Negers
Ik ben niet meer zo van het politiek correcte taalgebruik. Eigenlijk al niet meer sinds ik lang geleden een lezing van Astrid Roemer bijwoonde waarin ze stelde dat we voortaan maar over “gepigmenteerde mensen” moesten spreken, en er mensen waren die het over “joodse mensen” hadden, want “joden”, dat klonk zo direct.
Taal is trendvolger en geen trendsetter. Met andere woorden: door taal kun je niet de maatschappij veranderen; als echter de maatschappij verandert, dan verandert de taal vanzelf mee of verliezen woorden hun scherpe randje vanzelf.
Een voorbeeld. Ongeveer in de tijd dat Roemer haar ideetje probeerde te lanceren, waren er ook mensen die vonden dat woorden als bemanning en mankracht niet meer konden. Te seksistisch, te Male Chauvinist Pig, enfin niet Opzij genoeg. Bemensing moest dat zijn, en menskracht, en natuurlijk is de Titanic met mens en muis vergaan. Okee, ik overdrijf. Maar hoort u die woorden nog wel eens, en dan niet uit de mond van Dresselhuys-achtige types? De maatschappij veranderde en het ‘masculiene’ mankracht verloor zijn scherpe kantjes – zo het die al had – vanzelf al.
Dat werkt ook omgekeerd. De negatieve lading van woorden als buitenlander of gastarbeider, en zelfs van het strikt neutrale Turk of Surinamer, werd onwenselijk geacht en vervangen door de typisch Nederlandse (want vrijwel onvertaalbare) constructie allochtoon. Maar de negatieve lading verdween niet toen het begrip een ander naampje kreeg. Anders gezegd: wie eerst een pesthekel had aan buitenlanders, heeft ook een pesthekel aan allochtonen. Je verandert er niks mee.