Hulspas weet het | Een zondagsmens in de geneeskunde
COLUMN - Elk beroep kent zijn taboes. Een restauranthouder zal nooit een gesprek beginnen over muizen of ratten. Een piloot maakt over de intercom geen grapjes over neerstorten. En een dokter vermijdt het woordje placebo.
Placebo zit overal (in de witte jas, de omgeving, de apparatuur, het gesprek, de fraaie pillen) en het is ook verantwoordelijk voor een groot deel van het succes van de medische wetenschap. Maar de dokter zegt er niks over.
En zijn stapels vakliteratuur over verschenen. Want als er één effectieve therapie is waar we weinig van begrijpen, dan is het placebotherapie. En zo nu en dan klinkt er vanuit die hoek de oproep om deze therapie nu eindelijk eens serieus te nemen. Als het placebo helpt, maak er dan gebruik van!
Die oproepen zijn aan dovemansoren gericht. De dokter wil er niet aan. Hij wil geen goochelaar zijn. Het is bedrog, zegt de dokter. Alsof een groot deel van het ‘wetenschappelijk bewezen’ medisch arsenaal niet gebaseerd is op statistisch bedenkelijk knutselwerk.
Of men zegt: het effect is onvoorspelbaar. De een reageert er wel op, een ander niet. En dat terwijl het denkwerk van de dokter voor een groot deel bestaat uit: ‘Nou, dat middel werkt dus niet, laten we eens iets anders proberen…’ Trouwens, wat die onvoorspelbaarheid betreft, is er belangwekkend nieuws.