Minister Leers lijkt nauwelijks de ruimte te hebben om ook maar iets te kunnen doen. Dat ligt aan zijn portefeuille, maar ook aan de ingewikkelde bestuurlijke constructie waarin immigratieministers moeten opereren, zegt Peter Scholten, Universitair Hoofddocent Beleid & Politiek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam
Ongeacht of de recente geruchten van de Volkskrant rondom zijn positie waar zijn, kan rustig gesteld worden dat Minister Gerd Leers van Immigratie, Integratie en Asiel zich in een weinig benijdenswaardige positie bevindt. Niet alleen heeft hij een politiek bijzonder gevoelige portefeuille, bestuurlijk gezien is zijn positie erg beperkt en complex.
Waar aan de ene kant deze minister een enorme politieke en maatschappelijke druk ervaart tot het voeren van een zeer restrictief immigratiebeleid en een zeer voortvarend integratiebeleid, zijn de bestuurlijke mogelijkheden daartoe zeer beperkt. Zijn beleidsruimte is beperkt, integratiebeleid is iets voor lokale overheden, migratiebeleid voor Europa, en assimilatie is niet af te dwingen zeker niet als je ook wilt bezuinigen.
De portefeuilles immigratie, integratie en asiel hebben veel van Leers’ voorgangers weinig goed gedaan, denk maar aan Nawijn, Verdonk en Vogelaar. Dit geldt overigens in mindere mate Van der Laan en Donner, die tot zijn aftreden ook integratie in zijn portefeuille had maar zich erg weinig op die portefeuille profileerde.