COLUMN - Wie mag er eerst, wie pas later? Wie wordt er plots tussendoor geschoven? Wie kruipt voor? Wie zakt er stilletjes op de lijst? Wie priemt er een vinger in de lucht, krijtend: ‘Ik ook, ik mag ook eerst?’ Wie wint de afweging tussen zielig genoeg zijn en sociaaleconomisch onmisbaar zijn?
De voorrang voor het smaldeel van de zorg dat zich intensief met coronapatiënten bezighoudt, was goed te billijken. Maar door die ene exceptie ging de rest van het land prompt los: belangenorganisaties kregen door dat wanneer je de onmisbaarheid van je beroepsgroep maar voldoende benadrukte, je kennelijk aanspraak kon maken op privileges. Waarna zowat iedereen ging bedelen om eerder dan de kwetsbare mensen gevaccineerd te mogen worden. Onderwijzend personeel wilde ook, net als de politie en de boa’s, de medewerkers in de kinderopvang, de doktersassistenten, ja zelfs de rijschoolhouders maakten aanspraak om eerder geprikt te mogen worden dan de oude en kwetsbare mensen. En toen wilden de obese middelbare mannen ook nog eerst.
Geen wonder dat de chronisch zieken, gehandicapten en ouderen zo snel kelderden op de lijst. Wie oud is of chronisch makke heeft, kan zich moeilijk op maatschappelijke onmisbaarheid beroepen. Die moet sowieso vaak genoegen nemen met de kruimpjes.
Het levert een schril beeld op: wie zijn maatschappelijk nut maar genoeg weet op te pimpen – rijschoolinstructeurs, god bewaar me – heeft meer rechten. Maar was het doel van de hele operatie niet om de mensen die het meest ziek werden van corona, als eerste in te enten en zo de overstroming van de zorg tegen te gaan?