Naar een kritisch nationalisme
Nationalisme heeft een slechte naam gekregen. Ten onrechte. Want er is ook een niet-reactionaire, niet-regressieve vorm van nationalisme mogelijk. Dit kritisch nationalisme is een bron voor een mondiale solidariteit, schrijft socioloog Willem Schinkel in zijn nieuwe boek.
Wie nationalisme als scheldwoord ziet, heeft er niet over nagedacht. Democratische instituties zijn, bij gebrek aan absolute macht, traditie en religie, afhankelijk van nationalevormen van legitimiteit. Nationalisme is een reëel ervaren werkelijkheid die niet weggaat door er schande van te spreken, en die bovendien een positieve functie heeft, maar die tot nog toe in Nederland alleen aangesproken is door diegenen die er regressieve doelen mee hebben.
Kritisch potentieel van nationalisme
Een kritische inhoud van nationalisme kan onder meer bestaan uit een vorm van collectieve solidariteit die zowel ‘prikkelt’ tot werk als duidelijk maakt dat collectief gedeelde bestaanszekerheid juist ook een verzekering is voor de werkenden. Maar een kritisch nationalisme is óók een nationalisme dat voorbij de natie in strikte zin kijkt en dat tot een solidariteit met een breder leefmilieu oproept. Bijvoorbeeld met niet alleen wezens van het subtype ‘mens met Nederlandse nationaliteit’, maar, behalve met migranten en vreemdelingen, ook met dierlijke wezens, wier collectieve leed in de bio-industrie absurde proporties heeft aangenomen. Een kritisch nationalisme behelst een solidariteit die niet alleen, volgens de huidige racistische logica van de natiestaat, op een grond maar ookmet een grond bestaat. De natie is een solidariteitspotentieel dat niet als irrelevant afgedaan moet worden. Integendeel, het moet als productief aanknopingspunt dienst doen en er moeten nieuwe inhouden aan gegeven worden. Solidariteit met de grond van de natie is een manier om uitdrukking te geven aan de uitdagingen van energie- en klimaatcrisis.