Goed volk | Het zomersolstitium en Sint-Jan
De volkeren uit de oertijd hadden uiteraard geen enkel weet van astrologie, meteorologie en fysische geografie in de wetenschappelijke zin des woords, maar ze kwamen er al gauw achter dat er regelmaat zat in de natuurverschijnselen. Zo viel het op dat het na wat wij 21 december noemen langer licht bleef en dat het na 21 juni met het zonlicht weer bergafwaarts ging.
Dat gebeurde elk jaar weer, al hield men een slag om de arm: om zeker te zijn dat de dagen echt weer gingen lengen, werden er offers aan de goden gebracht (lees: aan de gepersonifieerde krachten die deze schommelingen teweeg brachten), zoals vuuroffers.
21 december en 21 juni staan nu bekend als de winter- respectievelijk zomerzonnewende of -solstitium. Door astrologische en kalendertechnische mutaties schommelen de data tussen de 21e en de 24e van de maand.
De heidense offers, rituelen en midzomerfeesten bleven tot ver na de geboorte van Christus bestaan, vooral op plaatsen waar men erg afhankelijk was van ‘de terugkeer van de zon’. De oorsprong van deze feesten gaat uiteraard verloren in de diepten der geschiedenis, waardoor we weinig meer weten dan het betere maar onbevredigende giswerk, waardoor de nodige verzinsels zijn ontstaan.