Stopt de overheid nu zelf ook met het discrimineren van huurders?

De discriminatie door verhuurders is “zeer alarmerend”, aldus minister Ollongren in reactie op landelijk onderzoek. Maar de overheid maakt zich ook zelf schuldig aan discriminatie van huurders door de inzet van de Rotterdamwet en de Leefbaarometer. Uit een landelijk onderzoek in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken (BZK) naar discriminatie bij woningverhuur blijkt dat woningzoekers met een buitenlands klinkende naam vaker afgewezen voor een huurhuis dan woningzoekers met een Nederlandse naam, en dat makelaars en bemiddelaars vaak meewerken aan het verzoek om bepaalde groepen uit te sluiten voor een huurwoning. Het onderzoek bevestigt de uitkomsten van eerdere onderzoeken op kleinere schaal (bijv. van de Groene Amsterdammer in 2018, van Radar in 2019, en onderzoeken in Rotterdam, Utrecht, Amsterdam en Den Haag in 2020 en dit jaar). “Zeer alarmerend” Minister Ollongren kondigde direct aan dat de aanpak van discriminatie door verhuurders wordt geïntensiveerd, want: Dat vind ik zeer alarmerend. Discriminatie is niet toegestaan en wordt niet getolereerd. Dat geldt zowel voor de verhuurbemiddelaars als voor de verhuurder die zijn woning openbaar aanbiedt. Fijn dat de ogen van de minister geopend zijn, maar gaat de minister dan nu ook eindelijk het eigen beleid kritisch onder de loep nemen? Al jaren verstrekt de minister via de omstreden Rotterdamwet aan gemeenten een wettelijke basis om huurders te discrimineren op basis van hun inkomen, en indirect hun afkomst, met het doel om de leefbaarheid in zogenaamde achterstandswijken te verbeteren. En ook het aanwijzen van de gebieden waar deze discriminerende wet mag worden ingezet is gebaseerd op een discriminerend instrument, de Leefbaarometer. Rotterdamwet Het is inmiddels alweer 16 jaar geleden dat het kabinet de Wet Bijzondere Maatregelen Grootstedelijke Problematiek (bijnaam ‘Rotterdamwet’) invoerde, waarmee gemeenten met toestemming van de minister van BZK gebieden kunnen aanwijzen waar maatregelen kunnen worden ingezet om de leefbaarheid te verbeteren. Een van die maatregelen is de inkomenseis, waarmee in aangewezen gebieden potentiële huurders met een inkomen uit bijstand kunnen worden geweigerd. Het gaat om huurwoningen van zowel particuliere verhuurders als woningcorporaties. De inkomenseis werd, na een Rotterdams experiment in 2005, direct ingezet in vier wijken in Rotterdam (allemaal op Zuid) en later uitgebreid naar vijf wijken. Ook Tilburg, Den Bosch, Nijmegen en Vlaardingen passen inmiddels de inkomenseis toe. Later is er aan de wet een maatregel toegevoegd die het mogelijk maakt om kandidaat-huurders met bepaalde sociaaleconomische kenmerken voorrang te geven, zoals mensen in maatschappelijke beroepen. Dit klinkt al een stuk minder discriminerend, maar in feite komt het op hetzelfde neer: mensen zonder die gunstig geachte kenmerken krijgen geen toegang tot huurwoningen. Deze maatregel wordt in verschillende wijken in Rotterdam ingezet, in Schiedam en in gebieden in Den Haag. “Het probleem heeft een kleur” De naam zegt het al: het idee voor de Rotterdamwet werd in Rotterdam geboren. Wie kijkt naar de aanleiding en onderbouwing van de inkomenseis, ziet dat het duidelijk óók gaat om het weren van mensen met een migratieachtergrond (vooral ‘niet-westers’). “De kleur is niet het probleem, maar het probleem heeft wel een kleur,” stond er in het beleidsdocument Rotterdam zet door uit 2003. Bovendien raakt uitsluiting op grond van inkomen en arbeidssituatie indirect groepen met een migratieachtergrond die vaker een bijstandsuitkering ontvangen. Onder meer de Raad van State en de Commissie Gelijke Behandeling (in 2012 opgegaan in het College voor de Rechten van de Mens) waren kritisch over de inkomenseis vanwege indirecte discriminatie op grond van afkomst. Bij behandeling in de Eerste Kamer noemde een GroenLinks-senator het wetsvoorstel een “schandalig, discriminerend, haast racistisch voorstel”. Zelfs een CDA-senator, die uiteindelijk wel akkoord ging, waarschuwde voor discriminatie. Het bezwaar van indirecte discriminatie echter werd door het kabinet en een meerderheid van de Tweede Kamer in de wind geslagen. Een kandidaat-huurder die de inkomenseis bestreed tot aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens werd helaas door het Hof in het ongelijk gesteld, maar dat deze vorm van discriminatie gerechtvaardigd is staat niet onomstotelijk vast. Zo oordeelden twee rechters in de 'dissenting opinion' dat discriminatie op grond van inkomen niet gerechtvaardigd kon worden. Leefbaarometer En het gaat nog op een andere manier mis bij het ministerie van BZK. Om te bepalen waar de Rotterdamwet moet gelden, waar het dus slecht met de 'leefbaarheid’ is gesteld, wordt het door het Rijk ontwikkelde instrument de Leefbaarometer gebruikt. Dit instrument geeft een inschatting van de leefbaarheid gebaseerd op honderd kenmerken van een gebied, onderverdeeld in vijf dimensies. De dimensie ‘Bewoners’ bestaat uit 16 indicatoren en maar liefst 7 daarvan hebben te maken met afkomst. Het aandeel ‘westerse allochtonen’ in een straat, buurt of wijk telt positief mee voor de inschatting van de leefbaarheid, terwijl het aandeel ‘MOE-landers’ (Midden- en Oost-Europeanen), ‘niet-westerse allochtonen’, ‘Marokkanen’, ‘Surinamers’, ‘Turken’ en ‘overige niet-westerse allochtonen’ een negatieve impact hebben op de leefbaarheidsscore. Ook hier komt overigens het sociaaleconomische component weer terug in het aandeel arbeidsongeschikten en bijstandsgerechtigden (beide negatief voor de leefbaarheidsscore). De Rotterdamse gemeenteraad heeft minister Ollongren verzocht te onderzoeken of de Leefbaarometer op het punt van afkomst kan worden herzien. Het model wordt elke twee jaar herijkt, antwoordde de minister (pdf), waarbij rekening wordt gehouden met “nieuwe ontwikkelingen en inzichten” wat ertoe zou kunnen leiden dat de indicatoren over afkomst uit het model gaan. Gelijke toegang tot huisvesting Uit alles blijkt dat de minister en haar voorgangers die verantwoordelijke zijn voor de Rotterdamwet een heel beperkt idee hebben van wat discriminatie op de woningmarkt behelst en wat de overheid daartegen moet doen. Expliciet racisme in de trant van ‘liever geen Marokkaanse/Poolse huurder’ is zeer ernstig en moet worden aangepakt. Maar het gaat er evengoed om dat de overheid gelijke toegang tot huisvesting garandeert en waarborgt voor groepen burgers, zeker voor mensen die financieel kwetsbaar zijn of het risico lopen om gediscrimineerd te worden. De Rotterdamwet doet het tegenovergestelde: de wet beperkt de vrijheid van vestiging voor mensen die leven van een uitkering en maakt het hen dus moeilijker om een woning te vinden. Een obstakel voor het afdwingen van rechtvaardig beleid is dat sociaaleconomische status in de Nederlandse wet geen discriminatiegrond is. Maar in de woorden van een SP-senator uit 2005: de inkomenseis van de Rotterdamwet “[maakt] kansarmen nog kansarmer.” De Speciale Rapporteur voor het recht op huisvesting van de Verenigde Naties is er duidelijk over: het volkshuisvestingsbeleid moet erop gericht zijn om groepen te helpen die beperkt toegang hebben tot huisvesting, zoals mensen die in armoede leven, en het beleid moet voorkomen dat huisvesting de sociaaleconomische ongelijkheid en uitsluiting verergert. De Rotterdamwet vergroot juist ongelijkheid en uitsluiting op de woningmarkt. Stop met de Rotterdamwet, herzie de Leefbaarometer Antidiscriminatiebeleid betekent ook het actief tegengaan van stigmatisering. Stigmatisering van groepen maakt iemand misschien niet direct dakloos, maar het heeft negatieve persoonlijke en maatschappelijke consequenties en zou om die reden door de overheid actief bestreden moeten worden. Het past dan ook niet dat de minister het discriminatoire karakter van de Leefbaarometer ontkent omdat het model “geen causaal model, maar een indicator-model” zou zijn. De Leefbaarometer werkt wel degelijk stigmatiserend door een koppeling te maken tussen afkomst en leefbaarheid. Nu de minister ervan overtuigd is dat discriminatie op de woningmarkt een stevige aanpak vereist, mogen we verwachten dat ze ook het eigen discriminerende beleid aanpakt: schaf de Rotterdamwet af en herzie de Leefbaarometer.

Foto: fortheloveofcc (cc)

Wie beschermt ons tegen de beschermer?

Door Emine Uğur.

Wat doe je als de persoon die je hoort te beschermen dezelfde is als de persoon tegen wie je beschermd moet worden? Als je vader of moeder je misbruikt of je man je mishandelt bijvoorbeeld? Als de leraar die jou moet helpen zelfvertrouwen op te bouwen in een bepaald vak degene is die je zelfvertrouwen kapot maakt.

Als degene naar wie je zou rennen om beschermd te worden tegelijkertijd degene is die jou schade toebrengt, heb je feitelijke nergens meer waar je terecht kunt. Deze gedachte houdt mij al geruime tijd bezig en speelt steeds vaker door mijn hoofd sinds de toeslagenaffaire, schoot recent weer door mijn hoofd door de racistische appjes van de politie en gisteren wederom na het artikel over de NCTV. En bij elk incident wordt het steeds duidelijker dat dit al langere tijd onze relatie als burger met onze overheid is, maar dat het nu pas zichtbaarder wordt: Degene die ons onze rechtsbescherming hoort te bieden en dat hoort te handhaven, is degene die ons schade toebrengt en ons kwetsbaar maakt.

Het is geen toeval dat (institutioneel) racisme en islamofobie als een rode draad door al deze openbaringen heen lopen. Allochtonen, zwarte mensen en de afgelopen 20 jaar met name moslims, zijn namelijk schuldig tot het tegendeel bewezen is. Wolven in schaapskleren. Wantrouwen is het uitgangspunt. En dat wantrouwen vonden veel mensen niet problematisch, want het raakte hen niet en sommigen vonden het zelfs terecht, want het waren immers moslims die voor terreuraanslagen en overlast zorgden,  dus dan moet je het ook maar voor lief nemen dat ook jij, zelfs al had je niets met die aanslagen of die overlast te maken, met wantrouwen bejegend wordt.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Bescherming tegen politiegeweld onder druk

Terwijl de politie onder vuur ligt vanwege geweldsincidenten, staat de Eerste Kamer op het punt om in te stemmen met een wetsvoorstel dat de rechtspositie van agenten wél verbetert, terwijl de rechtspositie van burgers niet verbetert.

Controle Alt Delete vraagt aandacht voor een wetsvoorstel waarover de Eerste Kamer morgen gaat stemmen, over het gebruik van geweld door onder meer de politie. De wet Geweldsaanwending opsporingsambtenaren beoogt de rechtspositie van de agenten te verbeteren door aan het Wetboek van Strafrecht een specifieke strafuitsluitingsgrond toe te voegen voor opsporingsambtenaren “die geweld hebben toegepast in de rechtmatige uitoefening van hun taak en zich daarbij aan de regels hebben gehouden, bijvoorbeeld geweldsinstructieregels.” Bij overtreding van de geweldsinstructie komt een maximumstraf van drie jaar gevangenisstraf te staat, waar dat nu nog maximaal 15 jaar is voor doodslag.

Foto: ketrin1407 (cc)

Doe progressief, straf hard

Je kan zeggen wat je wil, maar rechts heeft wel een punt als het klaagt bij de zoveelste werkstraf omdat de moordenaar anders zijn hond niet kan uitlaten.

Nu is het bovenstaande natuurlijk een karikatuur van de werkelijkheid die rechts graag in stand houdt, maar in de praktijk wordt daadwerkelijk rekening gehouden met omstandigheden van de dader. Heb je een relatie? Het is al langer bekend dat iemand die een ‘wederhelft’ (of een van de andere drie (vier?) w’s) heeft minder snel nog eens in de fout gaat. Dus logisch dat die persoon minder straf krijgt, zou je denken. Maar ho eens even. Betekent dit eigenlijk niet dat je net een misdrijf hebt gepleegd *terwijl* je een relatie hebt? Maakt dat je niet juist nóg gevaarlijker?

Er wordt zo vaak ergens rekening mee gehouden dat je het ook om kan draaien: We straffen mensen extra omdat ze al minder geluk hadden in het leven. Geen baan? Extra straf. Geen opleiding? Extra straf. Geen woning? Extra straf. Geen partner? Extra straf.

Het lijkt progressief, maar is het tegenovergestelde. Mensen – rechters dus – zijn namelijk totaal niet in staat om dit soort dingen consequent toe te passen, wat al blijkt uit het feit dat mensen van kleur minder kans maken op deze ‘lucky breaks’. Erger nog, deze ‘regels’ – inclusief het racisme – worden steeds vaker gevat in algoritmes, waardoor het onmogelijk wordt aan dit systeem te ontsnappen, waarmee het verwordt tot een instrument om de verschillen die er al zijn nog meer uit te vergroten. Een self fulfilling prophecy. De documentaire Coded Bias(netflix) geeft daar goede voorbeelden van.

Foto: andres musta (cc)

Links of rechts?

OPINIE - Het grondrecht op vrijheid van meningsuiting heb ik in het spectrum van politieke standpunten altijd meer links dan rechts geplaatst. Het is een recht dat burgers de vrijheid geeft zich te verzetten tegen de almacht van de staat, tegen de macht in het algemeen. Het recht is van grote betekenis voor emancipatiebewegingen die zonder belemmering voor hun belangen moeten kunnen opkomen. De arbeidersbeweging, de vrouwenemancipatiebeweging, de Black Lives Matter beweging en andere bewegingen voor een beter leven en meer gelijke rechten konden en kunnen dat alleen doen als ze de vrijheid hebben zich te uiten over bestaand onrecht.

Claim van rechts

De afgelopen jaren wordt de uitingsvrijheid steeds meer geclaimd door rechts. Het meest bekende voorbeeld is Geert Wilders die vindt dat zijn recht op een vrije meningsuiting is aangetast door de – gegeven de strafwet onoverkomelijke– vervolging vanwege zijn ‘Minder, minder Marokkanen…’- uitspraak. Veel schrijvers, politici en opiniemakers aan de rechterkant van het politieke spectrum vinden het moeilijk te verdragen dat zij worden aangesproken op hun xenofobe, racistische of seksistische uitspraken. ‘Je mag tegenwoordig ook niets meer zeggen.’ Een uitspraak die in de meeste gevallen nergens op slaat. Vuile woorden leiden hoogstens tot verontwaardigde reacties. Maar daar zit kennelijk het probleem: een weerwoord is voor sommigen moeilijk te verteren. Van vervolging is alleen in uitzonderlijke gevallen sprake als er een vermoeden is dat de wet wordt overtreden. De strafwet stelt namelijk wel enkele beperkingen aan de uitingsvrijheid, maar ik heb niet de indruk dat de rechter daar nou overdreven veelvuldig gebruik van maakt om mensen de mond te snoeren. En als dat gebeurt wordt altijd de nodige zorgvuldigheid betracht door rekening te houden met alle omstandigheden.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Hof houdt avondklok in stand

Het gerechtshof geeft in het hoger beroep de Staat gelijk: de avondklok is niet op basis van de verkeerde rechtsgronden ingevoerd. Daarmee vernietigt het hof het oordeel van de voorzieningenrechter op 16 februari dat de Staat de avondklok per direct moest opheffen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen sprake was van ‘bijzondere spoedeisendheid’, maar:

“Het gerechtshof heeft geoordeeld dat er wel degelijk sprake is van buitengewone omstandigheden die het invoeren van de avondklok mogelijk maken”, staat in een verklaring van het gerechtshof.

Foto: Verkiezingsbord 2021

Vooral rechts neemt weer een loopje met de rechtsstaat

Bijna alle politieke partijen die voorstellen doen die in strijd zijn met de rechtsstaat bevinden zich aan de rechterzijde van het politieke spectrum (foei, SP), aldus een beoordeling door de Nederlandse Orde van Advocaten.

Een commissie van de Nederlandse Orde van Advocaten toetste de voorstellen van partijen in hun verkiezingsprogramma aan drie hoofdvragen: houdt de overheid zich aan de eigen regels, worden de fundamentele rechten en vrijheden van de burgers gerespecteerd en hebben de burgers effectieve toegang tot de onafhankelijke rechter? Dat zijn de drie minimumnormen waaraan de rechtsstaat moet voldoen, aldus de commissie van de NOvA die het rapport schreef.

In 2017 concludeerde de commissie dat de verkiezingsprogramma’s op “gespannen voet” stonden met de rechtsstaat: vrijwel alle verkiezingsprogramma’s bevatten toen één of meer maatregelen die de rechtsstaat zouden kunnen verzwakken. Deze keer is de commissie aanzienlijk positiever gestemd: “in alle onderzochte partijprogramma’s wordt het belang van de rechtsstaat nadrukkelijk onderstreept.”

Toch zijn er ook weer zorgwekkende bevindingen:

De commissie heeft bij zeven van de veertien onderzochte partijprogramma’s voorstellen aangetroffen die de toets aan de minimumnormen van de rechtsstaat niet doorstaan. Het gaat dan vaak om voorstellen op het gebied van immigratie en asiel. Die voorstellen kregen de diskwalificatie rood, meestal omdat ze openlijk discrimineren ten opzichte van bepaalde groepen burgers of hun de toegang tot de rechter ontzeggen of belemmeren.

Foto: Kim Daram (cc)

Gevangenisstraf moet het allerlaatste redmiddel zijn

VERSLAG - Misdaad en straf zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden in het huidige strafrechtssysteem. Volgens strafrechtjurist prof. mr. Jacques Claessen moet het anders. Hij pleit voor een rechtssysteem waarin er aandacht is voor de mens achter de misdaad, voor herstel en voor rechtvaardigheid. Een beter alternatief?

We kennen allemaal de krantenkoppen over de recente avondklokrellen. “De heftigste rellen in 40 jaar”. “Plunderingen, brandjes, stenen naar de ME”. “Het leek wel oorlog”. Hoewel iedereen best begrijpt dat er onvrede en woede heerst over de huidige coronamaatregelen, is geweld nooit de oplossing. De eerste ingeving van politici én onszelf is dan ook vaak om hard te oordelen en hard op te treden. Een logische gedachtegang als we kijken naar ons huidige strafrechtsysteem. Een dader pleegt een misdaad en belandt na een rechtelijk proces achter de tralies. Toch wordt niemand beter van een gevangenisstraf, stelt strafrechtjurist prof. mr. Jacques Claessen (Universiteit Maastricht). Daarom pleit hij voor een minder zwart-wit rechtssysteem waarin de mens weer centraal komt te staan.

Op misdaad volgt straf. Toch?

Op zijn zachts gezegd was het kabinet niet blij met de avondklokrellen. “Dit heeft niets met corona te maken, dit is misdadig. We gaan er keihard tegenin,” aldus demissionair minister Grapperhaus. En dat gebeurde. Nu, iets meer dan een maand na de rellen, zijn er al 79 veroordelingen. De relschoppers vallen onder het snelrecht, waarmee ze binnen drie weken voor een politierechter verschijnen. De rechter stelt vervolgens welke wet er precies overtreden is en bepaalt welke straf de dader krijgt. In dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een schadevergoeding. Het is een vrij rationeel en zakelijk proces dat gebaseerd is op het principe van vergelding. Een dader moet en zal boeten voor zijn misdaden.

Korte Cursus Manipulatie van BoF

Bits of Freedom lanceert vandaag de ‘Korte Cursus Manipulatie’, een online tool om internetgebruikers inzicht te bieden in de manieren waarop platforms als Google, Facebook en YouTube ons manipuleren. De cursus is onderdeel van een campagne, naar aanleiding van het onderzoeksrapport van Bits of Freedom en dr. Holly Robbins over hoe socialemediaplatforms als Google, Facebook en YouTube mensen online massaal manipuleren, van censuur tot profilering en slimme designtrucjes om onze aandacht vast te houden.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Foto: Roel Wijnants (cc)

Geknabbel aan een grondrecht

De vrijheid van vereniging (artikel 8 van de Grondwet) is een van de pijlers van een democratische rechtsstaat. Maar wat nu als een vereniging het criminele pad op gaat of de democratie ondermijnt? De Eerste Kamer, net bekomen van een principiële discussie over de avondklok, moet binnenkort oordelen over twee wetsontwerpen die een verbod mogelijk moeten maken van verenigingen die grenzen overschrijden. Het ene betreft een initatiefvoorstel van PvdA, CDA, CU, VVD en SGP voor een bestuurlijk verbod van ondermijnende organisaties. Het is met name gericht tegen zogenaamde Outlaw Motor Gangs. Het andere betreft een wijziging van het Burgerlijk Wetboek inzake rechtspersonen en is door de regering ingediend zoals overeengekomen in het coalitieakkoord van Rutte III.

De Tweede Kamer is vorig jaar al met beide voorstellen akkoord gegaan zonder dat er in de media veel aandacht is besteed aan de uitvoerige debatten die de Kamerleden hebben gevoerd over deze voorstellen die fundamentele rechten raken. Na het teruglezen van een aantal verslagen van deze debatten kan ik me voorstellen dat de Eerste Kamer, het ‘juridisch geweten’ van het parlement, er toch niet zomaar mee zal instemmen.

Een ‘cultuur van wetteloosheid’

De criminele activiteiten van motorclubs zoals de Hells Angels hebben al enkele malen tot een verbod  van zo’n organisatie geleid. Het succes van het Openbaar Ministerie bleek nogal betrekkelijk, zeker in verhouding tot de langdurige civielrechtelijke juridische procedures die er voor nodig waren. Voor de politie en de burgemeesters die met de zware criminaliteit van de bendes te maken hebben biedt een verbod tot nu toe nog te weinig aanknopingspunten om op te treden. Om sneller en effectiever op te kunnen treden stelden de Kamerleden Kuiken (PvdA), Van Toorenburg (CDA), van Wijngaarden (VVD), van der Graaf (CU) en Van der Staaij (SGP) in een initiatiefwetsontwerp voor een bestuurlijke route te kiezen voor een verbod op dergelijke ondermijnende organisaties. Een bestuurlijk verbod geeft de Minister de mogelijkheid om zo’n organisatie een verbod op te leggen zonder toetsing bij de rechter. En dat verbod gaat dan meteen in. Daarmee is een gang naar de rechter weliswaar niet geheel uitgesloten. De organisatie kan uiteindelijk ook nog een beroep doen op de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Maar deze weg is omstreden. De minister is een politiek figuur. Hij of zij kan zich in het besluit tot een verbod laten inspireren door politieke overwegingen, zeker gezien de nogal vage formulering van de gronden voor een verbod. De wetstekst noemt namelijk de motorbendes niet als zodanig, maar omschrijft de verbodsgronden in veel algemenere zin. Wat moeten we verstaan onder ‘een cultuur van wetteloosheid’? En onder  een ‘aantasting van als wezenlijk ervaren beginselen van de Nederlandse rechtsorde’? En wanneer kunnen we vaststellen dat een organisatie ‘de Nederlandse samenleving of delen daarvan ontwricht of kan ontwrichten.’? Hoe groot is het risico dat een minister met politiek uitgesproken extreme denkbeelden hier een kans ziet om hem of haar onwelgevallige organisaties uit de weg te ruimen? Of kan dat alleen in Turkije of Hongarije?

Vorige Volgende