EarthBNB
COLUMN - Sinds een week of wat heb ik nieuwe huisgenoten. Nogal veel: inmiddels een paar honderd, schat ik. Ze hebben geen longen en in de open lucht stikken ze binnen het kwartier; als hun omgeving te nat is, verdrinken ze. Ze hebben liefst tien hartjes, die gepaard in hun lijfje zitten: vijf setjes van twee. Ze zijn verrassend sterk: als ze kronkelen, voel je de kracht waarmee ze zich verzetten. (Ik durf alleen de grote op te pakken, bij de kleintjes ben ik enigszins benauwd dat ik ze bezeer.)
Mijn huisgenoten zitten in een wormenton, waar ze mijn huis-, tuin- en keukenafval voor me composteren. Plus een boel karton, dat ze nodig hebben voor de cellulose. Ze zijn nu hard bezig de doos waarin zij en hun nieuwe onderkomen hier arriveerden, in stukjes en beetjes op te eten: een prachtig voorbeeld van de kleinschalige recycling waarvoor ik ze in huis heb gehaald.
Maar een roedel compostwormen verzorgen is iets anders dan omgaan met een kat of hond: je kunt niets aan hun snoetjes aflezen. Je moet hun gedrag bestuderen, en kijken of het goed gaat in hun EarthBNB. Dat kost tijd: je ziet de invloed van elke ingreep op z’n vroegst een paar dagen later. Alsof je een olietanker bestuurt, een mammoetschip gemaakt van tijgerwormen.