Dagboek
De zaterdagcolumn van Felix Rottenberg uit de papieren editie van het Parool verschijnt iedere zondag, maandag of dinsdag op Sargasso.
Tony Blair heeft tot zijn spijt geen dagboek bijgehouden. Dat is een stommiteit van de eerste orde. In Engeland is de dagboekschrijverij een serieuze aangelegenheid. “Do you diary too?” hoorde ik de legendarische radicale Labour-politicus Tony Benn ooit aan een collega vragen. Benn begon in 1940 aan zijn dagboek, toen zijn vader lid werd van het Hogerhuis en hij zelf nog op de middelbare school zat. Sindsdien volgt hij zijn eigen leven met de pen: zijn debuut in het Lagerhuis, zijn ministerschap onder Harold Wilson, de barre jaren in de oppositie tegen Margaret Thatcher; het is allemaal minutieus beschreven.
Benn nam ook letterlijk alles op: gewapend met een cassetterecorder en een thermosfles met thee plus mok nam hij plaats achter elke forumtafel. Alle debatten en gesprekken werden geregistreerd. ’s Avonds in bed sprak hij bandjes in met een terugblik op de dag, die door zijn vrouw werden uitgetikt en bewerkt.
Een premier in Engeland heeft niet alleen tientallen ambtelijke adviseurs, hij beschikt ook over een grote persoonlijke staf. Dagelijks
zitten vier secretaresses voor hem klaar, van wie twee alleen al om zijn agenda te beheren.
Onbegrijpelijk is het dat op 1 mei 1997, toen Blair aantrad, zijn kabinetssecretaris, die Butler heette, hem niet dringend aanraadde elke dag tien minuten zijn observaties op te nemen. De aanloop tot de oorlog in Irak, bijvoorbeeld, daar willen we toch alles van weten, ook omdat Blair zich heeft laten ontvallen dat zijn besluit mee te gaan met Bush hem bijna beslopen heeft.
Bill Clinton heeft grote invloed gehad op dat besluit. Hij was vóór de oorlog, maar allerminst een militair expert. Talloze nachtelijke
telefoongesprekken heeft Blair gevoerd met de voormalige Amerikaanse president, zijn beste politieke vriend. Impressies van deze
conversaties geven inzicht in de chaotische gedachtewereld van het wonderkind Blair.