ESSAY - van Paul Teule, eerder verschenen in het themanummer van idee-magazine (tijdschrift voor het sociaal-liberalisme) over marktmacht (april 2021)
Bijna alle politieke partijen willen ‘de vrije markt’ beteugelen door een sterke(re) overheid. De toenemende ongelijkheid, de overmacht van Big Tech, de klimaatcrisis – er is grote consensus dat ‘de markt’ te veel vrij spel heeft gekregen en tot steeds meer uitwassen leidt. Echter, het pleidooi voor ‘minder markt’ en dus ‘meer staat’ versterkt het problematische frame dat economie en overheid in een nulsomspel verwikkeld zijn. Een frame waar sociaal-liberalen zich niet in moeten laten vangen.
In de aanloop naar de Tweede Kamerverkiezingen tekende zich een opvallende politieke consensus af: van links tot rechts zijn markten en het (multinationale) bedrijfsleven de kop van Jut en wordt de overheid op het schild gehesen. De hoogleraren Rutger Claassen en Kees Cools, die in het economenblad ESB de verkiezingsprogramma’s naast elkaar legden, verbaasden zich over deze plotse, onaangekondigde omslag. ‘Blijkbaar hebben al langer lopende zorgen over klimaat, ongelijkheid, machtsconcentraties en dergelijke zich opgehoopt, en resulteren ze nu in een collectieve heroverweging.’
Of er na de verkiezingen ook concrete plannen in een regeerakkoord gaan komen, is de vraag omdat verschillende partijen verschillende ingrepen bepleiten. Vooral D66 en VVD, constateren Claassen en Cools, zetten in op een sterkere marktmeester voor meer mededinging; D66, GroenLinks, PvdA en ChristenUnie doen voorstellen om bedrijven verplicht bredere verantwoordelijkheid te nemen. Voorstellen voor eerlijke prijzen vind je vooral bij D66 en ChristenUnie; de maatschappelijke onderneming bij D66, ChristenUnie en CDA. De auteurs missen een diepere, integrale aanpak en de vraag is – ook omdat de markt traditioneel het domein van liberalen is, en omdat D66 de meeste hervormingsvoorstellen lijkt te doen – wat de onderliggende sociaal-liberale analyse is.