Waarom ik sceptisch ben over de ingreep in de jeugdwet
Na de landelijke jeugdzorgstaking in september en een uiterst kritisch rapport van de inspectie, gaat het kabinet maatregelen nemen. Jeroen Hoenderkamp bekijkt het politieke paniekvoetbal met veel scepsis.
Het begint duidelijk te worden dat de jeugdhulp onder onacceptabele druk staat. Daar valt van alles over te zeggen, maar de motor lijkt me dat het beschikbaar bedrag per kind enorm is afgenomen. In 2015 was het budget 4 miljard en werden 380.000 jeugdigen geholpen. In 2019 is het budget 3,6 miljard en worden 430.000 duizend jeugdigen geholpen. Tel daarbij 10 procent inflatie en een forse toename van administratieve lasten (10 procent?) en de conclusie is dat het reëel beschikbaar bedrag per kind met 35 procent (!) is afgenomen van 10.500 naar 6.800 euro.
Opstelling verandert maar er blijven te weinig spelers
Als ik even een voetbal-metafoor mag gebruiken: de regering heeft sinds 2015 het team op het veld verkleind van 11 naar iets meer dan 7 spelers. Gemeenten ervaren dit probleem, en proberen door (te) lage tarieven het aantal spelers te verhogen. Maar dat lukt maar beperkt, omdat er – gelukkig – een grens zit in wat rechter en maatschappij accepteren aan schrale zorg en arbeidsvoorwaarden.