Margaret Thatcher suggereerde in de jaren tachtig met haar veel geciteerde slogan ‘There is no alternative’ dat er geen ander economisch systeem mogelijk is dan het kapitalisme. Alsof het een natuurwet betreft. Er is van begin af aan veel kritiek geweest op een dergelijke voorstelling die naast een kleine overheid ruim baan propageerde voor het geglobaliseerde bedrijfsleven. Toch is TINA, zoals de leuze doorgaans wordt afgekort, nog steeds een leidraad voor veel regeringen. Sinds de financieel-economische crisis die begin deze eeuw eerst de Verenigde Staten en later Europa trof krijgt de kritiek op het neoliberalisme en het vigerende financieel kapitalisme wel meer aandacht. Thomas Piketty, Kate Raworth, Mariana Mazzucato en Jason Hickel, om een paar auteurs te noemen, hebben laten zien dat het vigerende systeem rampzalige gevolgen heeft voor mens en natuur en dat we dringend moeten gaan nadenken over een andere inrichting van de economie. Want Er is wél een alternatief, schrijven de auteurs van een nieuwe bundel essays onder deze titel over ‘postkapitalisme – een einde aan de roofbouw op aarde en mens’.
Er is wél een alternatief heeft als motto: ‘Alleen als we zien én geloven dat we iets te kiezen hebben, kunnen we samen bouwen aan een betere samenleving.’ Daarvoor moeten we dan wel eerst afscheid nemen van die oude TINA-propaganda. Geen geringe opgave gezien het feit dat het kapitalisme inmiddels zozeer verweven is in ons denken en doen dat we ons nauwelijks kunnen voorstellen dat er echt alternatieven zijn. Loskomen van TINA dus. Goed dat er een boek is dat daaraan kan bijdragen.
Breken met het kapitalisme
Een bundel met essays van meer dan dertig auteurs loopt altijd het risico van een te veel aan diversiteit en gebrek aan samenhang. Dat leest meestal niet zo lekker. Maar de samenstellers, van deze bundel, verbonden aan het wetenschappelijk bureau van GroenLinks, zijn er in geslaagd van alle bijdragen één prettig leesbaar geheel te maken. De rode draad is de weg om te breken met het kapitalisme. De bijdragen belichten elk een verschillend facet van het huidige economische systeem. Dat loopt uiteen van onderwijs, wonen, zorg, natuur, energie en handel tot bestuur, media en technologie. Alle auteurs beginnen met een blik op wat in het postkapitalisme mogelijk is. Ze laten zien wat er schort aan het vigerende systeem en wijzen naar mogelijkheden om daar van af komen. Veel auteurs wijzen ook naar elkaars analyse en oplossingen. De geboden oplossingen mogen dan soms wat idealistisch ogen, en hier en daar ook wat detaillistisch, het grote beeld dat geschapen wordt is hoopvol. Als je alle hier geschetste groene en sociale ideeën voor een leven na het kapitalisme in één samenhangende beweging onderbrengt zou er best iets moois uit kunnen groeien.
Maar allereerst gaat het dus om loskomen van de bestaande praktijk. Een mooie bijdrage is die van Koen Haegens over tijd. We leven in een ‘haastmaatschappij’. We besteden steeds meer tijd aan werk voor de baas, terwijl de lonen achterblijven. De kapitalistische logica is zo weinig mogelijk personeel inzetten voor een maximaal resultaat. Door de continue bereikbaarheid staan werknemers ‘nooit meer uit’. Niemand praat meer over werktijdverkorting. Met een basisinkomen zou volgens Haegens de druk om steeds meer en harder te werken verdwijnen. Aansluitend schrijft Sjors Roeters over de noodzaak van bedrijfsdemocratie. We geven hoog op over onze westerse democratie. Waarom accepteren we dan dat ‘we een derde deel van ons wakkere leven doorbrengen op een plek waar helemaal geen democratie is’? Waarom laten we de bedrijven waarvoor we werken exclusief in handen van ondernemers en aandeelhouders die uitsluitend streven naar kapitaalsaccumulatie? Juist dat is, zoals we in een andere bijdrage kunnen lezen, ook de grootste hinderpaal voor effectieve natuurbescherming. ‘Verbindend natuurbehoud’ bepleiten Bram Büscher en Esther Turnhout, gebaseerd op ‘twee fundamentele principes: voorbij economische groei en voorbij de geforceerde scheiding tussen mens en natuur.
Zeggenschap
Zeggenschap over de economie komt terug in de bijdrage van Vera Vrijmoeth en Hendrik Noten, verbonden aan de FNV. Om tot een betere verdeling van de welvaart te komen moet er volgens hen afgerekend worden met drie mythen: de mythe van de meritocratie, de mythe van het trickledowneffect en de mythe van de niet-innovatieve overheid. Daarop volgt hun sociaaldemocratisch program: echte zeggenschap van werknemers in ondernemingen, versterking van de vakbonden en meer zeggenschap van de overheid over de economie als geheel. In deze lijn zien we ook in andere bijdragen pleidooien voor versterking van de collectieve sector, een energievoorziening onder publiek beheer met democratische controle ‘in samenspraak met coöperatief eigenaarschap zonder winstbejag’ en de voedselvoorziening als ‘publiek goed’.
Alternatieven voor het kapitalisme vereisen een politisering van de economie. De inrichting van de economie moet onderwerp worden van het maatschappelijk debat, schrijven Merlijn Oudenampsen, Sam de Muijnck, Bram Mellink en Joris Tieleman in een artikel over de nodige veranderingen in het bestuur onder de titel ‘De denkende overheid’. Tegen de achtergrond van het toeslagenschandaal bepleiten zij uitbreiding van de capaciteit en expertise bij overheid en politiek. ‘Eenzijdige analyses vanuit slechts één bepaalde aanpak leiden tot blinde vlekken, valse zekerheid en eenvormige oplossingen’. Daartegen kan meer pluralisme in de economie helpen en meer betrokkenheid van burgers via een nieuwe denktank, een Planbureau van de Burger met representatieve gelote burgerpanels.
Machtsvorming
Bij alle veelbelovende uitzichten op het overwinnen van Thatchers uiterst beperkte economische visie heb ik nog wel twee kritiekpunten op Er is wél een alternatief. Het eerste betreft de nationale insteek van veel auteurs. Daarmee wordt de blik op de omvang van de problemen helaas beperkt. Als we het over de economie hebben kunnen we er sinds enkele decennia niet meer omheen dat we verder moeten kijken dan wat er in ons kleine landje gebeurt. Je kunt geen alternatieven voor het dominerende kapitalisme uitwerken die uitsluitend passen binnen de nationale grenzen. Echte alternatieven vereisen minstens een Europese aanpak. Mijn tweede kritiekpunt is de onderbelichting van het machtsvraagstuk. Met uitzondering van het pleidooi voor versterking van de vakbeweging, dat de FNV-mensen even kort aanstippen kwam ik weinig suggesties tegen voor de wijze waarop de beweging tot stand moet komen die in staat is om alle mooie ideeën te bundelen, de weerstand tegen verandering te keren en de politiek in een andere richting te sturen.
De bundel Er is wél een alternatief is geen gelegenheidsuitgave, het is het resultaat van een project dat twee jaar geleden is gestart. Maar het komt wel mooi op tijd nu we na 22 november het zicht hebben op enige politieke vernieuwing (ik formuleer het maar voorzichtig). Ik hoop dat het boek op z’n minst een deel van onze nieuwe volksvertegenwoordiging in staat stelt om definitief los te komen van TINA-gedachten en voorts dat het voldoende inspiratie biedt om alternatieven serieus te nemen.
Er is wél een alternatief. Postkapitalisme - een einde aan de roofbouw op aarde en mens. Hans Rodenburg, Noortje Thijssen en Koen Bruning (red.). Uitgeverij Ambo|Anthos i.s.m. het wetenschappelijk bureau van GroenLinks. 352 pagina's, €23,99.
[foto: Margaret Thatchers Spitting Image Puppet]