Het verkooppraatje was natuurlijk al bijna net zo mooi als het boek zelf: Thaddeus Russell was hard op weg naar een vaste baan aan Columbia University, maar werd, toen in gezaghebbende kringen bekend werd welke ongemakkelijke waarheden hij verspreidde over de geschiedenis van de Verenigde Staten, zonder pardon via de gebruikelijke achterkamertjes en de symbolische achterdeur de academie uitgewerkt. Russell raapte zichzelf bij elkaar en schreef een boek, en dat boek, zo heet het, geeft een totaal nieuwe kijk op de geschiedenis van de Verenigde Staten – een kijk die zo radicaal nieuw en verontrustend is dat er aan de topuniversiteiten van het establishment een taboe op rust. Amerika werd Amerika, zo betoogt Russell, ondanks de Founding Fathers en ondanks al die helden van de diverse emancipatiebewegingen. Amerika werd Amerika dankzij outcasts, criminelen, hoeren, ‘bad niggers’ en drag queens. Amerika is het product van hufters en niet van fatsoensrakkers en, zo is de sluimerende ondertoon, dat is maar goed ook.
Het is een fascinerend boek dat vlotjes wegleest, druipt van de sappige anekdotes, en glimt van het retorische glijmiddel. Thaddeus Russell heeft een doordachte en consistente boodschap, en een goed opgebouwd verhaal, en verkoopt zijn lezer zeker geen citroenen voor knollen. Ach ja, af en toe komt er in de verte een amechtige president voorbij gezeild, en hier en daar verschijnt zo nu en dan een sputterende intellectueel of dominee, maar meestal hebben ze niet zoveel invloed op de loop van het verhaal, en voor je het weet zit je al weer vuistdiep in de rokende, zuipende, feestende, neukende proleten die druk bezig zijn zich geen hol aan te trekken van wat macht, principes en scrupules heeft, die gewoon doen waar men zin in heeft, en die al doende onvermoed de immateriële verworvenheden van de volgende generaties in de grondlak zetten. Met enige triomfantelijkheid ‘ontmaskert’ Russell Martin Luther King en een aantal andere zogenaamde ‘leiders’ van emancipatiebewegingen als schapen in wolfskleren: uiteindelijk, zo heet het, streefden zij assimilatie na en geen emancipatie: wie voor vol wilde worden aangezien, moest in het kuise, benauwde protestants-christelijke stramien en zich het bijbehorende arbeidsethos aanmeten, en de bij sociale marginaliteit horende vrijheden opgeven.