GeenCommentaar heeft ruimte voor gastloggers. Hieronder een stuk van Henk Blanken, adjunct-hoofdredacteur van het Dagblad van het Noorden. Het verscheen eerder op zijn eigen blog. Lees ook deel 1, deel 2, deel 3 en deel 4.
De journalist is een altijd dronken, opdringerige, slecht geklede held die zich zijn brutaliteit kan veroorloven zolang hij uiteindelijk the good guy is. Hij mag, althans in de Hollywoodfilms die zijn imago goeddeels bepaalden, volop liegen en bedriegen, stelen en omkopen en elke ethische code aan zijn laars lappen zolang hij dat niet doet voor zijn eigen ego maar om een nog grotere schurk te ontmaskeren.
De journalist, zegt Joe Saltzman ? journalist en docent aan Annenberg ? in een interview met blogger Henry Jenkins, is sinds het begin van de twintigste eeuw een gemankeerde held. Weinig geliefd, met argwaan bekeken, maar gedoogd omdat hij het publieke belang zegt te dienen. Dat Saltzman het vooral over de Amerikaanse journalist heeft, die met muckraking grootgebracht werd, spreekt voor zich.
Het imago klopt niet met de werkelijkheid, niet nu en niet hier. Het heeft zich in eerste instantie gevormd in de jaren van de penny press, de naar roddel jagende Amerikaanse boulevardpers. En het is bijgesteld toen de journalistiek onderzoek ging doen; Woodward en Bernstein (All the president?s men) introduceerden een nieuw type, dat ? helaas ? weer minder dominant werd toen entertainment en televisie het begonnen te winnen van gedrukte media.
Maar het morsige imago past ook minder bij de Nederlandse journalist. In de halve eeuw van verzuilde kranten was de archetypische verslaggever ? althans in de beeldvorming ? eerder volgzaam dan brutaal, zij het soms inderdaad in kennelijke staat. Sinds pakweg 1966, niet toevallig het jaar waarin de School voor de Journalistiek in Utrecht begon, is hij zelfbewuster geworden, professioneler, en na enige tijd ook afhankelijker. Beter, zou je zeggen.