COLUMN - Brabant was groot in de leerlooierij en in schoenen. Limburg in kolen, Twente in textiel, het Westland in bloemen en groente. Dat het soms gevaarlijk werk was of het milieu schaadde – van koolstoflongen en instortende mijnen tot overmatig ingeademde chemicaliën en schadelijke uitstoot van CO2 – gaf indertijd niet zo. Je pakte het werk dat je kon krijgen.
Steeds meer soorten werk raken achterhaald, of kun je nu goedkoper elders halen. De Nederlandse oogsten laten we tegenwoordig binnenhalen door Polen die amper het minimumloon krijgen uitbetaald. De productie van textiel en schoenen is allang naar derdewereldlanden verhuisd, waar mensen onder erbarmelijke arbeidsomstandigheden buffelen voor de spijkerbroeken, t-shirts en colbertjes die wij graag zo goedkoop mogelijk willen aanschaffen.
We hebben lang gedacht dat het rijke westen zichzelf kon bedruipen met werk in de dienstverlening, in de zorg, en in het nadenken. Laat de rest van de wereld alle domme en gevaarlijke arbeid maar doen: wijzelf houden tenminste het werk dat aandacht, service, menselijk contact en verstand vergt.
Maar ook dat werk wordt gaandeweg uitgehold. Supermarkten willen graag van hun kassières af: als klant zelf je boodschappen scannen heeft de toekomst, roept Albert Heijn monter! In de zorg worden alle goedkopere, contactgevoelige banen weg gereorganiseerd: iemand die elke dag je steunkousen komt aan- en uittrekken, vinden we tegenwoordig te duur.