ELDERS - Turkije is in de ban van megalomane bouwprojecten.
De Turkse president Erdogan heeft een paleis laten bouwen dat 444 miljoen dollar heeft gekost. Het is het grootste presidentiële paleis ter wereld, zes keer groter dan het Witte Huis in Washington en het telt duizend kamers. Ondanks vele protesten en rechtszaken is de bouw van het paleis nu voltooid, tot ergernis van de oppositie die dan ook niet kwam opdagen bij de eerste receptie in het gloednieuwe gebouw ter gelegenheid van de Dag van de Republiek ter herdenking van de oprichting van de moderne Turkse staat door Kemal Atatürk, 91 jaar geleden.
Na hevige en met veel geweld onderdrukte protesten vorig jaar in Istanbul is de bebouwing van het Gezipark naast het Taksimplein voorlopig van de baan. Maar dat is een zwaar bevochten uitzondering op de trend in het beleid van de huidige regering. Erdogan en zijn AK-partij zijn verslaafd aan imposante gebouwen en grote infrastructurele werken. Istanbul moet de komende jaren worden verrijkt met een derde luchthaven, een derde brug over de Bosporus en een tweede Bosporus kanaal.
Het nieuwe kanaal van een kleine 50 kilometer lang zou aan de westkant van Istanbul moeten worden aangelegd om het drukke verkeer op de Bosporus te ontlasten en ongelukken te voorkomen. De regering verwacht dat de bouw van het kanaal zelf niet alleen goed is voor de Turkse economie (lees: met de AK-partij gelieerde bouwbedrijven), maar dat er rond het kanaal ook allerlei nieuwe bedrijvigheid zal opbloeien. Turkije wil er misschien ook wel doorvaartgeld heffen, maar dan komt het land in aanvaring met internationale verdragen die een vrije doorvaart van de Zwarte Zee naar de Zee van Marmara garanderen. Op dat punt stuit Turkije met deze plannen op tegenstand van Rusland, een land dat Erdogan graag te vriend houdt.