Omtzigt wil kiesstelsel naar Zweeds model

Dossier:

Nee, het kiesstelsel Omtzigt zou de hooggespannen verwachtingen niet waarmaken (maar kan wel helpen). Een gastbijdrage van Kristof Jacobs, eerder verschenen bij Stuk Rood Vlees.

De kogel is door de kerk: Omtzigt doet mee aan de Tweede Kamerverkiezingen. Het maakt de toch al onvoorspelbare verkiezingen nog onvoorspelbaarder, maar er bestaat een aardige kans dat Nieuw Sociaal Contract het goed gaat doen en mee aan de onderhandelingstafel gaat. Wat wil Omtzigt?

Wel, Omtzigt wil met name ‘goed bestuur’ en ‘bestaanszekerheid’. Goed bestuur moet er mede komen door een nieuw kiesstelsel, een kiesstelsel geïnspireerd door Zweden.  Wat houdt het Zweedse kiesstelsel überhaupt in? Is het voorstel van Omtzigt wel Zweeds? En lost het het probleem op dat Omtzigt ermee wil aanpakken – de stem van de regio’s prominenter maken?

Waarom wil Omtzigt een nieuw kiesstelsel?

In haar basisdocument doet Nieuw Sociaal Contract tien voorstellen, waaronder deze:

“Een nieuw kiesstelsel met provinciale kieskringen om de band tussen kiezers en gekozenen te versterken. (…) In zo’n stelsel zullen regionale parlementariërs minder strak aangestuurd worden door hun partijleiding. De ondervertegenwoordiging van regio’s buiten de Randstad zal verdwijnen. En als een regio, zoals Groningen, niet gehoord wordt, zullen juist de parlementariërs van de regeringspartijen uit die provincie wel aan de bel trekken om bijvoorbeeld de gaswinning te verlagen.”

(Nieuw Sociaal Contract, 2023:10).[1]

Dat zijn natuurlijk grote woorden, en onderzoek naar de effecten van wijzigingen van het kiesstelsel laat zien dat dergelijke hoge verwachtingen zelden waargemaakt worden.[2] Op de vraag of zo’n Zweeds kiesstelsel de hooggespannen verwachtingen zou waarmaken, kan ik dus kort antwoorden: waarschijnlijk niet. Partijen proberen namelijk altijd het systeem naar hun hand te zetten, en daarnaast is dit een bescheiden verandering van het kiesstelsel -later meer hierover – en deze hebben zelden radicale effecten.

Maar is het een stap in de ‘juiste’ richting? [3] Om die vraag te kunnen beantwoorden moeten we eerst het voorstel nader bekijken.

Het voorstel van Omtzigt: Zweden!

Concreet doet de partij het voorstel om:

“een kiesstelsel in te voeren zoals in Zweden wordt uitgewerkt. Dat betekent ongeveer 4 tot 15 Kamerleden die per provincie gekozen worden in een district. Dan worden er nog ongeveer 25 Kamerzetels verdeeld over partijen die het in veel provincies net niet redden, zodat het stelsel uiteindelijk toch leidt tot evenredige vertegenwoordiging.”

Dat is best nog wel vaag, maar to be fair, de partij geeft aan dat ze dit later in een bundel “goed bestuur in beweging” gaan uitwerken. Met de beschikbare informatie komen we sowieso wel een eind voor dit blog.  Een Zweeds kiesstelsel dus. Maar wat houdt dat in?

Het Zweedse kiesstelsel is complex

In de wondere wereld van kiesstelsels zijn er maar weinig kiesstelsels zo ‘simpel’ als het Nederlandse. De meeste kiesstelsels zijn complex tot bijzonder complex met allerlei regels en uitzonderingen die op vernuftige wijze in elkaar passen. Het Zweedse stelsel is zo’n complexer stelsel.

In Zweden bestaat het Parlement slechts uit één kamer -de Riksdag- en die heeft 349 zetels. 310 daarvan worden verdeeld op basis van de stempercentages in de 29 afzonderlijke kieskringen waarbij gebruikt wordt gemaakt van de zogenaamde Modified Saint-Laguë methode, een variant op de D’Hond methode die we hier in Nederland kennen.  De aantallen zetels die partijen zo hebben verkregen worden opgeteld. Deze zetelverdeling is leidend.

Daarna volgt een wat bijzondere tweede hypothetische verdeling waarbij nu 349 zetels worden verdeeld op basis van de totale aantallen stemmen voor partijen over het hele land. Dit is dus meer vergelijkbaar met wat we in Nederland doen. De rekenmethode is ook nu weer dezelfde Modified Saint-Laguë methode. [4]

Die twee verdelingen worden dan vergeleken met elkaar. Wanneer een partij meer zetels heeft in de tweede, hypothetische zetelverdeling, dan krijgt het extra zetels uit de pot van 39 compensatiezetels, [5] wederom volgens de Modified Saint-Laguë methode. [6] Wanneer een partij minder zetels heeft in de tweede, hypothetische zetelverdeling, dan verandert er niets en wordt dus in de praktijk het aantal compensatiezetels lager.  Het resultaat is dat het Zweedse kiesstelsel minder evenredige resultaten oplevert dan het Nederlandse, maar dat het verschil vrij beperkt is. [7]

Het voorstel Omtzigt is inderdaad vrij Zweeds [8]

Het voorstel Omtzigt komt vrij aardig overeen met een Zweeds kiesstelsel. Het percentage van de zetels dat wordt bepaald op basis van de uitslag in districten is gelijkaardig (afgerond 85.5% versus 89% in Zweden). Daarbij moet wel vermeld dat de Zweedse Riksdag veel groter is dan de Nederlandse Tweede Kamer. Langs de andere kant is het aantal kieskringen ook beduidend lager (12 versus 29 in Zweden), dus is de gemiddelde district-grootte ook hier gelijkaardig (afgerond 10,4% versus 10,7% in Zweden).

Wel opletten voor verschillen tussen de provincies. In het voorstel van Omtzigt zal de praktische kiesdrempel voor provincies met slechts 4 te verdelen zetels bijzonder hoog zijn (15%), in provincies met 15 te verdelen zetels is die drempel lager (afgerond 4,69%). Dat kan dan deels gecompenseerd worden via de tweede hypothetische verdeling van de overgebleven 25 zetels. Omdat de proportie compensatiezetels vergelijkbaar is met de Zweedse, zou ik toch een vrij proportionele uitslag verwachten. [9]Maar: dat hangt af van de wettelijke kiesdrempel die men voor ogen heeft. Even wachten op de details van het voorstel dus om hier een oordeel over te kunnen vellen.

Een Zweeds kiesstelsel kan een Groningen helpen voorkomen, maar niet een toeslagenaffaire

Wat betekent dit nu in de praktijk? Eerlijk is eerlijk: het kiesstelsel Omtzigt doet in essentie wat het beoogt te doen.  Het creëert incentives om de provincies in de periferie niet te negeren. Een toeslagenaffaire hou je er niet mee tegen, maar de etterende situatie in Groningen misschien wel, zeker in een gefragmenteerd partijlandschap zoals het Nederlandse.  Elke zetel doet er namelijk toe.

Maar daar horen wel wat kanttekeningen bij. Afhankelijk van (1) de wettelijke kiesdrempel die wordt gekozen, (2) de grootte van de districten per provincie en (3) of een kandidaat in meerdere provincies op een lijst kan staan, zorgt dit stelsel er inderdaad voor dat Tweede Kamerleden meer incentives hebben om met de regio rekening te houden. Als de kiesdrempel hoog is (onwaarschijnlijk), de districten in de regio vrij weinig zetels te verdelen hebben (wel waarschijnlijk) en kandidaten in meerdere provincies op de lijst kunnen komen (ook niet onwaarschijnlijk, want nu ook zo) dan is dit effect wellicht beperkt.

Bovendien is het kiesstelsel Omtzigt wel complexer dan het huidige Nederlandse systeem. Dat is logisch, want er bestaat haast geen simpeler systeem dan het huidige systeem.  Dit gaan vooral politieke partijen voelen: door de compensatiezetels is het vaak onvoorspelbaar hoeveel zetels een partij gaat halen in een bepaalde provincie. Daarnaast zal het even wennen zijn voor de kiezer dat hij/zij niet altijd op de nationale lijsttrekker van een partij kan stemmen.

Niet de wens van de kiezer, maar wel in lijn met argumentatie Omtzigt

Tot slot nog even dit: er is wel vaker op gewezen dat slechts weinig kiezers meer regionale vertegenwoordiging willen. Weinigen van hen maken gebruik van de mogelijkheid om via een voorkeurstem op regionale kandidaten te stemmen en ook uit het Nationaal Kiezersonderzoek blijkt dat een ruime meerderheid van de kiezers geen voorstander is van een versterking van de regionale component.  Dit voorstel is dus niet in lijn met wat de wens van veel kiezers is.

Maar: voor het beoordelen van het kiesstelsel Omtzigt op wat Omtzigt ermee wil bereiken is dit niet relevant. Zijn argumentatie is niet gebaseerd op wat kiezers zelf willen, maar wel op wat het doet met politici. En op dat punt is het voorstel wel in lijn met de gebruikte argumentatie. Oftewel: als je de regio’s prominenter wil maken, dan kan dit kiesstelsel wel degelijk helpen.

Noten:

[1] Overigens: de partij claimt verkeerdelijk dat enkel Nederland en Slowakije alleen een nationaal district hebben. Dat is ook het geval in Israël.

[2] Dat zorgt er dan weer voor dat de voorstanders van het nieuwe kiesstelsel gaan ijveren voor verdergaande wijzigingen.  In het meest extreme geval hebben kiesstelselwijzigingen het omgekeerde effect dan oorspronkelijk de bedoeling was. In die gevallen maken ze de problemen die ze moesten oplossen erger. Niet geheel onverwacht worden ze dan vaak teruggedraaid.

[3] En met ‘juist’ bedoel ik: in de richting die Omtzigt beoogt.

[4] Nederland gebruikt het D’Hondt systeem, een systeem dat iets genereuzer is voor de grotere partijen dan de Modified Saint-Laguë methode.

[5] ‘vereffeningszetels’ of ’top-up zetels’ genoemd.

[6] Om het nog interessanter te maken: de uitzondering zijn de gevallen waar een partij in dat district nog geen zetel behaalde in de eerste zetelverdeling. Dan telt eerst het totaalaantal stemmen dat de partij heeft behaald in dat district.

[7] Voor de liefhebbers: de Gallagher index of disproportionality zit in Nederland zo rond de 1 en in Zweden rond de 2. De scores van Ierland liggen bijvoorbeeld eerder rond de 3.5.

[8] In zijn boek (2021:189-190) heeft Omtzigt het overigens over een Deens voorstel met 110 verkozenen uit provinciale kieskringen en 40 verkozen op een nationale kieskring die worden verdeeld “op zo’n manier dat de Tweede Kamer nog steeds evenredige vertegenwoordiging kent”. Het is nog een mysterie wat hem van mening deed veranderen.

[9] Uit een simulatie voor de Staatscommissie Remkes blijkt dit overigens ook (pagina 119, zie ook De Tussenstand voor de volledige simulatie, p. 35 en 36). Merk op dat het aantal compensatiezetels in deze simulatie 50 is in plaats van 25. Het voorstel Omtzigt is dus wellicht net iets minder proportioneel.

Over de auteur:

Kristof Jacobs is universitair hoofddocent aan de Radboud Universiteit en doet onderzoek naar democratie, referenda, kiesstelsels, verkiezingen & sociale media.

Reacties (6)

#1 Toni

Ik ben het met (de commissie) Remkens eens dat het vreemd is om de kiezer op een gebied onder te verdelen: De plek waar ze wonen. Waarom niet op geslacht? (Mannen mogen alleen op mannen kiezen en vrouwen op vrouwen, krijg je meteen ook een gelijke verdeling van de geslachten in de kamer), leeftijd (zijn we meteen van het gedoe met de ouderenpartijen af), Of beroepsgroep: Ik denk dat corona beter zou zijn aangepakt als er wat meer verpleegkundigen in de kamer hadden gezeten, en het kan volgens mij ook geen kwaad om wat meer beta’s in de kamer te hebben (Hoewel ik daar met ir. Mussert en ir. Eurlings wat minder van overtuigd ben).

Dus als als er al een districten stelsel moet komen, dan ook graag andere onderverdelingen erbij. Met als nadeel dat waarschijnlijk iedereen zijn eigen district wordt.

  • Volgende discussie
#2 Jos van Dijk

Als kiezers in meerderheid versterking van de regionale component afwijzen begrijp ik niet goed wat Omtzigt beweegt. Zijn partij doet me erg sterk denken aan de start van D’66. Er is alle reden om af te rekenen met de oude politieke cultuur. Maar de vraag is of je daarvoor alle kaarten moet zetten op institutionele hervormingen. We weten hoe het met die beroemde ‘kroonjuwelen’ is afgelopen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3 Eric

Laten we niet vergeten dat deze discussie in de praktijk theoretisch is. Er is een grondwetswijziging voor nodig die eerst met meerderheid moet worden aangenomen en na ontbinding en verkiezingen met tweederde meerderheid moet worden aangenomen door zowel de eerste als de tweede kamer. De kiezer loopt er blijkbaar niet warm voor en de machtspartijen zullen hun controle niet willen inperken dus dat dit ergens toe gaat leiden lijkt erg onwaarschijnlijk.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#4 Bismarck

of een kandidaat in meerdere provincies op een lijst kan staan

Als je voor versterking/betere representatie van de regio gaat, zal je met een criterium moeten komen als “de kandidaat staat ten tijde van de kandidaatstelling ingeschreven in een GBA van het kiesdistrict waarvoor deze zich kandidaat stelt”. Dat voorkomt meteen dat partijen inderdaad 12 gelijke kieslijsten voor alle districten indienen.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#5 Co Stuifbergen

Die [link=https://en.wikipedia.org/wiki/Sainte-Lagu%C3%AB_method#Proportionality_under_Sainte-Lagu%C3%AB_method]
Saint-Laguë methode
[/link] probeert de kwadraten van de afwijkingen minimaal te maken.

In de natuurwetenschappen is dat een heel zinvol criterium, want als meetfouten Gaussisch verdeeld zijn, leidt dit tot de meest waarschijnlijk oplossing.

Bij verkiezingen kunnen we ons afvragen of dit het beste criterium is.

Overigens worden in Nederland de grootste partijen bevoordeeld, dus de Saint-Laguë methode lijkt alvast rechtvaardiger.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#6 beugwant

Tot slot nog even dit: er is wel vaker op gewezen dat slechts weinig kiezers meer regionale vertegenwoordiging willen. Weinigen van hen maken gebruik van de mogelijkheid om via een voorkeurstem op regionale kandidaten te stemmen…

Dan is Limburg de uitzondering op die regel. Hoe dichter bij het bed van de kiezer, hoe groter daar de kans op diens stem. Een extreem voorbeeld daarvan is de wildgroei aan lokale Waterbelangen van het CDA bij de Waterschapsverkiezingen. Het CDA heeft daarbij heel goed begrepen dat de doorsnee kiezer geen idee heeft van wat er eigenlijk te kiezen valt, en dan maar in arren moede af gaat op de woonplaats onder de naam van de kandidaat.
Prettig bijverschijnsel in de geest van Omtzigts kiesstelsel is daarbij wel dat de kandidaten dan al goed verspreid over het waterschap wonen.

  • Vorige discussie