“Een monetair systeem van een volk weerspiegelt alles wat een natie wil, doet, ondergaat, is”; het is een opmerking van Schumpeter die ik vond in the Economist. Nu is er met ons monetaire systeem wat mis: dat bengt bij mij onrust teweeg, misschien zelfs een identiteitscrisis. Wat zijn de bankbiljetten in mijn zak volgend jaar nog waard?
De weeffouten van de euro worden politiek niet besproken, zo schreef ik in “de ondraaglijke lichtheid van de ideologie”. Daags na verschijning daarvan kreeg ik van mijn partij een invitatie voor een discussie over Europa, met de titel “een rechtvaardige oplossing”. Huh? Is dat de goede vraag? Moeten we alleen even wat onrecht wegwerken in Europa? Het probleem lijkt iets ingewikkelder.
Waarom spreken we niet over de onderwerpen van de crisis, die er echt toe doen, over aanpassingen in de verdragsteksten, die voor grotere stabiliteit kunnen zorgen? Want, zeg ik simpeltjes, het kernprobleem is dat de stabiliteit rond de euro zoek is en dat stabilisatoren onvoldoende werken. Dat is ook, misschien vooral, een politiek probleem. Dus niet alleen monetaire specialisten moeten zich met het debat bemoeien, maar ook politici. Onlangs heeft De Jager nog dapper geroepen dat alle scenario’s werden onderzocht op Financiën; daar moest de Tweede Kamer meer van weten. Maar Rutte en De Jager hielden hun kaken vrijwel geheel op elkaar.