Vergezicht
Uitkijkend over de daken,
raakt een mensch
soms van ruimte bevangen,
en neemt dan
verschijnselen waar.
Zie daar!
Nee dáár!!
Daar rijdt langs de wolken
een boer op z’n fiets.
Of zijn het er vier?
Uit Moderne gedichten(1981) – Jules A. Deelder.
Cliché: Alles is eindig. Trekkers die voorbij gaan, files, woede – vreugde – rouw, het leven van dichters.
De laatste maanden doen boeren verwoede pogingen het wat al te geromantiseerde beeld dat burgers van een boer hebben, bij te stellen. De idylle van de godvrezende natuurmens , het idee van de stugge, zwijgzame boer, allemaal flauwekul.
Dat zo’n beeld van de agrariër heeft kunnen ontstaan is de schuld van de poëzie. Vooral de ‘Ballade van de boer’, een gedicht van J.W.F. Werumeus Buning, woekert hardnekkig voort vanwege de eindeloos geciteerde, gepersifleerde, geparodieerde regel: ‘En de boer, hij ploegde voort’.
Het gedicht beschrijft een onverstoorbare boer die, wat er in de wereld ook aan schokkends passeert, zijn werk volhard. Pas toen God het tijd vond hem naar het hiernamaals te halen, “toen spande hij zijn ploegpaard af”.
Hoe is het de boer, poëtisch gesproken, verder vergaan?
De natuurbeschermende of ‘winzuchtige’ boer. In het gedicht van Jan Prins wil de boer de natuur naar zijn hand zetten. Er staat een weinig productieve boom in de weg, dus de bijl ter hand genomen.