De hoeders van de homobeweging
COLUMN - De historie van drag queens is rijk, ook in Amsterdam. Van restaurant LeTo in de jaren ’70, via Mazzo en de iT in de jaren ’90, tot aan The Queen’s Head; van Hellun Zelluf en Dolly Bellefleur tot aan Jennifer Hopelezzz, die in 2010 eigenlijk nachtburgemeester van de stad had moeten worden.
Drag queens zijn glitter & glamour – en meer dan dat. Ze munten uit in hechte solidariteit. Ze zijn van oudsher hoeders: wijze, brutale, door de wol geverfde, dappere beschermengelen van al het jonge homoseksuele en transgender grut dat elders verstoten en uitgespuugd werd. De film Paris Is Burning uit 1990 en de serie Pose – nu bezig aan zijn tweede seizoen – tonen hoe drag queens altoos een krachtig toevluchtsoord wisten te scheppen voor jongeren die omdat ze queer waren, door hun ouders uit huis waren geschopt, maatschappelijk werden vertrapt, of anderszins met hun ziel onder hun arm liepen.
Wat drag queens doen, is alles uitvergroten, onderwijl heilige huisjes omver schoppend. Ze spotten met noties van mannelijkheid versus vrouwelijkheid, van hetero versus homo. Ook een man kan gerust een vrouw zijn, sterker: een explosiever vrouw. Want een drag queen is niet te beroerd om er in geval van nood op los te timmeren, getuige het feit dat zij, samen met transgenders, degenen waren die het hardst vochten tijdens de Stonewall Riots in 1969. Die rellen waren het keerpunt voor de homobeweging.