COLUMN - Wat de slachting in Orlando zo gruwelijk maakte, was niet alleen de schaal ervan – zelfs al was het een van de grootste individuele aanslagen die het westen de afgelopen decennia heeft gezien. Eén enkele schutter: 50 doden en 50 gewonden.
Waar Breivik het op socialistische jongeren had voorzien, de broers Tsarnaev op deelnemers en toeschouwers van de Boston Marathon, en in Parijs satirici, concertbezoekers en terrasgangers werden neergemaaid, was nu voor het eerst een groep het doelwit die al van oudsher en van vele kanten onder vuur ligt: lesbiennes, homoseksuelen, transgenders en biseksuelen.
Ja, het was een terroristische aanslag; ja, de dader riep dat hij dit uit naam van ISIS deed. Maar deze dader richtte zijn haat – meer nog: zijn machinegeweer – anders dan eerdere aanslagplegers heel specifiek op al wie niet netjes heteroseksueel was. Op lesbiennes, homoseksuelen, transgenders en biseksuelen.
Niemand die tot die groep behoort, is in zijn of haar persoonlijk leven gevrijwaard gebleven van angst, pesterijen, lastigvallerij of bedreigingen. Werkelijk iedereen die tot die groep behoort, schudt desgevraagd uit de losse mouw een akelige serie anekdotes van schrijnende discriminatie, gevaarlijke situaties, en confrontaties die nog maar net goed afliepen. Plus dat iedereen die tot die groep behoort, te veel verhalen kent van lotgenoten die op straat om niets in elkaar zijn getimmerd. Of nou ja, om niets – nee, zuiver omdat ze niet heteroseksueel zijn.