In het kader van Zonnige Zomerse vergeZichten over mooie nieuwe progressieve idealen: pleidooi voor een minister-president die boven de partijen staat. Ofwel: een MP bij wie het landsbelang boven het partijbelang staat.
Het is niet ongebruikelijk dat een premier ook politiek leider van een partij is. In een land dat vaak wordt geregeerd door coalities van meer dan twee partijen, wordt de minister-president geacht ‘eerste onder zijn/haar gelijken te zijn’ en vooral als regisseur op te treden.
Hoe menselijk moeilijk het ook is, het zou mooi zijn als de leiders annex lijsttrekkers van partijen hun politieke programma terzijde kunnen schuiven zodra ze door de Koning tot minister-president zijn benoemd.
Maar wacht, dat is onmenselijk moeilijk. Krijgt iemand eindelijk de macht, dan zou zij/hij de idealen niet meer mogen praktiseren? Daar zou een normaal mens knettergek van worden.
Toch, juist in een land dat altijd door coalities wordt geregeerd, zou het handig zijn als tenminste één regeringsfunctionaris niet gebonden is aan partijpolitieke agenda’s om blikveld en handen vrij te hebben voor het grote geheel: het landsbelang.
Dan moeten we wel van wat vanzelfsprekendheden af, die in de loop der geschiedenis zijn gewoonterechtelijk bestuurscultuur zijn geworden. Namelijk dat de grootste partij bij verkiezingen ook de minister-president levert. Slechts drie keer werd de ’winnaar’ buiten de formatie en kabinet gehouden en werd dus niet in staat gesteld de premier te leveren. Dat overkwam de PvdA in 1971, 1977 en 1982.