Waar blijft de psychosociale Corona-test?
OPINIE - Virologen, microbiologen en epidemiologen, zij lijken nu de enige wetenschappers die ertoe doen. Over de hele wereld zijn deze druk in de weer met het verbeteren van moleculaire en serologische testen, het ontwikkelen van een Corona-vaccin en zoeken naar antistoffen die ons minder vatbaar maken voor besmetting. Zijn gamma-wetenschappers bezig met iets vergelijkbaars, vraagt Hein Vrolijk zich af? Bijvoorbeeld een psychosociale test om te weten welke vorm van quarantaine het beste past bij jouw persoonlijkheid en levenssituatie? Zodat je voor een antwoord op deze vraag niet alleen terecht kunt bij je sociale netwerk of op internet (Oma weet raad).
Sociale wetenschappers leken met lege handen te staan toen de Corona-crisis in volle hevigheid uitbrak. Denk aan het Noord-Overijsselse Hasselt dat eind maart het epicentrum van een regionale Corona-epidemie werd. De vermoedelijke ‘aanstichters’ zijn een huisarts, dominee en koordirigent: drie mensen die in het overwegend christelijke Hasselt de kern van een sociaal netwerk vormen. Waarom heeft geen enkele sociaal-wetenschapper tijdig gewaarschuwd voor dit netwerk-effect, en werd alleen gesproken over carnaval (niet in Hasselt!) en wintersport als grote aanstichters?
Of neem het onderscheid tussen vitale en minder vitale beroepen, waarmee de regering vrij snel op de proppen kwam. Mensen in de eerste categorie – zoals zorg, vervoer, voedsel- en energievoorziening – moeten zoveel mogelijk kunnen doorwerken, in de tweede categorie mag alleen vanuit huis wordt gewerkt (om de kans op besmetting te minimaliseren). Je mag toch verwachten dat economen en andere sociale wetenschappers iets zinnigs over dit onderscheid te zeggen hebben, wat uitstijgt boven borrelpraat en boerenverstand. Maar het bleef stil. Ook hebben zij geen discussie over internationale verschillen aangezwengeld: in ons land wordt de scheidslijn tussen vitale en non-vitale beroepen immers een tikkeltje anders getrokken dan in omringende landen, zowel formeel als informeel. Denk aan de bouwnijverheid die hier rustig doorgaat, hoewel het officieel geen vitale sector is. Kan deze vorm van ongelijkheid concurrentievervalsing opleveren? Of het draagvlak onder het lockdown-beleid ondermijnen?