Kloppende cijfers, lege stembus

van John Bijl & Michiel van der Eng Zwembaden dicht, buurthuizen gesloten, sportvelden verzakt. Gemeenten raken stap voor stap het vermogen kwijt om te doen wat burgers van ze verwachten. Toch lijkt niemand zich echt zorgen te maken. De strijd over het gemeentefonds wordt weggezet als gezeur over geld. Maar wie goed kijkt, ziet dat hier niet alleen het lokale voorzieningenniveau, maar ook de democratie zélf op het spel staat. Al meer dan twintig jaar krijgen gemeenten er taken bij, maar moeten ze het doen met minder geld. Bezuinigingen, doeluitkeringen en decentralisaties stapelen zich op. Toch leidde dit niet tot echte verontwaardiging. Pas recent werden gemeenten assertiever: de toenmalig voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), Jan van Zanen, sloeg bij de minister naar eigen zeggen ‘met de vuist op tafel’. Wethouders financiën demonstreerden op het Malieveld en onlangs dreigde de VNG zelfs met een rechtszaak tegen het Rijk. Het resultaat? Bij de recente Voorjaarsnota krijgen gemeenten er weer vooral eenmalig geld bij; precies genoeg om de rechtszaak af te wenden. Het ravijnjaar is niet gedicht, maar verschoven. En de structurele zorgen blijven. Wat ooit een zelfstandige bestuurslaag was, is steeds meer een uitvoeringsorgaan van het Rijk geworden. De autonomie die gemeenten formeel hebben, wordt uitgehold door financiële afhankelijkheid en politieke bemoeienis. Het gemeentefonds, ooit bedoeld om gelijkheid en ruimte te garanderen, is verworden tot een sturingsinstrument. Daarmee raakt niet alleen de slagkracht van gemeenten, maar ook hun legitimiteit - en dus die van het héle binnenlands bestuur. De uitholling van lokale autonomie is geen incident, maar het gevolg van drie hardnekkige trends: gemeenten worden gezien als de zoveelste lobbyist in plaats van bestuurslaag, de mentaliteit van van wie betaalt bepaalt en in de manier waarop sowieso Haagse begrotingsmores politiek achter de cijfers heeft geplaatst. Wie betaalt, bestuurt Gemeenten zijn formeel een gelijkwaardige overheid, maar worden in Den Haag behandeld alsof ze in de lobby staan te wachten. Eerst komen de ministeries, die al zijn gelobbyd door krachtige belangengroepen zoals grootindustrie, natuurorganisaties, en onderwijsbonden. Pas dan mogen gemeenten bij het begrotingsoverleg aanschuiven. De VNG is in die dynamiek steeds meer een van de vele belangenbehartigers en niet de vertegenwoordiging van een zelfstandige bestuurslaag. Daarnaast lobbyen gemeenten ook nog tegen zichzelf, zoals regio’s, grote steden of plattelandsgemeenten. Vaak ook nog eens effectiever omdat daarmee concreter en zichtbaarder beleid voor woningbouw, infrastructuur en werkgelegenheid wordt gemaakt. Inmiddels lijkt het gemeentefonds de sluitpost van de rijksbegroting. Gemeenten krijgen vooral de kliekjes van de rijksbegroting uitgeserveerd - zonder zelfs de beleefdheid ze eerst op te warmen. Bovendien is het Rijk steeds meer geneigd zelf te bepalen waarvoor en hoe het geld moet worden besteed. Via specifieke uitkeringen, de spuks, stuurt het Rijk beleid tot op detailniveau. Zo schrijft de specifieke uitkering Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA) niet alleen gezondheidsbeleid voor, maar verplicht ook regioplannen en verantwoordingsformats. In het Hoofdlijnenakkoord van 2024 werd aangekondigd het aantal spuks te verminderen, wel met een bezuiniging van tien procent; gemeenten zouden ermee efficiënter kunnen werken. Het bleek de zoveelste dode mus. Het aantal spuks is niet gedaald, maar gestegen. De tien procent bezuiniging blijft vanzelfsprekend wél staan. Nog fundamenteler is de verschuiving naar medebewind. Ruim tachtig procent van alle gemeentelijke taken is het feitelijk uitvoeren van rijksverantwoordelijkheden. Paspoorten en rijbewijzen, de bijstand, WMO en jeugdhulp, allemaal landelijke zaken waarvoor u bij het gemeenteloket aanklopt. De wet schrijft voor dat het Rijk bij beleidswijzigingen moet onderbouwen wat de financiële gevolgen zijn voor gemeenten, én hoe die gevolgen worden opgevangen. In de praktijk gebeurt dat zelden. Een nieuw wetsvoorstel vergroot de sturingsruimte van het kabinet nog meer - én verkleint nota bene die van het parlement. Voor gemeenten betekent dit minder speelruimte, meer verplichtingen. Zo kan een mogelijke rijksbezuiniging op jeugdhulp heel concreet leiden tot een gesloten zwembad, een geschrapt festival of een leeg theater. Omgekeerde politiek De derde trend is minder goed zichtbaar: omgekeerd begroten. Goed beleid begint bij ideeën, niet bij het saldo. Maar Haagse logica draait dit om: eerst geld ritselen met een rekbare onderbouwing en dan onderweg het beleid erbij knutselen. Denk aan het nachtelijk rondje miljardenkwartet door coalitieleiders bij de Voorjaarsnota. Politieke keuzes worden zo gereduceerd tot boekhoudtrucs. Het gevolg is dat de relatie tussen geld en beleid totaal zoek is. En zolang er toch nog geen beleid ligt, kun je met begrotingsposten vrijelijk schuiven. Voor gemeenten pakt dit desastreus uit. Ze weten vaak pas laat of er geld komt en moeten beleid steeds bijstellen op basis van Haagse wendingen. Wie afhankelijk is van incidenteel geld, kan geen structureel beleid voeren. En wie de begroting vult met projectsubsidies, loopt permanent achter de feiten aan. Zelfs de commissie-Van Ark waarschuwde over de jeugdhulp: boek besparingen pas in als ze reëel zijn. Deze open deur met het formaat van een schuifpui werd niet door het kabinet overgenomen. Hoewel niemand ooit heeft bedacht dat het lokaal bestuur op deze manier uitgehold moest worden, doet de spreadsheet het vanzelf. Gemeenten zijn collateral damage van deze in zichzelf al disruptieve begrotingspolitiek. Waar is de Kamer? Gemeenten worden gezien als de zoveelste lobbyist, medebewindstaken vullen de gemeentelijke begroting en omgekeerd begroten zorgt voor grillige besluitvorming. En de Tweede én Eerste Kamer? Kamerleden lijken zich onvoldoende bewust dat ze als hoogste politieke laag medeverantwoordelijk zijn voor het functioneren van de andere bestuurslagen in ons model van staatsinrichting. Hun politieke energie gaat naar de medialogica van beeldvorming, incidenten, moties en Kamerbrieven. Maar zelden komt aan de orde wat al die Haagse actiedrift doet met het lokaal bestuur als geheel. Bij het parlement ligt echter juist de sleutel. Zolang de Kamer geen werk maakt van een goede Financiële-verhoudingswet, blijft lokaal bestuur speelbal van onbestendig rijksbeleid. Gemeenten verdienen wettelijk vastgelegde zeggenschap over besluiten die hen raken. Ook moet de minister van BZK meer gewicht krijgen tegenover collega’s. Nu belandt gedecentraliseerd beleid soms bij gemeenten zonder dat BZK het weet. Verplicht een ander departement maar eens bij BZK op de thee te komen als het een beleidsterrein naar gemeenten over de schutting gooit. En laat gemeenteraden (in plaats van de Provinciale Staten) voortaan de Eerste Kamer kiezen. Tot slot is onafhankelijke geschilbeslechting tussen bestuurslagen essentieel, als basis voor wederzijds gezag. Op naar de lege stembus Op 18 maart 2026 kiest Nederland zijn gemeenteraden. Maar waar stem je op als het verschil tussen partijen nauwelijks zichtbaar is, omdat er nauwelijks nog iets te kiezen valt? Ondertussen sluiten de zwembaden, verkrotten de buurthuizen, woekert het groen en verzakken de sportvelden - alles waarmee de gemeente een bloeiende samenleving ondersteunt. En geen lokale politicus die dat tij nog keren kan. Vind je het dan gek dat de kiezer niet weet waarom-ie moet stemmen - laat staan op wie? Omdat het lokaal bestuur zo weinig armslag krijgt dat het politieke verschil nauwelijks zichtbaar is? Ging deze discussie maar alleen over geld. Dan hadden we slechts een misverstand over de rekening. Maar de strijd om het gemeentefonds is geen rekensom; het is een sluipende ontmanteling van de lokale democratie. Niet vanwege één bezuiniging, maar door duizend kleine keuzes die telkens net níét over gemeenten gingen. Gemeenten worden spreadsheet-matig uitgekleed in betekenis. Wat op het spel staat, is niet de uitkering, maar of er lokaal nog iets te kiezen valt. En dat vraagt om meer dan een begrotingswijziging. Het vraagt om hoop, lef en institutionele trots van Kamerleden, bewindspersonen én ambtenaren. Van de landelijke politiek dus. Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut. John Bijl traint gemeenteraden en Provinciale Staten in het effectiever politiek bedrijven en het verstevigen van hun rol als hoogste orgaan van de gemeente of de provincie. Hij is directeur van het Perikles Instituut. Michiel van der Eng is senior trainer bestuurlijke verhoudingen en specialist financiën bij het Perikles Instituut.  

Door: Foto: Sargasso achtergrond wereldbol
Foto: Tom Jutte (cc)

Planmatige verandering

OPINIE - Tom van Doormaal is kritisch over de sturende vermogens van de staat. ‘Lokale strijders wenden zich af van het Haagse gedoe en proberen zelf iets goeds te doen.’

Wat overkomt ons? De liberalen waren kampioenen burgerlijke vrijheid, maar de coalitie wil daar vergaand in ingrijpen. De liberalen waren ook voor economische vrijheid, maar steken miljarden in het steunen van bedrijven. Zou een coalitie Asscher voor een basisinkomen kiezen? Ik twijfel, al zou het creativiteit voor economisch herstel sterk bevorderen.

Ik zou willen begrijpen wat het politieke systeem nu precies wil, bij het overwinnen van de crisis, die ons in diepte nog wel eens kan tegenvallen. Wat wil men eigenlijk? Ik zie groeiende werkloosheid, verlies van inkomen bij bijstandsgerechtigden en armoede, bij individuele huishoudens en bij gemeenten.

Politieke sturing

Ik zie twee problemen:

  • Het is buitengewoon lastig goede wettelijke kaders en gebruiken te regelen, waarbinnen de verschillende overheden met elkaar hun bestuurlijke functies vormgeven. Voorbeeld: een kakelend parlement, dat zich bemoeit met de taakuitoefening van de Amsterdamse burgemeester over de openbare orde, zelfs voordat de gemeenteraad zich daarover heeft gebogen.
  • Het is nog lastiger op een juiste en effectieve wijze marktprocessen te beheersen, door effectieve interventies, zoals normstellingen, boetes en handhaving, etc., zelfs wanneer de bevoegdheden volstrekt helder zijn, want de markt bedenkt altijd nieuwe ontduikingstechnieken. Voorbeeld: de fiscale verplichtingen van bedrijven.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Eigen schuld, dikke bult

Hondervijftigduizend mensen met problematische schulden kloppen tevergeefs aan bij de gemeente voor schuldhulpverlening. Per jaar. Ze vallen onder diverse uitsluitingsgronden waardoor ze geen hulp krijgen.

Staatssecretaris Klijnsma vind dit onverteerbaar, Maar ja ze had dit niet kunnen weten. En de verantwoordelijken “herkennen” zich niet in de getallen.

Beschaving anno 2015. Eigen schuld, dikke bult.

Foto: Gerard Stolk (cc)

Waarom ik sceptisch ben over de ingreep in de jeugdwet

Na de landelijke jeugdzorgstaking in september en een uiterst kritisch rapport van de inspectie, gaat het kabinet maatregelen nemen. Jeroen Hoenderkamp bekijkt het politieke paniekvoetbal met veel scepsis.

Het begint duidelijk te worden dat de jeugdhulp onder onacceptabele druk staat. Daar valt van alles over te zeggen, maar de motor lijkt me dat het beschikbaar bedrag per kind enorm is afgenomen. In 2015 was het budget 4 miljard en werden 380.000 jeugdigen geholpen. In 2019 is het budget 3,6 miljard en worden 430.000 duizend jeugdigen geholpen. Tel daarbij 10 procent inflatie en een forse toename van administratieve lasten (10 procent?) en de conclusie is dat het reëel beschikbaar bedrag per kind met 35 procent (!) is afgenomen van 10.500 naar 6.800 euro.

Opstelling verandert maar er blijven te weinig spelers

Als ik even een voetbal-metafoor mag gebruiken: de regering heeft sinds 2015 het team op het veld verkleind van 11 naar iets meer dan 7 spelers. Gemeenten ervaren dit probleem, en proberen door (te) lage tarieven het aantal spelers te verhogen. Maar dat lukt maar beperkt, omdat er – gelukkig – een grens zit in wat rechter en maatschappij accepteren aan schrale zorg en arbeidsvoorwaarden.

Foto: Rawpixel Ltd (cc)

Platgewalst door een olifant

COLUMN - De decentralisatie van 2015, waarbij de zorg, de jeugdzorg en de Wmo naar de gemeenten werden overgeheveld, moest de zorg efficiënter maken. Lokaal had iedereen beter door wat nodig was, konden instanties makkelijker samenwerken en waren ze flexibel. Dat zou allemaal zó geweldig gaan dat er, volgens dezelfde landelijke overheid die de boel over de gemeentemuren gooide, een klap geld bezuinigd kon worden op de eerdere budgetten: tot wel 15 procent. De lokale zorg zou immers zalig mean and lean zijn.

Dat pakte iets anders uit. De VNG, die zich aanvankelijk in de handen wreef over de uitbreiding van de lokale begrotingen en de toegenomen beleidsruimte van de gemeentebesturen, trekt nu al jaren aan de noodklok. Aanbieders concurreerden elkaar kapot, zorgleveranciers bleken lang niet allemaal eerlijk of transparant te zijn en sluisden geregeld megawinsten weg, en het controleren van al die zorgcontracten en -leveranciers vergt meer deskundigheid dan gemeenten in huis hebben.

Het geval van een kersverse Noord-Hollandse gemeente, in 2015 ontstaan uit de samenvoeging van vier plaatsen, is tekenend. Die jonge gemeente had de handen vol om haar eigen organisatie en integratie op orde te krijgen. Toen zich een grote, landelijke zorgaanbieder aandiende die gul beloofde de hele lokale zorg dan wel even voor ze te regelen, was de gemeente opgelucht. Maar goed onderhandelen kon ze niet.

Lezen: De BVD in de politiek, door Jos van Dijk

Tot het eind van de Koude Oorlog heeft de BVD de CPN in de gaten gehouden. Maar de dienst deed veel meer dan spioneren. Op basis van nieuw archiefmateriaal van de AIVD laat dit boek zien hoe de geheime dienst in de jaren vijftig en zestig het communisme in Nederland probeerde te ondermijnen. De BVD zette tot tweemaal toe personeel en financiële middelen in voor een concurrerende communistische partij. BVD-agenten hielpen actief mee met geld inzamelen voor de verkiezingscampagne. De regering liet deze operaties oogluikend toe. Het parlement wist van niets.

Foto: Thomas Hawk (cc)

Sociaal werker mag wel wat onaangepaster zijn

COLUMN - door Toby Witte

Waar blijft de stem van de sociaal professional als het gaat om het gemeentelijk sociaal beleid? Is die stem er eigenlijk wel of wordt deze niet gehoord door wethouders en beleidsmakers?

Sociaal werk heeft altijd van doen met het beleid en de politiek-bestuurlijke ambities van gemeenten. Alleen dit al is een reden voor sociaal professionals zich kritisch te verhouden tot het gemeentelijke beleid, want bij de kwaliteit van het sociaal werk gaat het zowel om uitvoering van beleid als om het kritisch en ethisch kunnen reflecteren op hoe beleidsintenties praktisch uitpakken. Denk bijvoorbeeld aan de te hooggespannen beleidsambities en verwachtingen die gemeenten hebben van hun sociale wijkteams. Dat vraag om een weerwoord vanuit de praktijk.

In tegenstelling tot de jaren zestig, zeventig en tachtig van de 20ste eeuw waarin politisering, democratisering en zeggenschap (sociale actie) de nodige aandacht kregen in de opleidingen van de toenmalige sociale academies en sociaal professionals zichtbaar en hoorbaar meer beleidskritischer waren, zien we tegenwoordig dat de gedrevenheid van het sociaal werk op het terrein van politiek, beleid en bestuur in sterkte is afgezwakt of zelfs afwezig lijkt te zijn.

Dat is vreemd, want juist door de huidige decentralisaties op het gebied van jeugd, zorg en participatie bevindt het sociaal werk zich bij uitstek in een politiek geladen context. De ronkende retoriek vanuit ‘Den Haag’ over ‘minder overheid’, ‘nabijheid’ en ‘zelfredzaamheid’ staat in schril contrast met wat op lokaal niveau momenteel plaatsvindt.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Participatiesamenleving 5 jaar: tijd voor heroriëntatie?

VERSLAG - door Jan van Dam

cc Sociale Vraagstukken cover boek De verhuizing van de verzorgingsstaat

De grote decentralisatieoperatie van 2015 is geen onverdeeld succes. Het heeft volgens de auteurs van het jaarboek van het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken geleid tot grote tekorten geleid op professioneel en democratisch gebied. Maar bij de presentatie van het jaarboek in Utrecht klonken opvallend veel opgewekte geluiden. En een behoefte om over alternatieve keuzen te praten.

Kan je de zorg en ondersteuning verbeteren en tegelijkertijd betaalbaar houden? Het kabinet Rutte II dacht drie jaar geleden van wel. Een grootscheepse overheveling van zorgtaken van Rijk naar gemeenten zou het antwoord zijn op deze ogenschijnlijk onoplosbare vraag. De toenmalige regering was zo zeker van zijn zaak dat het de toekomstige winst van zijn beleid, in de vorm van bezuinigingen, al op voorhand inboekte.

Drie jaar decentralisaties

Naast de financiële voordelen moest de decentralisatieoperatie er ook voor zorgen dat mensen weer naar elkaar zouden gaan omkijken.

Hoogleraar Evelien Tonkens noemde dit tijdens de drukbezochte conferentie ‘Hulp Dichterbij?’ op de Hogeschool Utrecht een van de ‘beloftes van nabijheid’. Op de bijeenkomst presenteerde het Tijdschrift voor Sociale Vraagstukken haar nieuwe jaarboek, dat deze keer terugblikt op drie jaar decentralisaties. Het boekt vormt de weerslag van een meerjarig onderzoek van de Universiteit voor Humanistiek en de Universiteit van Amsterdam.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Foto: Leonieke Aalders (cc)

De pijn van het openbaar bestuur

COLUMN - Soms heb ik een productieve week, die te denken geeft. Ik zat aan bij een gesprek over verandering in het sociaal domein en een bewindspersoon wilde met mij spreken. In beide bijeenkomsten zaten een paar leerzame confrontaties.

Zondig reformisme

Het “zondig reformisme” was een begrip van Den Uyl. Door zijn afkomst kende hij het besef van zondigheid. De politica die ik sprak zei ongeveer: “ik maak wetgeving, maar zeker van het resultaat ben ik niet. Dus wil ik weten hoe het werkt en een kans om verdere verbeteringen aan te brengen laat ik niet lopen.” Dat geeft ongeveer aan wat het is.

Ik sprak haar niet tegen, want ik ben ook voor het kleine verbeteren. Toch is het voortdurend prutsen aan regelgeving een bron van complexiteit in het openbaar bestuur. Door details, door het bedienen van strijdige politieke wensen, loopt het systeem nogal vast. Zondige reformisten kennen dit risico, maar ze voelen het als plichtsverzuim, wanneer ze kansen op kleine verbeteringen laten liggen.

Voorbeelden van beleidsterreinen waar dit zich voordoet? Onderwijs en de sociale wetgeving. Het is op beide beleidsvelden een hele opgave op je handen te zitten en even niks te doen.

Foto: bark (cc)

Groei aantal ‘verwarde personen’ is dubbelhartige ggz, zorgverzekeraars en overheid aan te rekenen

OPINIE - Vorige week verscheen Samen doorpakken, het tussenrapport van het ‘Aanjaagteam Verwarde Personen’. Het team, ingesteld door de ministeries van VWS, VenJ en de VNG, werkt aan ’het bevorderen van een sluitende aanpak van ondersteuning en zorg door alle gemeenten voor mensen die verward gedrag vertonen’. Dat is dringend nodig. In vier jaar tijd steeg het aantal ‘verwarde personen’ met 65 procent, van 40.000 in 2011, naar 65.000 in 2015.

Achter ieder van die 65.000 gaan zorg- en meelijwekkende verhalen schuil. Mensen die zichzelf verwaarlozen, hun woning vervuilen, de weg in hun eigen hoofd kwijt zijn, overlast veroorzaken, dreigen zichzelf wat aan te doen en sommige gevallen ook anderen. Waar in de publieke opinie de nadruk ligt op de problemen die ze voor anderen veroorzaken, zijn het bovenal mensen die hulp nodig hebben en die niet tijdig hebben gekregen.

Het tussenrapport van het aanjaagteam is er één in de categorie ’halfvol/halfleeg’. In klare taal wordt onder meer vastgesteld dat de groei van het aantal verwarde personen gerelateerd is aan de ambulantisering van de geestelijke gezondheidszorg. Ofwel, de beweging om mensen met ernstige psychiatrische problemen zo kort mogelijk op te nemen en zo veel mogelijk zelfstandig te laten wonen, draagt substantieel bij aan de stijging van het aantal verwarde personen. Dat is een belangrijke constatering omdat de ggz tot nog toe veel moeite heeft haar medeverantwoordelijkheid voor de trend te erkennen. In het rapport staat onomwonden dat verwarde personen ’mensen zijn met (ernstige) psychiatrische stoornissen in combinatie met andere problematiek’. Over mogelijke andere oorzaken van de stijging rept het aanjaagteam niet.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

De Participatiewet is schijn-decentralisatie, pleidooi voor bestuurlijke ongehoorzaamheid

ACHTERGROND - Veel ambtenaren van sociale diensten zijn bang voor de lange arm van Den Haag. Daardoor wint de angst voor de Rijksaccountantsdienst het van de noodzaak om doeltreffend maatwerk te leveren. Volgens Pieter Hilhorst en Jos van der Lans is het tijd voor bestuurlijke ongehoorzaamheid.

Als iets maar vaak genoeg wordt gezegd, krijgt het vanzelf zo’n vertrouwde klank dat je denkt dat het waar is. En wij hebben ons er ook schuldig aan gemaakt. We hebben stukken geschreven, waarbij we consequent spraken over drie decentralisaties: de overdracht van de jeugdzorg naar de gemeente, de overheveling van delen van de AWBZ-zorg naar gemeenten en de Participatiewet. Maar dat klopt helemaal niet, want met die derde decentralisatie is iets geks aan de hand. Dat is namelijk helemaal geen decentralisatie.

Bij een decentralisatie gaan middelen én verantwoordelijkheden over. Daarbij hoort ook een grotere beleidsvrijheid voor degene die de nieuwe taken gaat uitvoeren. Bij de Participatiewet wordt die beleidsvrijheid daarentegen op vele manieren beknot. Gemeenten zijn dan gewoon uitvoeringskantoren die strikt moeten doen wat op het Haagse hoofdkantoor is bedacht. Het bieden van maatwerk wordt dan wel erg moeilijk. En zo bedreigt de gebrekkige decentralisatie van de Participatiewet het succes van de andere decentralisaties.

Volgende