Het is zondagmiddag 17 juli en het is boven de dertig graden. We bevinden ons enkele kilometers buiten Watou. Daar, te midden van de weilanden, mais- en hoppevelden is er geen schaduw en brandt de zon acht uur per dag op de kunstenaar Mikes Poppe die daar als een soort boetedoening een beeld achter zich aansleept. Elke dag weer hetzelfde parcours, elke dag weer acht uur lang onder de brandende zon loopt Mikes Poppe daar zijn achtjes, en dat beeld wordt met het uur zwaarder natuurlijk, maar de kunstenaar sleept het beeld het oneindigheidssymbool door. Elke bocht, keer op keer weer. Het spoor is inmiddels al uitgesleten. En het beeld van meer dan 60 kilo, een replica van Michelangelo’s Stervende Slaaf, werkt niet echt mee. Dit is zwaar, dit is gekkenwerk, dit moet een grap zijn, wie bedenkt zoiets, dit is kunst.
Mikes Poppe is helemaal in het zwart gekleed, inclusief hoed. Om zijn schouders draagt hij een juk met daaraan vier metalen kettingen. Daar zit dat beeld aan vast. Poppe loopt vier, vijf, zes stappen en stopt dan even. Dan volgen er weer zes stappen. Fascinerend. En dat acht uur per dag. De route die Mike en het beeld hebben afgelegd is al ingesleten in het weiland. Ik had geen idee waar ik naar zat te kijken, maar ik zat op het puntje van mijn strobaal.
De kunstenaar is onderweg maar komt nergens. Hij lijdt. Ik zag na een tijdje zelfs een glimp van de lijdende Christus in dat weiland die middag. Performancekunst, ik zie het veel te weinig. En de boer, hij ploegde voort. Daarna was het tijd voor een lekker koud biertje op het dakterras van de Bernardus Brouwerij die daar iets verderop staat. Ik hou van kunst, maar ik moet er wel iets te drinken bij hebben.
In het West-Vlaamse dorp Watou, op de grens met Frankrijk, wordt al sinds midden jaren tachtig een kunst- en poëziefestival georganiseerd gedurende de zomermaanden. De kunst is te vinden op verschillende locaties in het dorp. In de kerk, in de schuur van een bedrijf, in een leegstaand pand, in de kelder van de brouwerij en dus ook in een weiland. En dat werkt erg prettig. Er hangt geen museale gewijde sfeer en je wordt steeds verrast door de karakters van de verschillende locaties. Ik bedoel, wanneer kom ik nou in een kerk?
[caption id="attachment_339670" align="alignnone" width="300"] Watou 2002, Koen Vanmechelen, The Narrative.[/caption]
En dan hebben we nog de poëzie. Dat wat Watou zo speciaal maakt, de combinatie kunst en poëzie. Toegegeven, vroeger was alles beter. Vroeger, toen Watou nog georganiseerd werd door Gwy Mandelinck, toen zag je een kunstwerk (in de slagerij bijvoorbeeld, die verbouwd werd, of een verlaten klooster, een bejaardentehuis) en dan hoorde je uit een luidspreker de stem van Komrij, Claus of Luuk Gruwez. En dat maakte indruk. Dat bleef bij. Dat is er tegenwoordig amper meer bij. Maar gelukkig waren er in deze editie ook enkele sterke gedichten gewoon te lezen. Onder andere het gedicht van Maud Vanhauwaert dat in de kelder van de brouwerij hing, die andere brouwerij, in het centrum, naast Café In het Brouwershof. Het café staat leeg.
Dat brengt ons gelijk bij het volgende kunstwerk: de wietkwekerij in het leegstaande café In het Brouwershof. Kunstenaar Alex Hartley besloot een kunstwerk te realiseren dat paste in de tijdgeest en in de streek. Hij bouwde een verlaten wietplantage na waar net geoogst was. Dus de ramen van de voormalige kroeg waren verduisterd, er stonden potten gevuld met teelaarde op plastic, er hingen lichtbakken boven de potten, er waren snoeren voor de elektra en buizen voor de afzuiging. Een tijdsbeeld.
Grappig was dat een buurman van dat café het niet helemaal vertrouwde wat hij daar zag en de politie belde. En die kwam. Dus toen moest die kunstenaar uitleggen dat, ja, het leek wel op een wietplantage, maar dat was ’t niet. Het was kunst, agent. Humor en kunst. Die combinatie mag wel vaker van mij.
Het kunstenfestival Watou heeft dit jaar twaalf locaties. Eén locatie is in een kasteel, De Lovie, enkele kilometers buiten Watou, tevens de locatie voor mensen met een verstandelijke beperking, dagbesteding onder andere. En kunst maken is daar een onderdeel van. Kunstenares Anne ten Ham heeft op de eerste verdieping van dat, wat vervallen kasteel, een zaal tot kniehoogte gevuld met droge, knisperende herfstbladeren. Dat heeft ze niet alleen gedaan, maar samen met de cliënten van het woonzorgcentrum. Die droegen de BigBags met bladeren de trap op, en zij strooiden het blad uit in de kamer.
Het is een aparte sensatie om die ruimte te naderen. Het is juli, hoogzomer, het is boven de dertig graden, en je ruikt herfst, je hoort de bladeren knisperen onder je voeten en je voelt de herfst tussen je vingers. Weet je wat? Je neemt een bad in dat blad.
Persoonlijk, werd ik nog getroffen, geboeid, geraakt, wat is het woord, door de briefwisseling tussen kunstenaar Tomas Bachot en client/kunstenaar Roland Deketelaere. De achtergrond? Tomas Bachot ziet tijdens een bezoek aan De Lovie het werk van Roland Deketelaere: eindeloze golven, boogjes en dakjes op papier, met balpen. Maar uiterst precies en secuur. En Tomas gaat brieven schrijven aan Roland. En Roland schrijft terug. In zijn guirlandes en golven. En beiden kunnen elkaars brieven niet lezen. En toch hebben ze elkaar wat te vertellen. Dat hele proces, de correspondentie is tentoongesteld in kasteel De Lovie.
Was alles zo goed dan in Watou deze editie? Nee, gelukkig niet, er moet toch altijd ruimte zijn voor teleurstelling: was dit het nou, hadden ze niks beters kunnen bedenken? Maar dat bleef gelukkig erg beperkt, en ach, er is zoveel leuks en interessants te zien in een prettige omgeving.
Kunstenfestival Watou is nog te bezoeken tot 4 september.
Alle foto's: Maria Willems (met toestemming)