Het Nederturks heeft nog altijd naamvallen
Langzaam maar zeker groeien er op Nederlandse bodem nieuwe talen. Het Nederlands-Turks bijvoorbeeld – de taal van de nakomelingen van migranten uit Turkije die hier opgroeien, over het algemeen vloeiend Nederlands spreken, maar daarnaast ook nog altijd Turks als moedertaal hebben.
Alleen groeit dat Turks vermoedelijk zachtjes weg van de taal zoals die in Turkije gesproken wordt. Julie hoeven niet raar op te kijken als je over honderd jaar wakker wordt en dan ineens ontdekt dat er in de loop van de tijd een nieuwe taal is ontstaan, het Nederturks, dat afwijkt van wat er in Anatolië gesproken wordt – doordat het Turks hier doorlopend in aanraking is met het Nederlands, maar ook doordat een taal als ze in verschillende gebieden gesproken wordt vanzelf uiteenvalt.
Hülya Şahin beschrijft in haar onlangs in Nijmegen verdedigde proefschrift Cross-linguistic influences de eerste stapjes van dat proces. In de loop van de afgelopen jaren deed ze een aantal onderzoekingen die ze in dit proefschrift bundelt (een ervan gaat overigens niet over het Turks, maar over het Papiamento). De conclusie: de veranderingen zijn nog heel voorzichtig, maar ze zijn er wel.
Vooralsnog gaan die verschillen vooral over vaste verbindingen. Turkstalige Nederlanders zeggen wel dat ze de ‘otobüs-ü aldım’, de bus nemen, net als in het Nederlands. In Turkijke is het gebruikelijker om te zeggen dat je de ‘otobüs-e bindim’, de bus haalt. Zo zeggen Nederturken ook gemakkelijker ‘Türkçe arkadaş-ım’ (mijn Turkse vrienden), terwijl ze in Turkije het liever hebben over ‘Türk arkadaş-ım ‘(mijn Turkenvrienden).