Een bijdrage van Max Molovich, overgenomen van Nurks Magazine.
‘Het toeval wil’, zei Jelle Brandt Corstius tegen Dick Swaab, waarna hij vertelde wat het toeval had gewild, zoveel jaar geleden. Dick Swaab glimlachte. Vriendelijk, maar een beetje melancholiek. Alsof hij een beetje droevig was dat die aardige jongen die tegenover hem zat zijn woorden zo onzorgvuldig koos (zo zag ik hem wel vaker glimlachen). ‘Alles is toeval’, zei hij minzaam.
Dat was aan het begin van de uitzending. Aan het einde kwamen ze nog even over de vrije wil te spreken. Die bestaat niet, volgens Swaab. Zoals de nieren urine produceren, zo produceren de hersens de geest. Jelle Brandt Corstius vond het moeilijk te verkroppen dat hij daar niet uit vrije wil zat. De vrije wil is een illusie, zei Swaab. Hij hield zelf ook graag aan die illusie vast. Weten dat de vrije wil een illusie is, zorgt er dus niet voor dat je die illusie doorprikt.
Over het algemeen kabbelde de uitzending voort in een bijna gezapig tempo. Nadat we een stukje uit Polanski’s Repulsion hadden gezien legde Swaab uit dat je door extreme eentonigheid kunt gaan hallicuneren. En even leek het me leuk om u te vertellen dat ik halverwege de uitzending ontdekte dat Dick Swaab daar in zijn onderbroek zat, dat Jelle Brandt Corstius zichzelf een Ted de Braak-snor had aangemeten en dat er steeds meer geverfde konijntjes de studio in kwamen hupsen, maar voor zulke respectloze ginnegapperij ter meerdere eer en glorie van niemand anders dan mijzelf, vond ik de uitzending te interessant en de man te integer.