Deden we maar niets
COLUMN - De warmste zomer. Droogte die het grondwaterpeil doet zakken, rivieren onbevaarbaar maakt, oogsten in de kiem smoort en het land laat inklinken. Ongekend hevige orkanen. De grootste bosbranden. Overstromingen. Oprukkende woestijnen. Gebieden die tegenwoordig zo heet zijn dat menselijk leven er moeizaam wordt. Steden die in de zomer zonder drinkwater dreigen te komen. De planeet is duidelijk van slag, en het is allang geen griepje meer.
En wat doen we? Deden we maar niets, dat zou al winst zijn. Maar in plaats daarvan gooien we er nog een flinke schep bovenop: de klimaatdoelen van Parijs bereiken is nu alweer minder haalbaar dan toen het akkoord werd gesloten. We stoten nu meer CO2 uit dan ooit tevoren. We maken onderwijl plannen voor extra vliegvelden, en weigeren belasting op kerosine te heffen. Omdat de wegen te vol worden, denken we nu aan drones en vliegtaxi’s – net zolang tot ook het luchtruim vol is?
Het is de hoogste tijd om onszelf minder vaak en minder ver te verplaatsen – Thalia Verkade rekende eerder in De Correspondent akelig inzichtelijk voor dat elk procent meer asfalt tot één procent meer verkeer leidt, en dat onze gemiddelde reistijd, ondanks meer wegen en snellere vervoersmiddelen, maar niet wil afnemen. We rennen harder, maar komen weinig vooruit. Alleen in meer vervuilen slagen we intussen buitengewoon goed. En ook: in doen alsof er eigenlijk niets aan de hand is.