanon en Jordanië, Syriërs, Egyptenaren en Algerijnen. Eén interview in een dagblad of nieuwsrubriek op de radio raakt al snel in de vergetelheid. Met de verwerking van al die stemmen in zijn memoires schrijft Keulen een geschiedenis. Dat gaat ook over de opkomst van de fundamentalistische islam. ‘Allah was nooit ver uit mijn buurt’, schrijft hij. Wat hij toen niet direct waarnam in het dagelijkse leven ziet hij nu terug op de foto’s. ‘Op foto’s van het straatbeeld in Beirut en Bagdad in 1980 dragen weinig vrouwen een hoofddoek. Veertig jaar later is de hijab alom aanwezig, evenals de jurken tot de enkel’.
Keulen beschrijft ook de groei van de sjiitische Hezbollah in Libanon. Met steun van Syrië en Iran. En de oorlog die Israël en Hezbollah in Zuid-Libanon vervolgens voeren na de aftocht van de Palestijnen. Keulen: ‘Wraak volgde op vergelding en vergelding op wraak. Het startpunt was echter de Israëlische bezetting van Zuid-Libanon en het beleg van Beirut in 1982.’ Zijn standpunt is duidelijk. Veel optimisme voor de oplossingen waaraan het westen zich jarenlang vastklampte is er in zijn boek niet te vinden. Over het Oslo-akkoord tussen Rabin en Arafat zegt hij alleen dat hij er niet in geloofde. De actualiteit van de politieke situatie in Israël/Palestina geeft hem gelijk. De ‘oorlog van gisteren’ is helaas nog steeds de oorlog van vandaag.
Jan Keulen, De oorlog van gisteren; herinneringen van een correspondent. Uitgeverij Jurgen Maas, 381 blz. Prijs: €26,95