De betekenis en de grenzen van de academische vrijheid

Foto: © Sargasso logo Quack?!
Serie:

‘Academische vrijheid is essentieel voor goede wetenschap, maar niet onbegrensd: wetenschappers moeten steeds een goed evenwicht zoeken tussen academische vrijheid en onafhankelijkheid aan de ene kant, en hun maatschappelijke verantwoordelijkheid aan de andere kant.’ Dat schrijft de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) bij een vorige week verschenen rapport dat bedoeld is als voorzet voor nadere discussie over dit onderwerp.

‘Academische vrijheid definieert de KNAW als het beginsel dat medewerkers aan wetenschappelijke instellingen in vrijheid hun wetenschappelijk onderzoek kunnen doen, hun bevindingen naar buiten kunnen brengen en onderwijs kunnen geven. Dat gaat dan onder meer over:  de keuze van te onderzoeken thema’s, de keuze en toepassing van de eigen onderzoeksvragen en -methoden, de toegang tot informatiebronnen, het publiceren en delen van informatie via conferenties, lezingen en lidmaatschap van wetenschappelijke groepen, de keuze om samenwerking met wetenschappelijke partners aan te gaan, en de invulling van het wetenschappelijk onderwijs. De wetenschappers zelf en de instellingen waar zij werken zijn als eerste verantwoordelijk voor de academische vrijheid. Maar ook de overheid, als opdrachtgever en financierder, en de samenleving, inclusief het bedrijfsleven, dragen bij hun betrokkenheid met wetenschap verantwoordelijkheid. De grenzen van academische vrijheid worden in belangrijke mate bepaald door professionele normen van wetenschapsbeoefening. Deze zijn voor het wetenschappelijk onderzoek vastgelegd in de Nederlandse Gedragscode Wetenschappelijke Integriteit. Daar vinden we dan ook de criteria voor het onderscheid tussen integere wetenschapsbeoefening en pseudowetenschap.

Spanningen

Het KNAW rapport constateert dat spanningsvelden rond de academische vrijheid voortkomen uit de verschuiving in de onderzoeksfinanciering van direct door de universiteit geïnitieerd ongebonden onderzoek (‘eerste geldstroom’)naar strategisch onderzoek dat past binnen aan maatschappelijke doelen gebonden programma’s (’tweede geldstroom’). Spanningen kunnen ook ontstaan in de samenwerking met de overheid of het bedrijfsleven. De WODC-affaire is een bekend voorbeeld. Een ander voorbeeld is de bemoeienis van Bayer met onderzoek naar de schadelijkheid van neonicotinoïden − een groep bestrijdingsmiddelen gebruikt in de landbouw − voor bijen en andere insecten. Recent zorgden ook uitnodigingen aan omstreden sprekers voor spanningen op de universiteit. ‘Het stellen van andere grenzen dan die van de wettelijke toelaatbaarheid is niet snel te verdedigen,’ lezen we in het KNAW-rapport. ‘Wel moet het open debat en de komst van een spreker aan een universiteit dienstbaar zijn aan de wetenschap – of het optreden van de spreker nu ten behoeve van onderzoek, onderwijs, vorming of valorisatie is. Het is de verantwoordelijkheid van wetenschappers en wetenschappelijke instellingen zelf om het open debat – als onderdeel van academische vrijheid – te realiseren en elkaar en anderen niet te beknotten in de uitoefening van deze vrijheid. Dit geldt ook voor studenten.’

Internationalisering

De bescherming van de academische vrijheid is vanwege de internationalisering van de wetenschap niet langer een puur nationale zaak. Samenwerking met wetenschappers uit andere landen kan spanningen opleveren. Zo zou een Groningse hoogleraar Chinese Taal en Cultuur die samenwerkt met het Chinese Confucius instituut zich aan de Chinese wet moeten houden en China niet in een kwaad daglicht mogen stellen. In september oordeelde het Europese Hof dat Hongarije de academische vrijheid en institutionele autonomie heeft geschonden. Hongarije deed dit met een wet die het buitenlandse onderwijsinstellingen, waaronder de Central European University, onmogelijk maakte om in Hongarije te functioneren (EU Hof van Justitie, 2020). De vraag is of Nederlandse wetenschappers probleemloos kunnen samenwerken met instellingen in landen waar de academische vrijheid niet is gegarandeerd.

Wetenschap en politiek

Bij de presentatie van het KNAW-rapport vond vorige week woensdag een online bijeenkomst plaats met als inleiders enkele leden van de commissie Vrijheid van Wetenschapsbeoefening. Een van hen is Annelien Bredenoord, hoogleraar ethiek van biomedische innovatie aan het Universitair Medisch Centrum Utrecht en lid van de Eerste Kamer namens D66. Zij betoogde dat het wat al te simpel is om een strikte scheiding aan te brengen tussen het wetenschappelijk onderzoek zelf en de interpretatie en toepassing van onderzoeksresultaten en de inzichten die de wetenschap biedt. Ook wetenschap is een sociaal construct, de wetenschapsbeoefening is ook onderhevig aan maatschappelijke processen. Bredenoord vindt die scheiding ook niet wenselijk gezien de maatschappelijke opdracht die er voor de wetenschap ligt om bij te dragen aan de oplossing van urgente maatschappelijke problemen. Dat neemt niet weg dat er ook risico’s zijn die we moeten zien de vermijden. Bijvoorbeeld: de politiek-ideologische sturing van onderzoek, de valkuil van de zelfcensuur bij onwelgevallige resultaten en de onduidelijkheid bij de buitenwacht over de rol waarin de wetenschapper zijn uitspraken doet. Deze risico’s vereisen de nodige checks and balances, degelijke peerreviews en een zo open mogelijk debat tussen wetenschappers onderling.

Citizen science

Onder de kop Value Driven Science constateerde Peter-Paul Verbeek, hoogleraar filosofie van mens en techniek aan de Universiteit Twente dat de hedendaagse wetenschap steeds meer in een spagaat komt tussen ‘waardevrij’  en ‘waardevol’, tussen ‘neutraal’ en ‘invloedrijk’ en tussen ‘onafhankelijk’ en ‘betrokken’. En die spanningen worden groter naarmate wetenschappers meer inbreng vanuit de samenleving nastreven, volgens het concept van citizen science: niet-wetenschappers laten meedoen, bijvoorbeeld in onderzoek naar toepassingen van techniek. De wetenschap is met de samenleving in gesprek geraakt, zegt Verbeek. Voor wat vrijheid dan betekent verwijst hij naar het bekende onderscheid van Isaiah Berlin tussen negatieve en positieve vrijheid, vrijheid als het ontbreken van beperkingen en vrijheid als mogelijkheid om iets te bereiken. Beide soorten vrijheid zou een verantwoordelijke wetenschapper moeten nastreven, volgens Verbeek.

De wetenschapper in de talk-show

Dat gesprek tussen wetenschap en samenleving vindt vooral plaats in de media. Wetenschappers schrijven in kranten en zijn te gast in talkshows op televisie. Wat betekent academische vrijheid in die context in verhouding tot hun professionele verantwoordelijkheid? Wetenschappers hebben uiteraard als wetenschapper en als burger vrijheid van meningsuiting. Maar ze moeten wel duidelijkheid verschaffen over de rol waarin ze uitspraken doen. ‘De Gedragscode van de VSNU,’ lezen we in het KNAW-rapport, ‘stelt dat wetenschappers bij deelname aan het publieke debat altijd eerlijk moeten zijn over de rol waarin die deelname plaatsvindt en over de aard en status van die deelname. Dit betekent dat zij voorzichtig moeten zijn wanneer zij buiten het eigen vakgebied treden. Doen zij dat, dan moeten zij duidelijk maken dat zij op dat gebied niet als wetenschapper spreken. Treden zij wel als wetenschapper op, dan moeten zij zorgvuldig uitleggen welk deel binnen het onderzoek onzeker, hypothetisch of waarschijnlijk is, en tegelijkertijd toelichten dat en hoe de resultaten zorgvuldig verkregen zijn. Hoewel er ongetwijfeld een grijs gebied zal zijn, blijft zo het onderscheid duidelijk tussen wel en niet wetenschappelijk onderbouwde analyses, en kan een wetenschappelijke analyse minder gemakkelijk worden weggezet als “ook maar een mening”.’

Reacties (15)

#1 okto

Het valt me op dat je Cliteur in dezen niet noemt. Ik heb me in hoge mate verbaasd over de “affaire cliteur”. Er kwam pas stront aan de knikker toen Cliteur zich leek te branden aan antisemitisme binnen zijn vakgroep – en omdat er geen bewijs daarvoor gevonden werd, liep het allemaal met een sisser af.
Maar ondertussen heeft Cliteur wel hele vakgebieden van wetenschap in discrediet gebracht door zich aan te sluiten bij de meest antiwetenschappelijke partij van het land, en dat kon allemaal maar – tot en met frontale politieke aanvallen en verdachtmakingen aan het adres van alle universiteiten aan toe. Als er daar al kritiek op kwam, dan werd toch vaak verwezen naar de Academische Vrijheid (met hoofdletters). Wat mij betreft houdt academische vrijheid daar echt op, en ging Cliteur daarin zwaar over de schreef.

  • Volgende discussie
#1.1 Janos - Reactie op #1

Precies dit. Ik heb van die KNAW-notitie alleen de samenvatting gescand, maar kreeg de indruk dat ook de commissie zich niet aan deze aardappel (Cliteur) wilde branden. Maar daar aan voorbij gaan, en wel aandacht besteden aan wie er wel en niet moeten mogen komen spreken op een universiteit (toch een hoofdknik richting ultrarechts dat moord en brand schreeuwt als studenten het niet blieven als een ultrarechts komt speechen), is toch wel een beetje raar. En de oplossing (“iedereen moet iets kunnen komen vertellen wat relevant is voor de wetenschap”) weinig oplossend, want je kan vrijwel alles wel recht praten waarom het ‘interessant’ zou zijn.

  • Volgende reactie op #1
#1.2 Jos van Dijk - Reactie op #1

Hoezeer je het ook oneens bent met C.’s denkbeelden , je kunt hem niet het recht ontzeggen om zich aan te sluiten bij een politieke partij van zijn keuze. Hij komt in botsing met de academische vrijheid als hij zich in zijn wetenschappelijk werk en het onderwijs eenzijdig laat sturen door een politieke ideologie; anders gezegd: als hij zich onder het mom van wetenschap als politiek activist gedraagt. Zoals zijn boek over cultuurmarxisme dat ik heb hier ooit heb besproken. Dat is een eenzijdig en activistisch boek dat naar mijn mening niet op een lijst met wetenschappelijke literatuur thuis hoort.

  • Vorige reactie op #1
#1.3 Hans Custers - Reactie op #1.2

Hij komt in botsing met de academische vrijheid als hij zich in zijn wetenschappelijk werk en het onderwijs eenzijdig laat sturen door een politieke ideologie; anders gezegd: als hij zich onder het mom van wetenschap als politiek activist gedraagt.

De gedragscode wetenschappelijke integriteit gaat wel wat verder:

Communicatie
53. Wees eerlijk in publieke communicatie en helder over de beperkingen van het onderzoek en van de eigen expertise. Communiceer pas over onderzoeksresultaten aan het algemene publiek als er voldoende zekerheid over de resultaten bestaat.
54. Wees bij deelname aan het publieke debat open en eerlijk over de rol waarin die deelname plaatsvindt en over de aard en status van die deelname.
55. Wees open en eerlijk over mogelijke belangenconflicten

Wetenschappelijke integriteit blijft volgens die gedragscode dus niet beperkt tot wetenschappelijke publicaties en onderwijs.

  • Volgende reactie op #1.2
#1.4 okto - Reactie op #1.2

Hoezeer je het ook oneens bent met C.’s denkbeelden , je kunt hem niet het recht ontzeggen om zich aan te sluiten bij een politieke partij van zijn keuze.

Vind je? Daar ben ik het niet mee eens. In zoverre althans, dat ik constateer dat zijn rol als politicus voor een dergelijke partij vloekt met zijn rol als vertegenwoordiger van de wetenschap, en dat het dan dus keuzes maken wordt. Ik vind dat je als aktief politicus (hij was senator) niet tegelijkertijd hoogleraar kan zijn, en een partij kan vertegenwoordigen die meermalen in de frontale aanval is gegaan tegen de wetenschap. Niet alleen maakt die partij met haar standpunten hele takken van wetenschap verdacht (klimaatwetenschap, ecologen/biologen), maar deze partij was aktief bezig om universiteiten verdacht te maken door ze neer te zetten als links-anarchistische vijanden van het volk. Er werd zelfs een meldpunt opgericht om linkse docenten aan de schandpaal te nagelen.

Ik vind dat als je willens en wetens je verkiesbaar stelt voor zo’n partij, dat dan je academische vrijheid ophoudt, en het kiezen of delen wordt. Zowel de wetenschap als zo’n partij vertegenwoordigen kan niet.
En zoals @1.3 ook al aangeeft, de gedragscode wetenschappelijke integriteit ondersteunt mijn standpunt.

  • Volgende reactie op #1.2
  • Vorige reactie op #1.2
#1.5 Jos van Dijk - Reactie op #1.4

Ontslag, begrijp ik? Het onthouden van het passief kiesrecht lijkt me niet mogelijk.
De gedragscode gaat over communicatie. Staat ook in mijn artikel. Ik zie niet hoe dit kan leiden tot een dwingende keus tussen ontslag of afzien van een rol in een als volksvertegenwoordiger.

#1.6 Hans Custers - Reactie op #1.5

Volgens mij gaat het niet om onthouden van passief kiesrecht. Het gaat erom in hoeverre dat passief kiesrecht een legitiem excuus is voor het in diskrediet brengen van de wetenschap. Of meer algemeen, het in diskrediet brengen van een sector waar iemand zelf in werkt. Met onbewezen beschuldigingen, dan wel aantoonbare onwaarheden.

Voorbeeld. Stel iemand met een hoge baan bij een bank zit voor een politieke partij in de Eerste Kamer. En verschillende prominente figuren van die partij roepen steeds weer dat de hele bankensector in Nederland bewust meewerkt aan financiële fraude. En dat Eerste Kamerlid doet daar, misschien een beetje verhuld, aan mee. Moet een werkgever dat dan zomaar accepteren?

#1.7 okto - Reactie op #1.2

Hij komt in botsing met de academische vrijheid als hij zich in zijn wetenschappelijk werk en het onderwijs eenzijdig laat sturen door een politieke ideologie;

Inderdaad heb ik mijn ernstige twijfels over de wetenschappelijke waarde van het werk van Cliteur en zijn vakgroep. Maar hij is daarin niet uniek: er zijn natuurlijk hele vakgroepen en faculteiten aan te wijzen waar “wetenschappelijk” werk zwaar eenzijdig aangestuurd wordt door politieke ideologie. Als we die gequote regel van jou echt serieus nemen, dan kunnen we b.v. grote delen van de economische faculteiten in Nederland wel per direct sluiten.

  • Volgende reactie op #1.2
  • Vorige reactie op #1.2
#1.8 Janos - Reactie op #1.2

Ik vind het allemaal wat dunnetjes en wat weinig Jos, ook in je bespreking van dat boek over cultuurmarxisme. Nee, natuurlijk hoort het niet op een lijst met wetenschappelijke literatuur thuis. Maar het gaat wel wat verder dan dat: de context is dat het antisemitische en nazistische wortels heeft (zie oa het artikel in De Groene waar je zelf naar linkt), en gebruikt wordt door extreemrechts en white supremacists, en extreemrechtse terrorist Breivik. Dat een hoogleraar zich serieus verbindt aan zo’n begrip, is extreem problematisch.

Het is dan ook niet zozeer de vraag of je “Cliteur het recht kan ontzeggen zich aan te sluiten bij een politieke partij”, want dat mag hij zolang zo’n partij niet verboden is. Maar wel of je hem dan in dienst moet houden, laat staan de hand boven het hoofd houden, onder het mom van ‘academische vrijheid’. Het gaat niet alleen om cultuurmarxisme, het gaat om het lid zijn van een partij die de o.a. de onafhankelijke wetenschap aanvalt en een ‘geef je linkse docent aan’ meldpunt heeft. De tenenkrommende hypocrisie van dit soort ‘vrijdenkers’ daargelaten, dit gaat in tegen de kernwaarden van waar universiteiten en hoogleraren voor staan. Zeker omdat geval Cliteur niet op zichzelf staat.

Want laten we wel wezen, wat loopt daar allemaal rond bij Rechten in Leiden? Paul ‘cultuurmarxisme’ Cliteur, Afshin “Breivik was een door de politieke islam geïslamiseerde psychopaat” Ellian, en ook nog Andreas “de vieze man” Kinneging zijn daar allemaal hoogleraar en hebben een dikke vinger in de pap. Ik zou woest zijn, als ik daar zou werken als normaal persoon, want ergens op je faculteit staat ook een circustent vol clowns met extremistisch gedachtegoed. En ja, dat werkt ook door in onderwijs en onderzoek, er zijn (bijvoorbeeld) meerdere mensen gepromoveerd daar van wie later door experts in het vakgebied ernstige vragen zijn gesteld bij de proefschriften – ‘dingetje’ is natuurlijk het meest bekende voorbeeld. Maar ook op social media kun je genoeg storende anekdotes vinden over het onderwijs daar.

De goede naam van die faculteit raakt besmeurd, en neemt de universiteit mee. Zowel de ‘interne onderzoeken’ naar Cliteur als Kinneging waren zeer beperkt van aard en leken meer bedoeld om van het gedoe af te zijn dan om serieus te onderzoeken wat er mis is gegaan. Met andere woorden: het bestuur is te laf om /echt/ kritisch te kijken naar de eigen mensen uit een soort verwrongen reputatiemanagement, en als je ooit een terechte klacht hebt (over wat dan ook) terwijl je daar studeert is de kans groot dat jij geslachtofferd wordt en de dader beschermd. Maar ik dwaal af.

Het is inmiddels meer dan duidelijk dat bij forum gewoon neonazi’s rondlopen. Mooier kunnen we het niet maken. Cliteur heeft nog steeds geen afstand genomen van Forum of dingetje, hij vind het dus op zijn minst niet zo belangrijk. Hier aan voorbij gaan, maar wel een punt maken over sprekers op universiteiten vind ik absurd. In Nederland is het überhaupt geen ding, maar los daarvan is het ook in de States (waar dit wel speelt) meer een sleets trucje van extreemrechts om zich in de slachtofferrol te kunnen wentelen dan Een Gevaar Voor De Academische Vrijheid.

  • Vorige reactie op #1.2
#2 Marcel Hulspas

Ik begrijp dat men het hier liever over Paul C heeft dan over de academische vrijheid in brede zin. Laat ik het toch proberen. Over de valkuilen van de Tweede Geldstroom is al veel gezegd, en de motregen van kleine en grote schandaaltjes (vandaag in De Volkskrant een onder tafel verdwenen onderzoek naar diversiteit in het Arnhemse gemeenhuis) zal nog wel aanhouden. Daarnaast lees ik over het optreden van wetenschappers in talkshows – typisch zo’n academisch koffie-uurtje-onderwerp, zwart met een vleugje jaloezie. Niet interessant, als het gaat om academische vrijheid. Volgens mij wordt die vrijheid vooral beperkt door twee niet-academische graadmeters: het prestige van de instelling (bewaakt door bestuurders en voorlichters) en de impact factor. Wie het prestige schaadt, wie ongewenste reuring veroorzaakt. krijgt te horen dat het tijd wordt om iets anders te gaan doen. (Niet hardop natuurlijk, en niet direct want ongewenste reuring schaadt het prestige. Het zou me niet verbazen als ook C een dergelijke boodschap heeft ontvangen.) Hetzelfde geldt voor de onderzoeker die de weinig publiceert of wiens publicaties onvoldoende scoren. Die krijgt hetzelfde te horen. Wie onderzoek wil doen, kan zijn vrijheid beter even vergeten en in plaats daarvan een mooi voorstel schrijven vol beloften (‘Ik ga veel ontdekken! We gaan voorop lopen! We worden toonaangevend!’), wetende dat het bestuur zijn onderzoek voortdurend ‘meet’ langs de maatlat ‘goed voor onze mooie naam’, terwijl zijn decaan alleen maar let op de verhouding euro’s/impact. Die leiband wordt pas minder knellend als hij of zij op beide meetlatten goed scoort – en dan kun je je nog afvragen wat die vrijheid (in principe slechts om in dezelfde richting voort te gaan) voorstelt.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#2.1 Jos van Dijk - Reactie op #2

Is dit niet een wat al te zwart beeld? Reputatie en geld spelen ongetwijfeld een rol (waar niet?). Maar ik heb toch nog wel het vertrouwen dat de vrijheidslievendheid van de meeste academici groot genoeg is om tegenwicht te bieden. En tussen de bestuurders en de onderzoekers zit ook nog een laag hoogleraren en promotiecommissies die op de eerste plaats aandacht hebben voor de wetenschappelijke kwaliteit.

Mij verbaasde het overigens ook dat de discussie meteen inzoomde op één hoogleraar die in opspraak is geraakt. Daarom hier nog een ander voorbeeld. Het FD heeft vandaag een artikel over de economen die zich hebben teruggetrokken uit Herstel NL. Titel: Heibel onder professoren. Mogen economen in crisistijd nog wel zeggen wat ze vinden? . Collega- economen vinden dat Baarsma, Teulings en Jacobs er goed aan hebben gedaan om zich te distantiëren van acties van Herstel NL..

“Volgens hen veranderde Herstel NL ergens in de afgelopen maanden van een denktank die slechts alternatieven wilde aanreiken in een actiegroep. Het zou wetenschappers niet passen om daar zo prominent aan mee te werken.”

Arnoud Boot vond dat de economen door hun deelname aan deze actiegroep ‘de verkeerde afslag hebben genomen’. Hij vond het na overleg met collega’s zijn taak om in de talkshow Op1 ‘de wetenschap te verdedigen’.

Het punt is denk ik dat de deelname van de economen aan Herstel NL nadrukkelijk werd gepresenteerd als een deelname van wetenschappers aan een denktank. In die rol ben je gehouden aan bepaalde professionele maatstaven en de gedragscode die ik ook in het artikel heb genoemd. Anderzijds kunnen we ook hoogleraren als politiek geëngageerd burger niet verbieden om hun stem te laten horen of zich aan te sluiten bij een politieke actiegroep, partij of beweging.

  • Volgende reactie op #2
#2.2 Hans Custers - Reactie op #2

Ik denk dat het over Cliteur ging omdat in zijn geval de vraag waar de grenzen van academische vrijheid liggen werkelijk relevant en interessant is.

Als politici een rapport verdonkeremanen is dat kwalijk, maar met academische vrijheid heeft het niet veel te maken.
En wetenschappers zijn afhankelijk van financiers voor hun onderzoek, maar dat is nooit anders geweest. De budgetten zijn nu eenmaal niet onbeperkt. Over de voors en tegens van beleidskeuzes zijn interessante en belangrijke discussies te voeren, maar ook dat heeft niet zoveel met academische vrijheid te maken. (Overigens las ik gisteren toevallig een Amerikaanse artikel uit de vroege jaren ’70 van de vorige eeuw over de interactie tussen politiek en wetenschap, en daar ging het onder meer over de vrees uit die tijd voor democratisering van wetenschapsbeleid en de mogelijk toenemende invloed van het publiek op beslissingen over financiering.)
En wetenschappers mogen, net als iedereen, over allerlei onderwerpen hun mening geven. Maar ze zouden wel duidelijk moeten zijn of ze een persoonlijke mening geven, of een beargumenteerd wetenschappelijk argument. En natuurlijk mogen wetenschappers elkaar daarop bekritiseren. Kritiek op een collega is zeker geen beperking van academische vrijheid. Integendeel.

De invloed van voorlichters in misschien wel een interessant thema. Als instituten hun onderzoekers beperkingen opleggen in de communicatie met het publiek – alles via de afdeling voorlichting – is dat geen inperking van de academische vrijheid? Daar is best iets voor te zeggen, lijkt me.

  • Volgende reactie op #2
  • Vorige reactie op #2
#2.3 Janos - Reactie op #2

Over die schadelijke gevolgen van het belang van impact kwam ik onlangs een paar mooie stukken tegen van de (helaas zeer recent overleden) prof. Raedts tegen: http://www.voxweb.nl/wp-content/uploads/2013/12/Interview-Raedts.pdf

Oa:

“Dat is geweest in de jaren dat men hier de output steeds strenger begon te controleren. Een jaar of vijf, zes geleden. Op een gegeven moment kreeg ik te horen dat mijn onderzoeks­tijd zou worden ingekort, omdat ik niet vol­doende publiceerde. Nou ja, ik was dus aan het boek aan het werken. Dat is iets wat ik me nu niet meer zou kunnen permitteren.”

Waarbij hij terecht opmerkt dat dit juist voor de geesteswetenschappen kwalijk is (al denk ik dat het voor wel meer gebieden een slechte zaak is).

  • Vorige reactie op #2
#3 Marcel Hulspas

‘Als politici een rapport verdonkeremanen is dat kwalijk, maar met academische vrijheid heeft het niet veel te maken.’ In dit geval zagen de onderzoekers vervolgens ook af van publicatie. Daar ging het mij uiteraard om. Het wordt nergens gezegd, maar ik neem aan dat dat conform de afspraak was – een afspraak die haaks staat op de academische vrijheid.
Los van dat soort contracten vormt de invloed van het leger voorlichters natuurlijk de grootste bedreiging voor die vrijheid. Dat geschiedt op vele manieren, op vele niveaus, van het ontwikkelen van toekomstvisies tot simpele persberichten. Daar hoef je geen vraagteken bij te zetten, daar past een uitroepteken. Wetenschappelijke instituten zijn bedrijven geworden, en wetenschappers voelen net zo veel vrijheid om over hun baas of over hun werk te spreken als werknemer van Philips of Hoogovens.

  • Volgende discussie
  • Vorige discussie
#3.1 Hans Custers - Reactie op #3

Het wordt nergens gezegd, maar ik neem aan dat dat conform de afspraak was – een afspraak die haaks staat op de academische vrijheid.

Ik heb nog wel mijn twijfels. Als onderzoekers zo’n afspraak in strijd vonden met hun academische vrijheid hadden ze de opdracht kunnen weigeren. Ik vraag me ook af of academische vrijheid hier nog wel van toepassing is. In feite is het het soort onderzoek dat organisatie-adviseurs overal doen. Toegepaste wetenschap, hooguit. En daar spelen nu eenmaal meer belangen dan alleen het wetenschappelijk belang.

Ik speel ook nog even advocaat van de duivel over de invloed van voorlichters. Ten eerste, machtsverhoudingen zijn er natuurlijk altijd geweest in de wetenschap. Dat je als je onderaan de ladder staat niet al te kritisch moet zijn op je baas, zeker in het openbaar, is van alle tijden. Is dat nu echt helemaal anders? Jonge promovendi zullen vermoedelijk wel braaf doen wat voorlichters vragen, maar een hoogleraar met een beetje status en karakter zal toch niet ontzettend onder de indruk zijn van zo iemand? En als voorlichters zouden vragen om wetenschappelijke resultaten te verdraaien of belangrijke resultaten achter te houden, dan kan een wetenschapper altijd nog zelf naar een journalist stappen. Als hij gelijk heeft zal dat eerder gevolgen hebben voor de voorlichter dan voor de wetenschapper, vermoed ik.

Ik probeer niets te bagatelliseren, maar ik vind ook dat je van een probleem niet te snel een kwestie van grondrechten moet maken. Het kan altijd beter en het is ook prima om kritisch te blijven, maar echt serieuze bedreigingen van de academische vrijheid zijn er hier nog niet.