Waarom komt een alternatief voor het neoliberalisme niet van de grond?

Het neoliberalisme is in de afgelopen jaren veelvuldig dood verklaard, maar lijkt ondertussen maar niet op te houden met bestaan. Dat is moeilijk los te zien van het gebrek aan een alternatief. Mensen willen best afscheid nemen van oude ideeën, maar dan moeten er wel nieuwe ideeën voor in de plaats komen. Waar zijn die nieuwe ideeën? Waar zijn de alternatieven? Blijven hangen in het einde van de geschiedenis Een deel van de verklaring ligt misschien in wat is blijven hangen van het befaamde artikel van Francis Fukuyama, The end of history or the last man. Het idee dat de liberale democratie een eindstadium is in de ontwikkeling van ons politieke systeem en 'an unabashed victory of economic and political liberalism'. Hij zag een 'total exhaustion of viable systematic alternatives to Western liberalism'. Als alle alternatieven falen en je houdt het voor mogelijk dat er één systeem overblijft, als een eindstadium van een voltooide ontwikkeling, dan ligt nadenken over alternatieven niet voor de hand. In dat licht is het huidige besef dat er alternatieven nodig zijn vooruitgang. Een besef dat is geholpen door de antiglobalisten en Occupy. En door de econoom Piketty die aantoonde wat iedereen al dacht te zien, namelijk het probleem van toenemende verschillen tussen rijk en arm. In die zin komt het einde van de geschiedenis ten einde, maar dat betekent niet dat er al een nieuw begin is. De herstart van de geschiedenis van Rutger Bregman Al zijn er mensen die daar anders over denken, zoals de mens Rutger Bregman. In dit artikel op De Correspondent gaat hij terug naar het begin van het neoliberalisme. Hij laat zien hoe lang het duurde voor het mainstream werd en hoe ideeën, als de tijd rijp is, naar het centrum van de macht kunnen schuiven. Hij voert daarbij een aantal bekende hedendaagse economen op en hun ‘radicale ideeën' en concludeert 'dat die tijd nu gekomen is.' Nu is een zekere blijheid en optimisme in deze tijd welkom. Maar hoe interessant ook, bevatten deze ‘radicale ideeën’ de kiem voor een alternatieve ideologie? Bieden ze ons nieuwe perspectieven op de economie? Of spelen deze economen eigenlijk hetzelfde spel als neoliberalen als Friedman en Hayek? De economen die het neoliberalisme vervangen? We lopen de ideeën van deze economen langs aan de hand van de citaten van Bregman: Thomas Piketty: 'Piketty toonde samen met Emmanuel Saez aan dat de ongelijkheid in de Verenigde staten even groot is als tijdens de roaring twenties.' Zijn oplossing: 'belastingen.' Gabriel Zucman: 'In zijn boek The Hidden Wealth of Nations (2015) becijferde hij dat de rijken maar liefst 7,6 biljoen dollar hebben verborgen in belastingparadijzen. […] voer een jaarlijkse, progressieve belasting op vermogen in voor alle multimiljonairs.' Marianna Mazzucato: 'Mazzucato laat zien dat […] wezenlijke innovatie vrijwel altijd bij de overheid begint. Neem de iPhone. Ieder stukje technologie dat van de iPhone een smartphone maakt in plaats van een stupidphone […] is ontwikkeld door onderzoekers wier salaris is betaald door de overheid.' En 'de investeringen van de staat zijn overal.' Big Tech, de farmaceutische industrie, Tesla. En ze vind het prima dat marktpartijen aan de haal gaan met door de overheid betaalde innovatie. 'Maar dan zou de staat wel zijn investering terug moeten krijgen […] Ook nu zijn er enorme uitdagingen waar een ondernemende staat zijn ongeëvenaarde innovatiekracht op los kan laten.' Stephanie Kelton: Deze Amerikaanse econome 'voegt toe dat de overheid desnoods geld kan bijdrukken om haar ambities te financieren. Over de staatsschuld of het begrotingstekort hoeven we ons niet zo’n zorgen te maken.' De overheid moet 'openbare diensten zien als investeringen in plaats van als kostenposten'. ‘Al met al hebben we het hier over een revolutie in de economische wetenschap’ aldus Bregman. Dat is nogal wat! Samengevat ziet die revolutie van deze hedendaagse economen er dan zo uit: Ongelijkheid is een groot probleem. De overheid moet daarom de belastingen voor de rijken verhogen. Daarnaast moet de overheid doorgaan met wat ze met name in de decennia na de tweede wereldoorlog heeft gedaan: investeren in innovatie, desnoods met geleend geld. Van die innovatie mogen marktpartijen gebruik maken, maar ze moeten er ook voor betalen. Gerecyclede verleden Dat klinkt allemaal heel redelijk. Het klinkt ook heel bekend. Piketty refereert aan de hoge belastingtarieven voor rijken net na de Tweede Wereldoorlog. Mazzucato brengt de space race van de jaren zestig in herinnering. Het bijdrukken van geld voor overheidsinvesteringen doet Keynesiaans aan. Is deze revolutie dan wel meer dan een verlangen terug naar het gematigd kapitalisme en de geleide economie zoals die tot de jaren 70 bestond? Het doet denken aan politici als Bernie Sanders en Jeremy Corbyn. Je kunt er sympathie voor opbrengen, of zelfs enthousiasme, maar uiteindelijk zijn het stemmen uit het verleden, niet uit de toekomst. Daarbij lijkt de ideologische reikwijdte van deze ‘nieuwe ideeën’ beperkt. Piketty toont aan dat de ongelijkheid groter wordt. Belangrijk, maar verandert dat iets aan onze blik op ongelijkheid? Mazzucato laat zien dat de overheid een groot aandeel heeft in technologische innovatie. Goed om de valse beeldvorming te corrigeren waarin de staat louter als probleem wordt weggezet. Maar verandert het iets aan hoe we kijken naar onze economie, die in de afgelopen decennia nogal verandert is? Bieden die ideeën überhaupt inzicht in de economie, of gaat het alleen over hoe de staat in die economie moet ingrijpen? Een recent interview [1] met Noortje Thijssen en Tim ’s Jongers, directeuren van de wetenschappelijke bureaus van GroenLinks en de PvdA, lijkt hetzelfde verlangen te weerspiegelen. Thijssen: “De afgelopen veertig jaar heeft de markt veel ruimte gekregen, de overheid werd juist als minder belangrijk gezien. Wij keren dat radicaal om.” Is dat omkeren, of is dat terugkeren? En is dat wel wat nodig is? Een alternatief verzinnen duurt héél lang Heel erg overtuigt de revolutie dus nog niet. Bovendien wekt het artikel op nog twee andere manieren een verkeerde indruk. Maar het zijn opmerkelijk genoeg juist die verkeerde indrukken, die ons op het goede spoor voor verandering kunnen zetten. Als we zijn interpretatie van de geschiedenis recht zetten, wordt duidelijker waar het ons om te doen moet zijn. Bregman schetst de lange weg die het neoliberalisme aflegt voor het dominant wordt. ‘In 1947 werd in het Zwitserse dorpje Mont Pèlerin een kleine denktank opgericht, de Mont Pèlerin Society […] In die tijd, net na de Tweede Wereldoorlog, waren de meeste politici en economen volgelingen van de Britse econoom John Maynard Keynes’. En over waarom die weg zo lang is: ’Het kost meestal een generatie, of nog langer’ schreef Hayek, ‘en daarom lijken (onze) ideeën nu nog zo machteloos om de wereld te beïnvloeden.’ Zo wekt hij de indruk dat het tot wasdom komen van een ideologie lang duurt. En vervolgens dat in de jaren zeventig een oude ideologie, het Keynesianisme, werd afgelost door een nieuwe, het neoliberalisme. We gaan terug naar depressie van de jaren 30 en de crash die eraan vooraf ging om te zien wat daar niet klopt. De snelle opmars van het Keynesianisme Die crash komt in 1929 niet uit de lucht vallen. In 1928 zijn er tekenen voor wat komen gaat. Bij JP Morgan gaat een memo rond met de woorden ‘de markt kookt’. Op 12 juni en nogmaals op 8 december zakt de beurs in, maar herstelt zich beide keren weer, mede dankzij opbeurende woorden van president Hoover. De invloedrijke econoom Irving Fisher denkt dat de markt een permanent hoger niveau heeft bereikt. Dat is vlak voordat de markt op 29 oktober 1929 instort. In 1930 stijgt de werkloosheid die het jaar ervoor 3,2% bedraagt naar 8,7%. President Hoover denkt dat de economische basis nog steeds goed is, maar de crisis verergert en de werkloosheid stijgt verder. 15,9% in 1931. 24,9% in 1932. In dat jaar vinden er openbare verhoren plaats in het Amerikaanse congres over de volledig ingestorte economie. “The leading industrialists and bankers testified. They hadn’t the foggiest notion”, aldus een commentator. “The old order did not know what to do” [2] Dat is 1932. Het is al drie jaar crisis. In Philadelphia dreigen 250.000 mensen te verhongeren nadat een noodfonds zonder geld komt te zitten. Volgens een conservatieve schatting schuimen bijna 11 miljoen werkloze Amerikanen (op een bevolking van 123 miljoen) de straten af op zoek naar werk. Bregman haalt Milton Frieman aan die zegt dat in tijden van crisis, de reactie afhankelijk is van ‘the ideas that are lying around’. Maar het probleem is dat de zittende orde geen bruikbare ideeën heeft klaarliggen. Het keynesianisme bestaat namelijk nog niet. Keynes is in Cambridge al wel begonnen aan zijn boek The General Theory of Employment, Interest and Money, dat er de theoretische basis voor zal gaan vormen. Dat wordt echter pas in februari 1936 gepubliceerd. De praktijk van het Keynesianisme wordt dan ook niet door Keynes geïnitieerd. President Franklin Delano Roosevelt, de opvolger van Hoover, kan daar niet op wachten. Hij ziet zich genoodzaakt tot economisch ingrijpen. Onder de naam de New Deal, trekt hij het initiatief om de economie aan de gang te krijgen naar de overheid toe. Zo krijgt, in en onder druk van de depressie, het Keynesianisme binnen enkele jaren voor het eerst vorm. Daar gaat geen decennia durende mars door de instituties aan vooraf. De parallelle opkomst van het neoliberalisme In diezelfde jaren ziet ook het neoliberalisme het licht. Anders dan Bregman suggereert, begint de ideevorming daarvoor ook voor de Tweede Wereldoorlog. In 1938 vindt onder de naam Colloque Walter Lippmann, in Parijs een conferentie plaats. Als noemer voor de ideeën van de deelnemers, word daar voor het eerst het woord neo-liberalisme gebruikt. Onder die bezoekers bevinden zich Von Mises en Hayek, die later onderdeel uitmaken van de Mont Pèlerin Society. Hun gezamenlijke geschiedenis van ideeënvorming gaat overigens nog verder terug. Naar bijeenkomsten op de Stubenring in Wenen, waar de Internationale Kamer van Koophandel (ICC) was gevestigd. Daar werkte Von Mises en organiseerde hij eind jaren 20 om de week een privé seminar met gelijkgestemde economen als Hayek. [3] Het neoliberalisme en het Keynesianisme zijn dus generatiegenoten. Maar waarom wordt het Keynesianisme op dat moment dan politiek dominant en het neoliberalisme niet? De jaren twintig zijn in de V.S. jaren van laissez-faire. Het bedrijfsleven wordt niets in de weg gelegd. Maar in de neergang na de crash, dragen de impulsen in de markt louter bij aan de vicieuze cirkel. Een terughoudende overheid biedt geen uitkomst. Er is een actieve overheid nodig die een economische rol gaat spelen. Die overheid ontstaat door de New Deal en The General Theory van Keynes, die een oplossing bieden voor een accuut probleem. In de Tweede Wereldoorlog trekt de overheid de touwtjes vervolgens nog meer naar zich toe in wat een oorlogseconomie wordt genoemd. En die grote overheid verdwijnt niet, maar blijft economisch een grote rol spelen. Door de opbouw van de verzorgingsstaat en door nationaliseringen en regulering van grote bedrijven. Het Keynesianisme is daarmee ook de ideale intellectuele vijand van de neoliberalen, waar ze hun ideeën over markten en een kleine overheid aan kunnen scherpen. Dat duurt tot de economische crisis van de jaren 70, waar de Keynesianen geen oplossing voor hebben. Eindelijk krijgen de oude neoliberalen - Hayek, geboren in de 19de eeuw was al bijna 80 toen Thatcher in 1979 aan de macht kwam, Friedman 66 - ruimte voor hun ideeën. Geruststellend Het idee van Hayek, dat het een generatie of langer duurt voordat ideeën dominant worden klopte voor het neoliberalisme, omdat het niet klopte voor het Keynesianisme. Dat werd, onder druk van de omstandigheden, juist razendsnel dominant en dat is geruststellend. De ideologische omwenteling, waar velen op zitten te wachten, kan zich blijkbaar snel voltrekken. Welke denkbeelden er dan omgewenteld moeten worden, wordt duidelijker als we kijken naar de parallelle geschiedenis van beide ideologieën. Want er was niet eerst een Keynesianisme dat opgevolgd werd door het neoliberalisme. Het zijn generatiegenoten, met andere denkbeelden, die zich in decennia samenleven wel tot elkaar moesten verhouden. Parallelle geschiedenis Die parallelle geschiedenis valt in een paar perioden uiteen. Eerst de vormende jaren van de jaren 30 tot zo’n beetje de jaren 70. Het Keynesianisme ontwikkelt zich aan het politieke roer, onder druk van alledaagse politieke problemen die simpelweg om een antwoord vragen. De neoliberalen werken in die jaren in de academische marge aan een alternatief voor dat Keynesianisme, waar ze zich dan ook voortdurend toe moeten verhouden. Milton Freedman begint zijn boek Capitalisme and Freedom met de bekende woorden van Kennedy ‘Ask not what your country can do for you…’. Want om een alternatief te formuleren voor het wereldbeeld van je ideologische tegenstander moet je dat wereldbeeld natuurlijk kennen. De volgende periode begint aan het eind van de jaren 70, wanneer die rollen zich omdraaien. De Keynesianen worden vanuit de coulissen gedwongen te beschouwen wat het neoliberalisme onder Thatcher en Reagan in de praktijk betekent. De reflectie daarop leidt in de jaren 90 tot een derde periode die ook bekend staat als de derde weg. Onder leiding van Clinton, Blair en bij ons Kok, ontstaat een vorm van sociaaldemocratie, waarvan het klassieke economische onderstel - het Keynesianisme, neoliberale ideeën over markten in zich opneemt. Niet voor niets gaf Thatcher het volgende antwoord op de vraag wat haar grootste prestatie was: “Tony Blair and New Labour. We forced our opponents to change their minds.” Een problematische consensus Deze wending van de sociaaldemocratie naar vormen van marktdenken wordt vaak als een verlies gezien. Maar het is misschien beter het te lezen als een versmelting van twee oude ideologieën in een vergaande consensus over het speelveld van hun onenigheid. Decennia van strijd, waren ook decennia van naar elkaar luisteren. Van het in dezelfde taal leren denken. Van het ontstaan van een vergaande consensus over de taal die het speelveld van de politieke economie beschrijft. Links en rechts gebruiken hetzelfde woordenboek met begrippen als ‘markt en staat’, ‘marktwerking’, ‘ondernemerschap’, ‘innovatie’. Vergelijk het met een spelletje schaak. Links en rechts staan tegenover elkaar en spelen met een andere kleur, maar zijn het eens over het speelveld, over het bord, over de regels. En precies die consensus is problematisch. Want dat speelveld is gebaseerd op een politiek economische situatie die niet meer bestaat. Decennia aan politiek economische veranderingen hebben het speelveld verandert. Nieuwe spanningen en conflicten laten zich niet meer schaak zetten, niet door zwart en niet door wit. Het speelveld voldoet niet meer. Conclusie Uit de regelmatig geconstateerde dood van het neoliberalisme kun je de conclusie trekken dat we voor dat neoliberalisme een alternatief moeten vinden. Dat we, zoals Rutger Bregman, met tromgeroffel nieuwe Keynesiaanse variaties op het schaakbord moeten verwelkomen. Maar is dat de verandering die we zoeken? Hoe ingenieus de analyses van voornoemde economen ook zijn, misschien wordt het tijd om het speelveld zelf ter discussie te stellen. De onderliggende consensus. De taal waarvan iedereen zich bedient, links en rechts, wanneer we over politieke economie praten. [Bovenstaande artikel vormt de inleiding voor een serie artikelen die hier binnenkort te lezen zal zijn] --------- [1] Volkskrant, ‘Linkse partijen moeten de weg tonen naar wat er morgen mogelijk is’, 30 januari 2023 [2] Matt Stoller, Goliath. The 100 year war between monopoly power and democracy, Simon & Schuster Paperbacks, 2019, p.59-60 [3] Quinn Slobodian, Globalists. The End of Empire and the Birth of Neoliberalism, Harvard University Press, 2018, p.48

Dutch Overshoot Day

Als iedereen zou consumeren zoals we dat in Nederland doen, zouden we per vandaag alle grondstoffen die de aarde in een jaar produceert al opgebruikt hebben. In het huidige tempo doen we dat namelijk in slechts 102 dagen. En vandaag is het dus onze ‘Dutch Overshoot Day’. Dat klinkt alarmerend en dat is het ook. ‘Als iedereen zou leven zoals de gemiddelde Nederlander, zouden we 3,6 Aarde’s nodig hebben’, berichtte Overshootday.org vorig jaar, eveneens op 12 april. Sterker nog, ‘de ecologische voetafdruk van Nederland is meer dan 7 keer zo groot als de Nederlandse biocapaciteit’, aldus het persbericht van dit jaar. We zijn immers een klein land met een grote voetafdruk.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg

‘Hoeveel machtsongelijkheid willen we toelaten?’

INTERVIEW - door Duane van Diest en Noa Harmsen, eerder verschenen in het themanummer van idee-magazine (tijdschrift voor het sociaal-liberalisme) over Liberalisme in crisis (oktober 2022)

Het denken van de Duitse politiek filosoof Lisa Herzog bevindt zich op het snijvlak van politieke theorie en economie. Ze noemt het bovendien de ‘activistische kant van haar werk om gaten te slaan in de economische aannames van mensen’.[1] Voor Idee spreken we haar over de vraag of het liberalisme in crisis is. In ons gesprek wijst Herzog op een blinde vlek van liberalen vandaag: macht. ‘Ik denk dat het liberalisme zich meer moet gaan focussen op het beschermen van onze vrijheden tegen private machten.’

Dat het liberalisme momenteel onder vuur ligt, herkent Herzog wel. ‘Ik merk dat het in sommige academische kringen best lastig is om vast te houden aan een idee van liberalisme dat armoede en klimaatrechtvaardigheid serieus neemt’, vertelt ze. ‘Je wordt er al gauw van verdacht eigendomsrechten en de rechten van grote bedrijven belangrijker te vinden. Maar in mijn perspectief hebben die rechten weinig te maken met de vrijheden van alle mensen als burgers, wat ik opvat als de kern van het liberalisme.’

Net als in haar werk, blijft Herzog het liberalisme tijdens ons gesprek steevast verdedigen, maar dan wel als een breed begrip. ‘Sommige mensen definiëren liberalisme als het vrij zijn van overheidsbemoeienis. In dat begrip gaat liberalisme hand in hand met een focus op de markt. Dat is een te smalle opvatting’, zegt Herzog. ‘Ik begrijp het liberalisme liever als een politieke traditie waarin een reeks rijke en complexe vrijheden voor alle leden van een maatschappij centraal staat, die mensen in staat stelt om een autonoom leven te leiden.’ Ze noemt het liberalisme dan ook een ‘aspirerend’ concept: iets om naar te streven, maar dat nooit volledig kan worden bereikt. ‘Dergelijke concepten worden vaak geloofd in crisis te zijn, omdat niet wordt bereikt wat we willen bereiken. Het volgt hetzelfde patroon als bijvoorbeeld het debat over de crisis van de democratie.’

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg

Vrijheid en markten in balans

ESSAY - van Willem Schramade, eerder verschenen in het themanummer van idee-magazine (tijdschrift voor het sociaal-liberalisme) over marktmacht (april 2021)

De term ‘vrije markt’ suggereert een simpele relatie tussen markten en vrijheden: vrijere markten zorgen voor meer vrijheid. Maar zo simpel is het niet. Markten faciliteren vrijheid slechts tot op bepaalde hoogte. Ze moeten goed gestructureerd worden om effectief te zijn. Markten zijn dus geen doel op zich, maar een middel om vrijheid te realiseren. Maar hoe zorg je ervoor dat het middel goed functioneert? Daar zijn zes richtlijnen voor te benoemen.

Wat Marx en de neoliberalen met elkaar gemeen hebben

In het neoliberale denken leiden minder markt en meer overheid automatisch tot minder vrijheid en efficiency. Het adagio is: overheid, ga aan de kant, dan komt alles goed. Zo zijn in naam van de vrijheid veel waardevolle instituties afgebroken, waaronder ook burgerlijke zelforganisatie buiten overheid en markt om – met alle schade van dien. Karl Marx zag hetzelfde lineaire verband maar dan omgekeerd: hoe meer markt, hoe meer ongelijkheid en onvrijheid. De in zijn naam uitgevoerde experimenten zijn dramatisch slecht afgelopen, met extreme vormen van staatsingrijpen. Kortom, beide visies hebben een grote blinde vlek voor de door hen gewenste situatie, maar zien scherp de gevaren van de ongewenste tegenovergestelde situatie.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Foto: Central European University (cc)

Video | Thomas Piketty – Kapitaal en ideologie

In een interview met de New York Times lijkt Thomas Piketty wel een Hans Rosling-adept:

Het is ook belangrijk om de algemene evolutie niet te vergeten. We zijn veel meer gelijkwaardige samenlevingen geworden in termen van politieke gelijkheid, economische gelijkheid, sociale gelijkheid, in vergelijking met 100 jaar geleden, 200 jaar geleden.

En daarom verklaart Piketty zich “relatief optimistisch over het feit dat er een langetermijnbeweging is naar meer gelijkheid, die verder gaat dan de kleine details van wat er binnen een bepaald decennium gebeurt”.

Maar die vooruitgang gaat niet vanzelf, zegt Piketty. Zonder massabewegingen zou het zo ver niet zijn gekomen. Het begon met de Franse en Amerikaanse revoluties tegen de aristocratische en koloniale machten. In een interview met het Financieele Dagblad (betaalmuur) legt hij uit dat de beweging richting meer gelijkheid sindsdien gaande is en nog lang niet afgelopen:

Dit proces begon ten tijde van de Franse revolutie, en dan gaat het door in de 19de en 20ste eeuw, met het einde van de slavernij, de opkomst van de welvaartsstaat, progressieve belastingen, de burgerrechtenbeweging, de afschaffing van apartheid. En het gaat vandaag door, met de Black Lives Matter-beweging en de roep om meer gendergelijkheid. De beweging richting meer gelijkheid is nog niet afgelopen, al zijn de edelen waar de Franse Revolutie zich op richtte er niet meer.

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg

In marktwerking kun je niet wonen

ESSAY - van Naomi Woltring, eerder verschenen in het themanummer van idee-magazine (tijdschrift voor het sociaal-liberalisme) over marktmacht (april 2021)

Als een partij iets wil doen aan ‘marktmacht’, is het goed om te leren van het verleden. Geïnspireerd door neoliberaal denken, poogde D66 in de paarse kabinetten ‘Nederland kartelparadijs’ in de jaren negentig open te breken met een nieuwe mededingingswet, deregulering, privatisering en betere wetgeving. Concurrentie als wapen tegen marktmacht. Inmiddels weten we dat de architecten van het marktwerkingsbeleid naïef waren over de maakbaarheid van de markt. Het debat over de woningnood kan een keerpunt zijn.

In zijn beroemde boek Capitalism and Freedom stelt Milton Friedman dat competitief kapitalisme een voorwaarde is voor politieke vrijheid. Hoe groter de sfeer van de markt, hoe groter de sfeer waar keuzes gemaakt kunnen worden zonder politieke dwang en zonder dat een minderheid in het gedrang komt. ‘Unanimiteit zonder conformiteit’ noemde hij dat. En hoewel hij erkende dat machtsconcentraties op de markt ook vrijheid konden ondermijnen, achtte hij de risico’s daarvan minder groot dan een overheid die dat soort machtsconcentraties wilde voorkomen of bestrijden.

Friedman is natuurlijk de bekendste neoliberaal van allemaal. Neoliberalisme is de ideologie die uitgaat van persoonlijke vrijheid die het beste bereikt kan worden door de markt zo groot mogelijk te maken en concurrentie te stimuleren. De overheid heeft hierbij als taak de markt mogelijk te maken. Bovendien moet de overheid zo veel mogelijk ‘marktconform’ beleid voeren. Afhankelijkheid van de verzorgingsstaat moet zo veel mogelijk worden beperkt, bijvoorbeeld door het stimuleren van eigen woningbezit.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Foto: Roel Wijnants (cc)

Meer of minder zelfstandige boeren?

De afgelopen twintig jaar is door schaalvergroting één op de twee zelfstandige boerenbedrijven gestopt – de afgelopen zeventig jaar zelfs zes op de zeven. Van wat zich nu nog ‘boer’ noemt, is een groot deel de mega-investeerders die voor platte winst de plattelandsgemeenschappen kapot hebben gemaakt. Het gevolg van staand beleid.

Deze investeerders hebben minder verstand van dieren dan van leningen, subsidies en spreadsheets. De stal zien ze nooit, het schoonmaken, melken, voeren en slachten laten ze over aan machines en dagloners. Voor het eigen land produceren ze niet: het voer wordt geimporteerd en het vlees wordt weer geexporteerd. Daarbij: de boer melkt het vee, de agro-industrie en de bank melken de boer. Een heel verdienmodel. De boer van nu zit gevangen in het systeem, de boeren van toen zijn in meerderheid al lang stadsbewoner geworden.

Nu wil ‘de boerenstand’ in de waterschappen het grondwater zo laag mogelijk hebben, zodat meer vee kan grazen. Maar als dat gebeurt, verzilt het land, zodat we over een decennium op een zoutkorst zitten waar niets meer op groeit. Daarnaast raakt onze bodem vertieft, niet alleen met ammoniak (stikstof), maar ook met bestrijdingsmiddelen – die we vervolgens zelf binnenkrijgen, de boer voorop.

Foto: Thomas Gartz (cc)

Das Auto slaat terug

Europa bereikte in oktober vorig jaar een buitengewoon belangrijke mijlpaal in de bestrijding van de klimaatverandering: vanaf 2035 mag er (bijna) geen auto met verbrandingsmotor meer worden verkocht. Het einde van de auto met verbrandingsmotor komt nu dus echt in zicht. Of is de Duitse auto-industrie nog in staat een spaak in het wiel te steken? De autofabrikanten kunnen hun traditionele lobbyisten uit CDU en CSU op dit moment moeilijk inzetten. Want de christendemocraten zitten niet in de regering. Maar er kwam hulp: de Duitse coalitiepartij FDP bleek bereid het Europese verbod op de verkoop van CO2-uitstotende auto’s en busjes per 2035 nog even tegen te houden. Onmiddellijk staken fans van de verbrandingsmotor in andere regeringen ook hun vinger op. Behalve de Tsjechen en de Italianen kwamen ook de Polen en Bulgaren met steun voor het Duitse voorbehoud.

E-fuels

De Duitse transportminister Volker Wissing (FDP) wil zijn instemming met het EU-plan voor verbrandingsmotoren verbinden aan een akkoord over „CO2-neutrale brandstoffen” – ook wel ‘e-fuels’ genoemd. Over de effectiviteit van deze ‘e-fuels’ heerst nog veel onzekerheid. En zowel e-fuels als waterstof zijn op dit moment nog geen echt alternatief. Ze zijn veel te duur en complex om op grote schaal te maken, schrijft Autovisie. Desondanks heeft Porsche er al flink in geïnvesteerd. Het voordeel is dat er voor e-fuels minder geïnvesteerd hoeft te worden in vervoer, opslag, tankstations e.d. E-fuels lijken echter niet een acceptabel alternatief voor de elektrische auto. De move van de FDP zal er wel toe leiden dat de nodige besluitvorming wordt opgeschort en dat levert de industrie tijd op om nog even op oude voet door te gaan. De regering heeft bij gebrek aan eenstemmigheid de bal nu weer teruggespeeld naar Brussel. Daar lijkt men volgens Politico wel bereid de liberalen een geitenpaadje te bieden. Met enige aanpassingen in de nu wat vage tekst van de wet zou er explicieter ruimte geschapen kunnen worden voor het gebruik van e-fuels. Of andere landen daar dan mee akkoord gaan zal nog moeten blijken.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: Amnestic_Arts (cc)

Amerikaanse antimonopolisten

ACHTERGROND - Het neoliberalisme, hoe je het ook precies definieert, lijkt diep geworteld in zowel het denken van onze politici als in onze politiek-economische instituties. In de V.S. is er echter één terrein waarop ze langzaam plaats lijkt te maken voor een Amerikaanse politieke traditie die de afgelopen jaren voor de tweede keer nieuw leven is ingeblazen. Een traditie bestaande uit wetgeving en een praktijk van handhaving die zich tegen kartels keert en werk maakt van trustbusten. Een traditie waarvan ik de voorvechters hier schaar onder de zowel in het Engels als Nederlands bruikbare term: antimonopolisten.

In Capitalism and Freedom beschrijft Milton Friedman een niet onbelangrijk probleem. Our minds tell us, and history confirms, the great threat to freedom is the concentration of power. Anders dan de neoliberalen begrijpen antimonopolisten echter dat die waarschuwing ook geldt voor de concentratie van economische macht.

Antimonopolisten onder Theodore Roosevelt

De traditie van de antimonopolisten is terug te voeren tot de Amerikaanse economie van het einde van de 19de eeuw. In reactie op de economische machtsconcentratie bij wat de robber barons zijn gaan heten, neemt het congres wetgeving aan. De bekendste wet, vernoemd naar Senator John Sherman, is de Sherman Antitrust Act uit 1890 Deze wet is gericht tegen kartelvorming en het ondermijnen van competitie. Het Amerikaanse Hooggerechtshof vat het doel van de wet in 1993 als volgt samen:

Foto: Flickr CC BY-NC 2.0 by Rasande Tyskar rethink capitalism Corona times Hamburg

Wat de groene beweging nodig heeft is niet meer denkkracht, maar meer daadkracht

ESSAY - van Sara Van Rompaey en Seppe De Meulder, eerder verschenen in tijdschrift ‘De Helling, (redactie Wetenschappelijk Bureau GroenLinks)

Het is een vergissing om de hoop op een ecologische omwenteling te zoeken in specifieke maatregelen of een uitgestippelde route. Hoop is niet het resultaat van de openbaring van een utopie, maar van verzet tegen de noodtoestand. Wie droomt van een ander economisch systeem moet daar zijn waar het huidige systeem ravages aanricht.

1 november 1755, Lissabon. De kerken van de hoofdstad van Portugal zitten stampvol gelovigen die Allerheiligen vieren. Omstreeks kwart voor tien begint de aarde minutenlang te beven. De beving wordt gevolgd door een tsunami en een brand die bijna heel Lissabon vernietigt. Meer dan een derde van de bevolking van Lissabon laat het leven, 85 procent van de gebouwen wordt vernield. De schade blijft niet beperkt tot Lissabon. Grote delen van Portugal worden getroffen. De schokgolven van de aardbeving zijn voelbaar door heel Europa en Noord-Afrika.

‘Op de aardbeving volgde een geestbeving’ schrijft Philipp Blom in een essay voor De Groene Amsterdammer. De aardbeving van Lissabon moet zowat de meest besproken natuurramp in de westerse geschiedenis zijn. Was het dominante denkkader voordien al wat aan het wankelen gebracht, dan ging het na de aardbeving daveren op zijn grondvesten. ‘Het verhaal over 1755 gaat niet over een aardbeving, maar over de crisis van een collectief verhaal’, aldus Blom.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Vorige Volgende