Klimaat: doorrekeningen verkiezingsprogramma’s door PBL

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft ook dit keer de verkiezingsprogramma's van verschillende politieke partijen doorgerekend. Dit keer hebben slechts zes partijen hun verkiezingsprogramma laten doorrekenen door PBL, terwijl er 10 meedoen aan de doorrekening van het Centraal Planbureau (CPB). Ter vergelijking in 2017 deden 7 politieke partijen mee. In 2017 haakte het CDA af, dit keer de VVD. Daarnaast doet de Vrijzinnige Partij dit keer niet mee aan de Tweede Kamerverkiezingen. Hierbij een poging tot duiding van het boekwerk dat PBL heeft afgeleverd, waarbij ik deze constatering van het CPB-directeur Pieter Hasekamp in het achterhoofd hou: Vrijwel alle partijen vergroten de overheidsuitgaven en geven een impuls aan de economie. Daarnaast zien we dat alle partijen de lasten voor bedrijven verhogen en dat de meeste partijen financiële lasten verschuiven naar toekomstige generaties.” Want als er één onderwerp is waarin Nederlandse politici al jaren de rekening doorschuiven naar toekomstige generaties dan is het klimaatbeleid, want Nederland is een trage starter op het gebied van klimaatbeleid. Als politieke partijen dan nu de financiële kosten van hun beleid naar de toekomst schuiven hoop je dat dat gepaard gaat met goed milieu- en klimaatbeleid, zodat dat deel van rekening voor toekomstige generaties lager wordt. Wie zelf wil bepalen welke maatregelen het nieuwe Kabinet voor de komende 10 jaar zou moeten nemen kan de klimaatraadpleging van TU Delft en de Universiteit Utrecht invullen. Kritiek op de doorrekening van PBL Het CDA heeft dit jaar openlijk kritiek op de doorrekeningen van PBL en CPB (pdf), zoals het CDA vorige keer ook kritiek had op de doorrekeningen van PBL. Dit keer was dat geen reden om niet mee te doen aan de doorrekening, zoals in 2017. Het CDA heeft als ik het zo lees in hoofdlijnen drie kritiekpunten richting PBL: het basispad dat PBL kiest, de berekening van waterbed- en weglekeffecten, en het ontbreken van de doorkijk naar 2050. Met de kritiek op het basispad doelt CDA op het niet meenemen van de aanscherping van het Europese klimaatdoel in de doorrekening. PBL doet net alsof deze er niet is, waardoor in sectoren die onder ETS vallen of waar Europees bronbeleid tot CO2 vermindering kan leiden meer maatregelen nodig zijn. Ik verwacht daarom een grotere reductie in de landbouwsector en gebouwde omgeving dan bij andere partijen en minder reductie in de energie- en industriesector. Ook sommige maatregelen uit het klimaatakkoord, zoals de CO2-heffing voor de industrie zitten nog niet in het basispad. De VVD heeft dit keer in het geheel niet meegedaan aan de doorrekening door PBL, omdat PBL enkel naar de termijn tot 2030 kijkt en omdat de Europese ontwikkelingen niet meetellen. Maatregelen die pas na 2030 effect hebben (lees kernenergie) tellen dus niet mee in de doorrekening en ook aanvullend beleid van de EU niet. Na het lezen van de samenvatting van het PBL rapport kan ik me de kritiek op de tijdshorizon tot 2030 aan de ene kant wel voorstellen, aan de andere kant niet. PBL maakt geen inschatting van de hoeveelheid CO2 reductie die de verkiezingsprogramma's in 2050 opleveren. Ook vat PBL de bijdrage aan de lange termijn doelen, anders dan in de doorrekening van 2017, niet samen in een enkel getal. Dit keer kijkt PBL naar het effect op vier belangrijke bouwstenen voor de lange termijn en naar het tempo waarvoor partijen kiezen tot 2030 en voor de resterende periode 2030-2050. Wat ontbreekt (of wat ik niet heb kunnen vinden) is een kwalitatieve inschatting van de mate waarin partijen de noodzakelijke stappen voor de periode na 2030 voorbereiden. Daardoor komen maatregelen als de ontwikkeling van nieuwe kerncentrales voorbereiden onvoldoende tot hun recht, ongeacht wat je van de maatregel vind. Tijdens het RTL debat pakte Mark Rutte door op de vluchtheuvel strategie door te stellen dat de klimaatdoelen de komende jaren niet opgehoogd zouden moeten worden. Probleem daarbij is dat Rutte zelf bij de EU heeft aangedrongen op het ophogen van de Europese ambitie naar 55% CO2 reductie in 2030. NRC berichtte eerder dat dit voor Nederland waarschijnlijk betekent dat de CO2 emissie niet met 49% maar met 52% moet verminderen in 2030. Dat lijkt weinig, maar een ambtelijke studiegroep onder leiding van Laura van Geest geeft aan dat dit voor de non-ETS sectoren betekent dat er 11 MTon extra CO2 reductie nodig is en dat er extra duurzame elektriciteit nodig is om de extra vraag aan te kunnen. VVD'er Nijpels verbaast zich tegenover NRC over het VVD pleidooi voor rust: Dat is een fata morgana. Een nieuw kabinet zal nieuwe maatregelen móeten nemen. Dat kan niet anders. Mark Rutte heeft in Europa zelf gepleit voor een hoger ambitie. Hij moet hetzelfde verhaal in Nederland vertellen als in het buitenland. Dat zou de helderheid bevorderen. Rust is een zeepbel. Als je dichtbij komt, dan spat die zeepbel uiteen, en dan zie je Timmermans staan met een zweep. En die zegt: ‘Het is 55 procent en daar hebben jullie zelf om gevraagd.’” De VVD zal na de verkiezingen dus wederom een klimaatkonijn tevoorschijn toveren en de VVD kiezer zal zich wederom bedrogen voelen. Schrale troost: Mark Rutte zit tegen die tijd rustig in het Torentje of het Catshuis. Ik vind het argument Europa van de VVD dan ook niet sterk. Hogere doelen van de EU kunnen voor meewind zorgen in de vorm van scherper bronbeleid, bv. zuinigere apparaten of een sterkere daling van het aantal verhandelbare emissierechten binnen het ETS. Hogere doelen van de EU kunnen echter ook voor hogere nationale beleidsopgaves zorgen, bijvoorbeeld in de vorm van een aangescherpte doelstelling voor duurzame energie of een hogere doelstelling voor duurzame renovaties in de gebouwde omgeving (de renovatiegolf). Bij de VVD vermoed ik dan ook eerder politiek opportunisme dan daadwerkelijke bezwaren. Twee van de partijen op de rechterflank van de VVD zien niets in klimaatbeleid en lokaal loopt de druk in veel gemeenten op nu de deadline van 1 juli voor het inleveren van de definitieve regionale energiestrategieën bij het rijk nadert, terwijl de doelstelling voor 2030 volgens Martien Visser al in zicht is. Veel regio's en gemeenten maken hun zoekgebieden voor wind- en zonne-energie bekend en de VVD lijkt met het pleidooi voor rust en kernenergie een veilige vluchtheuvel. Verkiezingsprogramma versus doorrekening Altijd interessant aan de doorrekening is het verschil tussen verkiezingsprogramma's en debatstandpunten, en de maatregelen die daadwerkelijk ingezet worden. Er kunnen twee redenen voor die verschillen zijn. Remco de Boer en Laetitia Ouillet stellen in Studio Energie dat de doorrekening van PBL de groene partijen dwingt om kleur te bekennen. Daar ben ik het op zich mee eens, een doorrekening dwingt om concreet te worden. Tegelijkertijd zitten er grote onzekerheidsmarges in de modellen en dus ook in de doorrekening. De doorrekening is naar mijn mening vooral nuttig om te zien welke partij daadwerkelijk de lange termijn omslag voorbereid (helaas geschrapt in deze doorrekening), welke partij bij welke sector reductie wil bereiken en wie de rekening moet betalen. De kritiek dat er wel erg veel CO2 afvang en opslag (CCS) en biomassa in de doorrekening van groene partijen zit dan deze in hun verkiezingsprogramma wenselijk vinden vind ik wat ongenuanceerd. Uit de praktijk kan ik zeggen dat daar ook een andere reden voor kan zijn, namelijk de leercurves voor schone technologie en de kosten van biomassa inzet. De PBL modellen hebben de neiging om de prijsontwikkeling van kernenergie, CCS en biomassa nogal positief te zien, en ook het basispad van PBL loopt nogal achter. PBL ging in 2017 bv. uit van een prijs voor wind op zee van 12 Eurocent per kWh in 2020 terwijl er al lagere biedingen lagen in 2016. Dat maakt de inzet van veel wind op zee kostbaar voor een politieke partij die veel CO2 reductie en een hoog aandeel duurzame energie wil halen. Voor iemand die de werking van het model snapt en intern een overtuigend verhaal kan neerzetten over zijn verwachting van de toekomstige ontwikkelingen loont het dan dus om meer biomassa toe te staan. Dat speelt namelijk geld vrij voor andere beleidsvelden en verlaagt de maatschappelijke kosten van het beleidspakket, terwijl je weet dat die berg biomassa voor 2030 enkel een papieren werkelijkheid is en dat die in de praktijk zeer waarschijnlijk ingeruild wordt voor goedkopere opties. Basispad PBL Het PBL gaat in haar doorrekening uit van het basispad uit de klimaat en energieverkenning 2020 (KEV 2020), waarin het vastgesteld en voorgenomen beleid is meegenomen. In onderstaande figuur is te zien dat er dus al rekening gehouden wordt met een daling van de CO2 emissies, vooral in de elektriciteitssector. Voor wie liever getalletjes ziet dan een grafiek, zien de getallen per sector er als volgt uit. Waarmee nog meer opvalt dat de daling vooral in de elektriciteitssector plaats vind. De andere sectoren hebben een veel grotere uitdaging, zoals Jan Willem van de Groep eerder deze week al betoogde in een gastbijdrage. Wat ook duidelijk is voor wie naar onderstaande tabel kijkt is dat partijen die in 2030 verder willen komen dan het Klimaatakkoord naar andere sectoren dan de elektriciteitssector moeten kijken. Door dat te doen kan de opgave voor de elektriciteitssector overigens wel gaan stijgen. Elektrische mobiliteit zorgt bijvoorbeeld voor meer vraag naar stroom en zal dus ook tot een hoger doel voor hernieuwbare elektriciteit leiden. Wie daar meer van wil snappen, zoek eens wat publicaties van Martien Visser, Remco de Boer, Jasper Vis of Laetitia Ouillet op, of luister Studio Energie. [caption id="attachment_327390" align="aligncenter" width="500"] Ontwikkeling CO2 emissies per sector versus doel. Bron: KEV 2020, PBL[/caption] In de tabel is ook zichtbaar dat een groot deel van de Nederlandse CO2-emissies onder ETS vallen. Wie inzet op Europees beleid, zoals het CDA, kan door het hogere EU doel dus rekenen op een Europese steun in de rug. Voor de ETS-sectoren, met name in de energie- en industriesector, door een verlaging van het aantal CO2-emissierechten en voor de niet-ETS-sectoren door Europees bronbeleid, bv een scherpere CO2-norm voor auto's en vrachtauto's. Voor andere sectoren, zoals een deel van de industrie, de gebouwde omgeving, landbouw en landgebruik zijn lidstaten zelf aan zet. Een ambitieuze partij zal ook bij inzet op Europees beleid, daar mijns inziens wel maatregelen moeten nemen voor deze sectoren. Uitkomsten doorrrekening Wie naar het overall beeld van de doorrekeningen kijkt ziet dat GroenLinks en D66 het meeste CO2 weten te reduceren. Gevolgd door SP, PvdA en ChristenUnie. Het CDA reduceert het minst, maar kan dus wel rekenen op extra CO2 reductie voor de ETS-sectoren, vanuit Europees bronbeleid en door een aantal maatregelen uit het klimaatakkoord die nog niet in het basispad van PBL zitten. GroenLinks en D66 hebben niet alleen de hoogste CO2 reductie, maar ook het grootste waterbedeffect. Beide partijen kunnen nog wat leren van CDA en SP, die een veel kleiner waterbedeffect hebben. De SP ruilt dat echter in voor een productiedaling in de industrie, dat niet in de post waterbedeffect maar in de post weglekeffect terecht komt. Wederom kunnen partijen daar van het CDA, dat geen weglekeffect in de industrie heeft. [caption id="attachment_327387" align="aligncenter" width="466"] PBL CO2 reductie per partij in 2030[/caption] Een belangrijk onderscheid in de totale emissies is tussen het deel dat onder het Europese emissiehandelssysteem valt en het deel dat onder nationale plafonds valt. Die laatste heet in jargon de effert sharing regulation (ESR). Hierin krijgen landen een jaarlijks aflopend plafond voor de niet-ETS-sectoren. De opgave van de ESR-secotren beslaat zodoende grofweg de emissies uit de gebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw en kleine industrie. Voor 2030 heeft Nederland momenteel een opgave voor 2030 van 36% t.o.v. 2005. Dit doel wordt met het huidige basispad nog niet gehaald. Alle partijen nemen maatregelen om dit doel alsnog te halen. De Nederlandse doelstelling zal vermoedelijk worden aangepast als onderdeel van de aanscherping van de Europese klimaatambitie. Wanneer de Nederlandse opgave weer 6 procent boven het EU-gemiddelde zou komen te liggen, is op basis van het impactasssessment van het Europese klimaatplan een toekomstige Nederlandse opgave van 45 procent reductie denkbaar. Tabel 4.4 laat zien dat het percentage van 36 procent in 2030 bij uitvoering van de pro-gramma’s bij elk van de partijen ruim bereikt wordt, maar het denkbare percentage bij de aangescherpte doelstelling bij sommige partijen niet. Mobiliteit Alle zes partijen investeren extra in het openbaar vervoer en de meeste ook in fietsinfrastructuur en in verkeersveiligheid. Behalve het CDA bezuinigen alle partijen op de aanleg van wegen. Be-halve de PvdA verlagen alle partijen de maximumsnelheid op bepaalde wegen. D66, GroenLinks, PvdA en ChristenUnie voeren kilometerbeprijzing in voor alle auto’s, in combinatie met verlaging of afschaffing van de motorrijtuigenbelasting. CDA doet dat alleen voor emissieloze auto’s. Met name de PvdA maar ook D66, ChristenUnie en de SP verlagen de tarieven in het openbaar vervoer. Alle partijen voeren emissievrije zones in voor vrachtauto’s en bestelauto’s en investeren in emissie-loze werktuigen voor de bouwsector. De mate waarin partijen het gebruik van hernieuwbare brandstoffen verhogen varieert sterk. Vrijwel alle partijen stellen maatregelen voor die de groei van luchtvaart in het basispad (30 procent meer vluchten tussen 2019 en 2030) beperken. Behalve de PvdA stellen alle partijen een maximum aan het aantal vliegbewegingen op de luchthavens of een maximum hoeveelheid CO2-emissies van vertrekkende vluchten. Hoe lager dit plafond, hoe minder vliegbewegingen. Daarnaast wordt bij veel partijen de vliegbelasting verhoogd, een CO2-heffing ingevoerd of worden er meer hernieuwbare brandstoffen bijgemengd. De hoogste, gedifferentieerde, vliegbelasting wordt door GroenLinks geïntroduceerd, met gemiddeld 38 euro per vertrekkende passagier boven op het basispad en een heffing op vracht. De PvdA stelt de hoogste heffing op CO2 voor: 180 euro per ton CO2, die alleen geldt voor vertrekkende passagiers. Bijkomend effect van de verkeersmaatregelen is dat ook de stikstofuitstoot daalt. Alle partijen realiseren circa 3 kiloton reductie met een toename van emissieloze mobiele werktuigen. D66, GroenLinks en iets mindere mate ChristenUnie en de PvdA realiseren een extra reductie door een grotere afname van het verkeers-volume en een sterkere toename van het aandeel emissieloze voertuigen Om de doelstellingen van het Parijs akkoord te halen is een grootschalige overstap naar emissievrij wegtransport nodig. Dit kan zorgen voor knelpunten in de laadinfrastructuur, maar ook in dalende overheidsinkomsten door misgelopen accijnzen. Dit laatste kan ondervangen worden door invoer van een kilometerheffing. In de luchtvaart kiezen GroenLinks, ChristenUnie en met name CDA voor extra inzet van hernieuwbare brandstoffen. Alle partijen behalve GroenLinks kiezen ook voor extra inzet van biobrandstoffen in het wegverkeer. Deze extra vraag kan wel helpen om de productie te verhogen. Als door de toename van elektrisch rijden de broeikasgasemissie van het wegverkeer sterk terugloopt, wordt de noodzaak tot grootschalige bijmenging van hernieuwbare brandstoffen bij het wegverkeer minder en kunnen de hernieuwbare brandstoffen naar luchtvaart en zeescheepvaart worden doorgeschoven. Als we dan kijken naar de verdeling van de emissiereductie in de mobiliteitssector dan valt op dat vooral D66 goed scoort. GroenLinks scoort minder, maar zet veel minder in op hernieuwbare brandstoffen. Dat kan ook een bewuste keuze zijn met het oog op de discussie over het effect van biomassa, of een nawee van de kritiek die de partij vier jaar geleden kreeg over het hoge aandeel biomassa in de doorrekening. Wat ook opvalt is dat CDA weinig CO2 uitstoot reduceert door afname van volume van wegverkeer, terwijl dat toch bij uitstek een nationale aangelegenheid is. Bij hernieuwbare brandstoffen en emissieloos wegverkeer kan de partij nog stellen dat dit in haar visie Europees bronbeleid hoort te zijn, bij volume van wegverkeer gaat die vlieger niet op. De nationale kosten van de verschillende maatregelenpakketten verschilt ook sterk. De maatregelen van D66, GroenLinks, PvdA en ChristenUnie zorgen voor de hoogste nationale kosten, niet verwonderlijk aangezien deze partijen de hoogste CO2 reductie behalen. Opvallend zijn de hoge maatschappelijke kosten van het CDA, dat het laagste CO2 effect van alle doorgerekende partijen behaalt. Landbouw De partijen verminderen de broeikasgasemissies uit landbouw en landgebruik in 2030 met 3 megaton (CDA) tot 8 megaton (D66 en GroenLinks) ten opzichte van het basispad. Krimp van de vee-stapel draagt naast energiemaatregelen in de glastuinbouw het meest bij aan de afname van de broeikasgasemissies uit de land- en tuinbouw. In de veeteeltsector dragen technologische maatregelen beperkt bij aan het verminderen van de broeikasgasemissies. Dat komt doordat methaan vrijkomt bij het fermenteren van voer door koeien. Dit biologische proces is niet gemakkelijk bij te sturen. In de glastuinbouw dragen belastingmaatregelen zoals een verhoging van de energiebelasting het meest bij aan de reductie van broeikasgasemissies. Daarnaast zijn technische maatregelen zoals aardwarmte belangrijk. Overigens betekent de vermindering van de broeikasgasemissies uit de landbouw niet dat ook op mondiale schaal de emissies evenzeer afnemen. Daarvoor is ook verandering van het eetpatroon van de bevolking nodig. De ChristenUnie, D66 en GroenLinks, sturen dan ook op het verminderen van de Nederlandse consumptie van dierlijke eiwitten, met name door vlees duurder te maken. De prijsprikkel die de ChristenUnie beoogt, is het sterkst. Onderstaande tabel geeft de daling van de CO2 emissies van de landbouwsector per partij. CU en CDA zetten aanzienlijk minder in op vermindering van de landbouwemissies, dan PvdA, GL, D66 en SP. Bij het tegengaan emissies ten gevolge van landgebruik is het effect dat de partijen bereiken ten opzicht van het basispad nagenoeg gelijk. Sector Basispad CDA D66 GL SP PvdA CU Landbouw 24,4 -2 -6,5 -6,4 -5,3 -5,5 -2,6 Landgebruik 3,6 -1 -1,5 -1,6 -1,7 -1,5 -1,4 Landbouw + landgebruik 28 -3 -8 -8 -7 -7 -4 Gebouwde omgeving De effecten in de gebouwde omgeving verschillen aanzienlijk tussen de partijen. Voor alle partijen met uitzondering van de SP geldt dat het grootste deel van de effecten wordt geraamd bij woningen. Voorstellen voor de utiliteitsbouw leveren een minder grote bijdragen. Voor alle partijen geldt dat de effecten door een mix van instrumenten tot stand komen, waarbij vooral de inzet op normering opvalt en de ontwikkeling bij de energiebelasting voor aardgas voor kleinverbruikers. D66, PvdA en ChristenUnie verhogen de energiebelasting voor aardgas voor kleinverbruikers. Het CDA en GroenLinks veranderen deze niet, voor GroenLinks naar mijn weten de eerste keer. De SP verlaagt het tarief in de eerste schijf zelfs met 5 Eurocent per kubieke meter ten opzichte van het basispad. D66 compenseert de verhoging van de eerste schijf voor aardgas met een verlaging van de eerste schijf voor elektriciteit. Voor bezitters van een koopwoning een stimulans om minder gas en meer elektriciteit te gaan verbruiken, voor huurders hooguit een reden om de verhuurder aan te sporen om het huurhuis te isoleren. GroenLinks behaalt volgens het PBL de meeste CO2-reductie tot 2030. Van de CO2-reductie komt daar een kleine 3 megaton reductie door een bijmengverplichting van groen gas in het laagcalorisch aardgasnet, net als in het programma van het CDA. Daarnaast omvat het programma van GroenLinks meer maatregelen dan dat van de andere partijen. De ChristenUnie en D66 realiseren met hun plannen ongeveer evenveel CO2-reductie als GroenLinks indien we de bijmengverplichting groen gas van GroenLinks buiten beschouwing zouden laten. GroenLinks, D66, de ChristenUnie en het CDA willen de toepassing van warmtepompen afdwingen via normering. Bij GroenLinks en de ChristenUnie betreft dat voor alle woningen bij ketelvervanging minimaal hybride warmtepompen vanaf 2023 respectievelijk 2025. D66 stelt dit ook voor vanaf 2023, maar eist daarnaast dat woningen met label B en hoger overschakelen op all-electric warmtepompen. Het CDA gaat uit van een geleidelijk oplopende efficiencynorm voor nieuwe ketels. Met de normering bij ketelvervanging volgen veel partijen de lijn die onder andere Henri Bontenbal (kandidaat voor het CDA) al jaren bepleit, en waar inmiddels ook Jan Willem van de Groep zich achter schaart. De verplichting voor all-electric warmtepompen vanaf label B kan naar mijn mening in de praktijk nog wel eens problemen opleveren. Onze woning is door toepassing van zonnepanelen van label C naar label A verandert, toch is de isolatiegraad en luchtdichtheid nog steeds te slecht voor een warmtepomp. Een aantal partijen wil verplichtingen opleggen aan verhuurders van particuliere huurwoningen bij wisseling van huurder: de ChristenUnie eist een verbetering naar minimaal label C, D66 naar label E, de PvdA naar label B en GroenLinks isolatie naar de standaard, overeenkomend met gemiddeld label B. In de utiliteitsbouw willen verschillende partijen de terugverdientijd van de Wet milieubeheer aanpassen, naar 7 jaar (SP en PvdA), 9 jaar (D66) of 11 jaar (GroenLinks), waardoor ook hier in veel gevallen hybride warmtepompen de norm worden. De SP normeert het energieverbruik van de utiliteitsbouw in 2040, waarvan al in 2030 een significant effect uitgaat. Naast deze normeringen stellen verschillende partijen financiële ondersteuning voor, in de vorm van subsidies of vrijstelling van energiebelasting op groen gas. GroenLinks en de PvdA stellen de meeste subsidies in de gebouwde omgeving beschikbaar (zo’n 9 miljard euro in de periode 2022-2030); het grootste deel daarvan (7 miljard) betreft terugsluizen van de verhuurderheffing die naar de woningcorporaties voor verduurzaming van sociale huurwoningen. Ook de ChristenUnie zet het afschaffen van de verhuurderheffing hiervoor in. Daarnaast kost de belastingvrijstelling voor groen gas in de plannen van GroenLinks 0,5 miljard euro per jaar in 2030 alleen voor de wo-ningen. Ook de SP stelt 4,5 miljard euro beschikbaar voor verduurzaming van sociale huurwoningen. Het CDA en D66 stellen minder extra subsidies beschikbaar: zo’n 1,8 miljard respectievelijk 4 miljard euro. Vijf partijen reserveren extra budget voor investeringen en subsidies in aardgasvrije wijken: de SP wil 1 miljard euro investeren; D66 en GroenLinks reserveren 1 miljard euro subsidiebudget; de PvdA reserveert 0,5 miljard euro; de ChristenUnie stelt 0,5 miljard beschikbaar voor aardgasvrije wijken. Alleen het CDA stelt geen extra budget beschikbaar voor aardgasvrije wijken. Deze partij stelt wel 1,8 miljard euro beschikbaar voor subsidie in het kader van de Investeringssubsidie duur-zame energie en energiebesparing (ISDE) op isolatie van koopwoningen en verhoogt het subsidie-percentage van 20 naar 30 procent. Ook GroenLinks, de PvdA en SP reserveren 1 miljard euro extra voor de ISDE-regeling. De ChristenUnie wil zo’n 2 miljard euro aan isolatiesubsidies voor particulieren. De maatregelen uit de partijprogramma’s voor de gebouwde omgeving hebben verschillende financiële consequenties wat betreft de benodigde investeringen, energiekosten van eindgebruikers en overheidskosten. In tabel 4.11 zijn deze consequenties voor de maatregelen gericht op woningen per partij op een rij gezet. Utiliteitbouw wordt in dit tekstkader dus niet beschouwd. De tabel toont de potentiële CO2-reductie in 2030 en het aantal bestaande woningen dat daarbij extra wordt verbeterd. Bij het terugdringen van de emissies uit de gebouwde omgeving behalen D66, GroenLinks en CU de beste resultaten. CDA, SP en met name PvdA weten aanzienlijk minder CO2 emissies te reduceren. Vooral de geraamde CO2 reductie van het CDA valt tegen, terwijl de gebouwde omgeving bij uitstek een sector is waar landelijk beleid het verschil maakt. Europees beleid is in deze sector veel minder van belang, al kan Europees beleid wel de opgave voor landen verhogen. Industrie Voor elke partij maakt de bijdrage door emissiereductie in de industrie het grootste deel uit van de totale nationale reductie, deels doordat de recent in werking getreden CO2-heffing niet in het basispad zit. De wijze waarop partijen het klimaatbeleid voor de industrie voorstellen, verschilt echter behoorlijk en de effecten daardoor ook. Het CDA houdt vast aan de nationale CO2-heffing in de industrie zoals die per 1 januari in werking is getreden en verhoogt subsidiemogelijkheden ten behoeve van industriële verduurzaming met 100 miljoen euro per jaar. CDA heeft daarnaast in haar verkiezingsprogramma tien icoonprojecten opgenomen. Het effect hiervan is niet terug te vinden in de doorrekening van PBL, terwijl deze bij uitstek een plaats zou moeten krijgen bij de lange termijn effecten. De berekende reductie voor de verschillende partijen gaat ervan uit dat de verplichte bijmenging van groen gas leidt tot groen-gasproductie in Nederland, waarop onder invloed van de beleidsprikkels CCS zal worden toegepast. De ChristenUnie, GroenLinks en D66 verminderen het aantal dispensatierechten ten opzichte van het huidige beleid en verhogen het marginale tarief. D66 en GroenLinks voegen tevens een vlakke component toe aan de marginale heffing, waarvan de opbrengst teruggesluisd wordt naar de subsidiemiddelen voor de SDE++. De PvdA en SP stellen in plaats van de marginale heffing een vlakke heffing voor voor zowel ETS- als niet-ETS-bedrijven, van 105 respectievelijk 25 euro per ton. Bij de PvdA wordt hierop voor ETS-bedrijven de ETS-prijs deels in mindering gebracht, bij de SP niet. De PvdA verleent vrijstellingen van de heffing voor een deel van de emissies. Alle partijen, met uitzondering van het CDA, willen de energiebelastingen voor aardgas voor grotere verbruikers verhogen. De ChristenUnie, PvdA, D66 en SP doen dat ook voor elektriciteit. D66, GroenLinks en de SP schaffen bovendien de bestaande vrijstellingen van energiebelasting (deels) af. Deze pakketten leiden bij de PvdA, D66, GroenLinks en de SP tot substantiële lastenverzwaringen in de industrie. Als lasten in andere landen niet op dezelfde wijze toenemen, leidt dit tot significante weglekeffecten. Daardoor nemen de emissies in Nederland weliswaar af, maar de emissies elders juist toe. Naast het weglekeffect wordt bij alle partijen de meeste reductie gerealiseerd doordat bedrijven CCS zullen toepassen en zullen overschakelen op het gebruik van elektriciteit in plaats van fossiele brandstoffen. De forse inzet op CCS van GroenLinks en PvdA is opvallend, aangezien deze partijen zich in het debat vaak niet erg positief uitlaten over deze techniek. Energiesector Alle partijen stellen aanvullende doelen voor de opwek van hernieuwbare elektriciteit op land en zee. GroenLinks en de ChristenUnie doen dit mede via het verhogen van de taakstelling voor grootschalige hernieuwbare opwek op land in het kader van de regionale energiestrategieën. GroenLinks verhoogt de taakstelling voor de Regionale Energie Strategieën (RES’en)  naar 50 terawattuur hernieuwbare elektriciteit (nu 35 TWh). De ChristenUnie verhoogt de taakstelling voor hernieuwbare elektriciteit op land van 35 naar 45 terawattuur. Het CDA kiest ook voor extra wind op zee en wil daarnaast starten met de ontwikkeling van 2 kerncentrales. Deze kerncentrales zijn pas na 2030 gereed en het effect van deze kerncentrales is daarom niet meegerekend. GroenLinks voert als enige cap in op de productie van gascentrales. De uitbreiding van de productie van hernieuwbare elektriciteit kan beperkt worden door de transport- en distributiemogelijkheden, die door de lange doorlooptijd van netwerkuitbreidingen veelal pas na 2030 kunnen worden opgelost. In de berekeningen heeft PBL de beperkingen benaderd via de aanname dat de extra productie uit windstroom gelijke tred zou moeten houden met de extra elektriciteitsvraag door maatregelen in andere sectoren. Daardoor zijn niet alle partijvoorstellen voor extra productie van hernieuwbare elektriciteit (volledig) meegerekend. Ook is geen rekening gehouden met ruimtelijke aspecten of maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak. Dat laatste is wel een belangrijk punt, aangezien het merendeel van de partijen maatschappelijk draagvlak als randvoorwaarde wil gaan stellen voor de toename van wind op land en zonneparken. Alle partijen trekken extra geld uit voor de SDE++ regeling. Het aandeel duurzame energie stijgt bij D66 en GroenLinks het meest ten opzichte van het basispad. Ook de andere partijen weten het aandeel met ruim 10% extra te groeien.   Voor vrijwel alle partijen geldt ook dat het reductie-effect in Nederland door extra emissie elders in Europa (deels) teniet wordt gedaan, waardoor vanuit mondiaal perspectief een lagere reductie resulteert. GroenLinks heeft hier het meeste last van, omdat de afname van elektriciteitsproductie door gascentrales in Nederland wordt overgenomen door gascentrales elders in de EU. De VVD heeft niet meegedaan aan de doorrekening van het PBL, maar uit de doorrekening van het CPB valt op te maken dat de VVD €100 mln wil reserveren voor het stimuleren van kernenergie en de afvang en opslag van CO₂ (carbon capture and storage, of CCS). Ook wil de VVD de uitgaven aan de1 SDE++ met 25% verlagen. Dit is de subsidie voor de stimulering van hernieuwbare energie als zon, wind en groen gas, en sinds dit jaar ook uitstootreducerende maatregelen als CCS en elektrificatie in de industrie. Deze korting valt niet meteen te realiseren, omdat de overheid jaarlijks beschikkingen afgeeft om subsidie voor de elektriciteitsopbrengst van toekomstige hernieuwbare elektriciteitsproductie te betalen. De korting heeft pas in de toekomst effect. Volgens het CPB komt de “ombuiging” van de VVD uit op een bedrag van €200 mln in 2025 en €800 mln structureel. Het terugdraaien van de uitgaven aan de SDE++ staat niet in het verkiezingsprogramma van de VVD. Wel staat daar dat thoriumcentrales onder de SDE++ zouden moeten vallen. Lange termijn effecten PBL gaat uit van vier belangrijke elementen voor de lange termijn: energiebesparing, negatieve emissies (bv. CO2-afvang en opslag (CCS), electrificatie en toepassen van hernieuwbare energie. Ook kijkt PBL naar de verdeling in tempo's tussen de periode 2020-2030 en de periode 2030-2050. Kiezen partijen voor een lineair traject? Versnellen ze tot 2030, zodat het tempo lager kan in de 20 jaar daarna? Of houden ze de strategie van de afgelopen decennia vast om langzaam te beginnen en schuiven ze de rekening voor versnelling door naar de toekomst? Om met dat laatste te beginnen: alle partijen, behalve het CDA, kiezen voor een hoger tempo in het huidig decennium. Het tempo in de 20 jaar daarna voor het behalen van de doelstelling voor 2050 uit de Klimaatwet kan dan omlaag. Het CDA kiest wel voor een kleine verhoging van het reductietempo ten opzichte van het tempo in de periode 2010-2020. Waarbij wederom opgemerkt dat CDA meewind kan krijgen in de periode tot 2030 door aanscherping van de Europese doelstellingen. Onderstaande tabel laat zien dat de meeste partijprogramma’s leiden tot (verdere) ontwikkeling van elk van de bouwstenen. Wel is te zien dat de keuzes van partijen leiden tot verschillende zwaartepunten. Bij D66 en GroenLinks zien we de grootste groei in het elektriciteitsverbruik, door elektrificatie in de gebouwde omgeving, mobiliteit en industrie. Het eindverbruik van energie wordt door alle par-tijen verminderd. Als de verbruiksvermindering door verplaatsing van industriële activiteiten naar het buitenland buiten beschouwing wordt gelaten, is de verbruiksvermindering in de industrie bij alle partijen ongeveer gelijk. Het energieverbruik bij mobiliteit neemt het meeste af bij D66 en GroenLinks, gevolgd door de ChristenUnie en PvdA. De ChristenUnie zorgt voor de grootste vermindering van het verbruik in de gebouwde omgeving, door het uitvoeren van de wijkgerichte aanpak en een ‘aanvalsplan’ voor isolatie. Nationale kosten & investeringen Nationale kosten zijn het saldo van de directe financiële kosten en baten voor burgers, bedrijven en de overheid bij elkaar en omvatten de materiële kosten van maatregelen alsmede eventuele kostenbesparingen ten gevolge van maatregelen. De nationale kosten bestaan enerzijds uit de jaarlijkse kapitaallasten voor investeringen (CAPEX) en anderzijds uit jaarlijkse operationele kosten, zoals voor gebruik en onderhoud, bespaard of extra energiegebruik en (vermeden) aankoop van emissierechten. De nationale kosten geven geen zicht op de verdeling van deze posten  burgers, bedrijven of overheid. Voor een beeld van de lastenverdeling van partijvoorstellen is de doorrekening van het CPB meer geschikt, met de kanttekening dat het CPB zichtjaar 2025 hanteert. In de nationale kosten rekent PBL ook de kosten voor natuur en mobiliteit mee, een precieze scheiding van de nationale kosten over de drie thema's is namelijk lastig te maken. De nationale kosten lopen uiteen van 5 miljard euro per jaar voor de SP tot ruim 9 miljard per jaar voor GroenLinks. Het grootste deel van de kosten bestaat bij alle partijen uit kapitaallasten voor investeringen. Bij CDA en GroenLinks zijn de operationele kosten hoger door de bijmengverplichting voor groen gas. In onderstaande figuur is te zien dat de nationale kosten met name bij GroenLinks en D66 fors zijn. Daar staat tegenover dat deze partijen ook de grootste CO2 reductie weten te behalen. Ook op het thema natuur (dat ik hier verder buiten beschouwing laat) scoren deze partijen goed. Dat betekent dat ze de financiële rekening bij toekomstige generaties leggen, maar de ecologische rekening voor hen verlagen.   De verkiezingsprogramma's van vooral D66 en GroenLinks zorgen ook voor forse investeringen per sector. Figuur 4.6 geeft een indicatie van de cumulatieve investeringen in de periode tot en met 2030 per partij per sector. Ook hier zijn de effecten voor de sectoren verkeer en landbouw/natuur breder dan alleen de broeikasgasemissiereductie. De spreiding is aanzienlijk, zowel tussen de partijen als in welke sector per partij het zwaartepunt van de investeringen ligt. De investeringen variëren van 46 miljard euro (CDA) tot 115 miljard (D66 en GroenLinks). Het grootste deel van de investeringen hangt samen met de CO2-heffing, die bij alle partijen (weliswaar met uiteenlopende vormgeving) terugkomt. In de gebouwde omgeving is de spreiding het grootst; de investeringen variëren van 11 miljard euro (CDA) tot 49 miljard (D66) per jaar. In de elektriciteitssector vormen windmolens op zee de grootste posten. Daarnaast is hierin ook een inschatting opgenomen van de extra kosten voor het hoogspanningsnetwerk. Uitbreiding van de distributienetten is niet meegenomen. De investeringen die partijen voorstellen voor de sector verkeer en vervoer zijn vooral bedoeld voor infrastructuur en het invoeren van een kilometerbeprijzing. Bij de sector landbouw, natuur en voedsel zijn dit grotendeels kosten voor de opkoop van dier- en fosfaatrechten en van landbouw- en natuurgrond. Conclusie Op gebied van klimaat valt echt wat te kiezen. Niet alleen uit de zes doorgerekende programma's, ook bij andere partijen kan door de Nederlandse inzet op verhoging van de Europese doelen gerekend worden op aanvullende klimaatmaatregelen. Bij partijen die doen alsof dat niet zo is kunnen kiezers dus rekenen op een klimaatkonijn, ook als die partij pleit voor 4 jaar rust. In die 4 jaar staat het klimaatkonijn dan als de spreekwoordelijke olifant in de kamer. Wat mij verder opvalt is dat de groene partijen fors inzetten op CCS, met de sociaal democraten van de PvdA aan kop. Waarbij GroenLinks ook kiest voor bijmenging van groengas. Nu zit ik onvoldoende in de mogelijkheden van opschaling daarvan, maar ik kan me haast niet voorstellen dat de gewenste bijmenging enkel haalbaar is met bijmenging van vergiste reststromen. Ik vermoed dat mestvergisting een rol zal spelen, terwijl GroenLinks daar in de Kamer over het algemeen tegen is. Wat me tegenvalt na het lezen van de doorrekening is de inzet van het CDA in de non-ETS-sectoren. Met name in de sectoren gebouwde omgeving, mobiliteit en landbouw wordt nauwelijks extra effect  ten opzichte van het basispad. Terwijl er in die sectoren de komende 10 jaar echt werk aan de winkel is om te komen naar het einddoel in 2050. Hoe eerder we daarmee beginnen, hoe beter. In de gebouwde omgeving is duidelijk dat ik mijn scepsis over het effect van de hybride warmtepomp moet gaan laten varen. Mijn opinie uit 2018 is dus duidelijk aan nuancering en verbetering toe. Normering kan wel degelijk een effectief middel zijn om CO2 reductie te behalen en woningen stapsgewijs voor te bereiden op andere warmtebronnen. Tegenvallend vind ik de wijze waarop PBL de doorkijk voor de periode na 2030 beschrijft. Weliswaar geven ze op verschillende bouwstenen aan wat er de komende 10 jaar bereikt wordt, maar het is veel belangrijker om te weten of die kwantitatieve bijdrage zorgt voor het voorbereiden van meters voor de decennia daarna. Of gaat het puur om meters maken in al voorbereide delen? Neem bijvoorbeeld hernieuwbare elektriciteit: een toename is goed, maar met de enorme kostendalingen is het ook relatief makkelijk om daar meters te maken. Veel lastiger is het om meters voor te bereiden op gebied van groene gassen (bv groene waterstof) of om te zorgen dat wind op zee na 2030 verder kan groeien. Terwijl de lange termijn voorbereidingen zo ontzettend belangrijk zijn. Om over 10 tot 15 jaar extra stappen te doen zijn nu namelijk voorbereidingen nodig, dat speelt niet alleen bij kernenergie. Het speelt bijvoorbeeld ook in de industriesector. De NVDE stelt op basis van CE onderzoek: als we nu niet beginnen met verzwaren van het elektriciteitsnetwerk dan raken de doelen voor de industriesector voor 2030 nu al uit beeld. Simpelweg omdat de doorlooptijden van de benodigde aanpassingen aan het elektriciteitsnetwerk en aan industriële installaties bijna 10 jaar duren. Op dat punt hebben CDA en VVD een punt.  

Foto: -JvL- (cc)

De Balie: Klimaatdebat 2021

NIEUWS - De Tweede Kamerverkiezingen zijn dit jaar op 17-18-19 maart 2021. Hoewel er veel aandacht uitgaat naar corona is er ook nog die andere crisis: klimaatverandering. De Balie organiseerde op 5 februari een klimaatdebat tussen de woordvoerders van VVD, CDA, D66, PvdA, GroenLinks, SP, PvdD, CU en de twee uitdagers BIJ1 en JA21. Het debat is een verademing vergeleken met het gemiddelde lijsttrekkersdebat van de afgelopen jaren op tv. De deelnemers laten elkaar uitpraten en pakken elkaar aan op inhoud in plaats van op frames. Ook beide debatleiders, Rokhaya Seck en Tim Wagemakers, deden het prima en waren inhoudelijk voldoende op de hoogte om bij verschillende woordvoerders prikjes uit te delen op het moment dat ze  ronkende verkiezingstaal afweek van eerdere standpunten of daden.

Het debat opende met de vraag over het ophogen van de doelstelling voor 2030. Waar GroenLinks en PvdD uiteraard voorstander van zijn, dat de VVD daar geen voorstander van is is ook geen verrassing. Daarin namen Joris Thijssen van PvdA en Pieter Grinwis een uitzonderingspositie in. De eerste door te pleiten voor het bereiken van doorbraken, zoals bij de kosten voor wind op zee. De tweede door te pleiten voor daden in plaats van nieuwe doelstellingen.  Opvallend vond ik verder dat van alle partijen enkel de VVD nog vind dat de luchtvaart mag groeien. Tjeerd de Groot, D66, nam een bijzondere spagaat in, waar hij bij de veestapel ervan uitging dat een halvering nodig is, weigerde hij zich vast te leggen op een maximaal aantal vluchten voor Schiphol.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Quote du Jour | Meer oud-leden terug in Tweede Kamer

Ik vind ook oprecht dat er meer oud-leden van de Tweede Kamer zouden moeten terugkeren op het Binnenhof nadat ze in de samenleving nuttig werk hebben gedaan. Zo kunnen ze, gewapend met nieuwe ervaringen en met de kennis van politieke beslissingen in het verleden tot stand kwamen, met nieuwe generaties politici de discussie aangaan.

Gerrit Jan van Otterloo bij zijn aankondiging bij de volgende verkiezingen niet meer verkiesbaar te zijn voor 50PLUS.

Foto: mystic_mabel (cc)

Waarom kon de kinderopvangtoeslag tot een ramp uitgroeien?

OPINIE - Over de dynamiek tussen politiek bestuur en ambtelijke top.

De verhoren over de kinderopvangtoeslagen waren spannende kost. Niet voor iedereen, vermoed ik. Maar ik heb als ambtenaar van een departement ervaring opgedaan met de dynamiek tussen politiek bestuur en ambtelijke top, dus ik heb geboeid zitten kijken.

Deze week brengt de parlementaire verhoorcommissie verslag uit aan de Tweede Kamer. Kernpunt: levert de overheid wat de burger mag verwachten? In zijn DenUyl-lezing schetst Asscher monter hoe veel heil hij van overheidshandelen verwacht, maar de koppeling naar de toeslagen maakt hij niet. Waarom kon de kinderopvangtoeslag tot een ramp uitgroeien?  Die vraag raakt de politiek en de bureaucratie in gelijke mate. Zou het parlement zichzelf kunnen evalueren? Maar de bureaucratie is net zo goed aan de beurt.

Wat is er mis?

Roel Bekker spreekt in de NRC van een “disconnect” tussen twee werelden, die elkaar zouden moeten vinden, alleen de verhoorweken van ambtenaren en de politici verschilden nogal:

“Maar hier leek sprake van verschillende werelden, met een ander type mensen, andere taal en andere emoties. Andere waarden ook. Verkokerde werelden die allerminst uitstraalden waardering voor elkaar te hebben en gezamenlijk op te trekken. De toonzetting van de verhoren in de week van de ambtenaren was ook een andere dan in de week van de politiek, bitser en met minder begrip”.

Foto: IISG (cc)

De Tweede Kamer in ere hersteld

RECENSIE - In opdracht van de Tweede Kamer schreef  Carla Hoetink een boek over de terugkeer van het parlement in het bevrijdingsjaar 1945.

Zonder verkiezingen betrok op 25 september 1945 een merendeels wat ouder gezelschap het gebouw van de Tweede Kamer aan het Haagse Binnenhof. Het waren leden van de in 1937 gekozen volksvertegenwoordiging die hun plaats innamen in wat toen genoemd werd een Tijdelijk Parlement. Maar was het wel een parlement?

Allereerst ontbraken er nogal wat leden. Een kwart van de Kamerzetels kon niet worden bezet omdat de volksvertegenwoordigers waren overleden, vermoord door de nazi’s of uitgetreden. Ook was het vanzelfsprekend uitgesloten dat de fractie van de NSB terugkeerde. De vacante zetels werden vanaf november gevuld met leden van de zittende politieke partijen en enkele onafhankelijken die zich in de afgelopen bezettingsjaren  verdienstelijk hadden gemaakt in het verzet tegen de nazi’s. Dit na heel veel gedoe en gepolder aangevulde parlement werd het Voorlopige Parlement genoemd. Het functioneerde -met meer bevoegdheden dan het Tijdelijke- tot de installatie van het in mei 1946 bij de eerste naoorlogse verkiezingen gekozen parlement.

Geen haast

Volgens de anti-revolutionairen en de communisten, de groeperingen die het grootste aandeel hadden geleverd in het verzet, kwamen die verkiezingen veel te laat. Zij bestreden de legitimiteit van de Tijdelijke en de Voorlopige volksvertegenwoordiging. Het  mandaat dat de kiezers in 1937 hadden gegeven was immers al lang verlopen. De bezetting had de politieke situatie ook volledig veranderd. Het in juni 1945 aangetreden kabinet Schermerhorn-Drees mocht volgens velen niet op eigen houtje allerlei besluiten gaan nemen over de wederopbouw of over Nederlands Indië zonder de controle van een parlement dat een madaat had zoals dat in de Grondwet was voorgeschreven.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Foto: Schermafbeelding videostream Tweede Kamer stemmingen moties 18 maart 2020

Verkiezingscampagnes begonnen

COLUMN - Politieke partijen moeten uiterlijk 21 december 2020 hun partijnaam bij de Kiesraad laten registreren om onder deze naam deel te nemen aan de Tweede Kamerverkiezing. Je zou denken dat de verkiezingscampagnes dan echt los gaan. Maar nee…

Met de verkiezingen van een lijsttrekkertje hier en een nominatie voor het minister-presidentschap daar, die moet concurreren met deez’ of wellicht toch gene, zat de stemming er al een beetje in en Prinsjesdag 2020 heeft het verkiezingsvuur echt doen ontbranden.

De eerste campagnespeech is vanmorgen afgestoken door de heer Wilders, die als eerste op de sprekerslijst van de APB (Algemene Politieke Beschouwingen) stond.

Tijdens een van de vele interrupties sprong Baudet in en verklaarde zich solidair met de PVV, waarop Wilders hem bedankte en de hoop uitsprak dat PVV en FvD in maart 2012 alle andere partijen zullen ‘overrulen’.

Aan het einde van zijn betoog openbaarde hij zijn verkiezingsprogramma (niks nieuws, de bekende riedel: geen hoofddoekjes, geen geld naar Zuid-Europa en naar asielzoekers, behoud van Zwarte Piet, etc., etc.) en riep hij de kiezers op 10 jaar Rutte-beleid weg te vagen door op de PVV te stemmen en de partij de grootste van Nederland te maken.

Foto: Lollyman (cc)

Parlement, corona en de zorg

ANALYSE - Het wil maar niet lukken om een parlementaire meerderheid te krijgen voor een beter salaris voor zorgverleners. Bij herhaling is gevraagd het applaus dat de zorgmedewerkers in de frontlinie van de strijd tegen het coronavirus kregen, ook in klinkende munt te vertalen.

De Tweede Kamer wist er nog wel een eenmalige bonus uit te slepen, die waarschijnlijk pas per 1 oktober kan worden aangevraagd. Dat tot vijf keer toe de coalitiepartijen niet instemden met een salarisverhoging leidde tot kreten als dat ‘de politiek’ niet achter de zorgmedewerkers staan.

Dat is natuurlijk te kort door de bocht, want een deel van ‘de politiek’ wilde het dus wel en behalve loon waren er meer zaken die steun voor de zorg konden betekenen. Om daar enigszins beeld van te krijgen kijken we naar de stemmingsuitslagen van moties die betrekking hadden op de zorg en in de Tweede Kamer zijn behandeld vanaf begin maart tot en met 12 augustus (de laatste plenaire vergadering over de ontwikkelingen rond het coronavirus).

Bij 29 stemmingen is er over 28 moties gestemd. Eén motie is twee keer aan de orde geweest omdat bij eerste stemming de stemmen staakten (evenveel voor als tegen).

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: Schermafbeelding videostream Tweede Kamer stemmingen moties 18 maart 2020

Coalitiepartijen nemen nooduitgang

Angsthazen op de vlucht voor sluwe vos?  Of wie is er bang voor democratie?

Zo kunnen we de mini-thriller wel noemen, die zich 12 augustus in het parlement afspeelde. U geeft er ongetwijfeld over gehoord of gelezen: de heer Wilders vroeg een hoofdelijke stemming aan over zijn motie over “een forse salarisverhoging voor zorgmedewerkers”.

Vervolgens bleek die stemming niet gehouden te kunnen worden want er waren te weinig Kamerleden voor aanwezig. Bij hoofdelijke stemmingen dienen er minstens 76 leden aanwezig te zijn.

Geen probleem zou je zeggen, want bij aanvang van de vergadering waren er 96 leden aanwezig. Maar de Kamervoorzitter moest constateren dat er op het moment dat tot hoofdelijke stemming over gegaan zou kunnen worden, er 36 leden weg waren.

Toen waren er nog maar 60 aanwezig.

© Sargasso Aanwezigheid Kamerleden 12 augustus 2020

Wat bleek? Die 36 vetrokken leden waren op één SGP’er na allemaal lid van een van de coalitiepartijen. Wie wanneer aan-of afwezig was kun u hier naslaan (exceldocumentje).

Toeval? Nou, dat vond Wilders niet. Ook Klaver en Asscher spuiden hun gal en de coalitiepartijen zagen zich genoodzaakt zichzelf de schoonheidsprijs te ontzeggen.

Nu heeft de wens de zorgmedewerkers te belonen met een structurele salarisverhoging wel een geschiedenis en wel deze:

Foto: ippnw Deutschland (cc)

Oh ja, die kernwapens….

COLUMN - In het kader van opvallende moties, in het bijzonder de moties waarbij de coalitiepartijen niet eensgezind waren (zie ook de artikelen van 13 juli, 14 juli en 28 juli), vandaag: schiet toch eens op met dat regeerakkoord!

De regeerperiode van Rutte III zit er bijna op en een paar dossiers worden zeker niet afgerond (lees: doelen worden bij lange na niet gehaald). U denkt nu natuurlijk vooral aan de klimaatdoelstellingen, maar er is meer.

Dat ontdekten we toen we tussen de 350 moties die de Tweede Kamer er even doorjoeg, een paar moties tegenkwamen die betrekking hadden op het kernwapenbeleid.

In het regeerakkoord staat dat het kabinet, binnen het kader van de bondgenootschappelijke verplichtingen, zich actief inzet “voor een kernwapenvrije wereld, gezien de grote risico’s van proliferatie van deze wapens”.

Het ligt natuurlijk niet aan het Nederlandse kabinet dat een kernwapenvrije wereld verder lijkt dan ooit, maar er ligt nu een kans het iets dichterbij te brengen.

Amerika gaat haar nucleaire wapens moderniseren en verwacht wordt dat de atoomraketten die op Europees grondgebied zijn gestationeerd ook vervangen zullen worden. Dat was aanleiding voor een paar moties die de regering oproepen tot wat, heel voorzichtige, actie.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: NiederlandeNet (cc)

Dissidenten in de coalitie

De laatste plenaire vergadering van de Tweede Kamer voor het zomerreces past in een traditie om voor een reces tot diep in de nacht door te vergaderen. Iets wat ook gebeurt als er een politieke crisis in de lucht hangt, maar voor een reces staat de agenda bol van ‘nog af te handelen’ zaken.

De vergadering begon donderdag 2 juli om 10.15 uur en eindigde krap negentien uren later, op de vroege vrijdagochtend van 3 juli, 5.10 uur.

Bijzonderheid: deze vergadering heeft zich op de derde plaats genesteld van de top vijf langstdurende vergaderingen. Tot voor kort waren de ‘Nacht van Ayaan’ (19 uur 23 min.), de laatste vergadering voor het zomerreces van 1980 (19 uur 2 min., met daarin  het debat over een olie-embargo tegen Zuid Afrika) en de ‘Nacht van Schmelzer’ (18 uur 25 min.) de drie langste plenaire vergaderingen sinds 1945.

Nu ziet de top vijf er zo uit:
28/29 juni 2006: Nacht van Ayaan – 19 u. 23 min.
26/27 juni 1980: debat olie-embargo – 19 u. 02 min.
02/03 juli 2020: Laatste voor zomerreces – 18 u. 55 min.
13/14 okt. 1966: Nacht van Schmelzer – 18 u. 25 min.
02/03 juni 1999: debat vliegramp Bijlmermeer – 18 u. 13 min.

Vorige Volgende