De ommuurde stad
RECENSIE - Geschiedenis van de stad Utrecht.
Op 8 juni 1345 verscheen graaf Willem IV van Holland voor de muren van Utrecht. Met een groot adellijk gevolg, en vergezeld door zo’n dertigduizend soldaten. Het was duidelijk. De stad was te ver gegaan. Utrecht moest buigen. Willem nam zijn intrek in een inderhaast verlaten klooster, net buiten de stadsmuren. De burgers van Utrecht keken uit over een zee van vaandels en tenten.
Zo’n twee eeuwen lang was Utrecht de onbetwiste ‘hoofdstad’ van de Noordelijke Nederlanden. Kerkelijk, bestuurlijk én commercieel centrum in één. Hier zetelde de aartsbisschop; vlak daarnaast stond het paleis van de keizer en even verderop (aan de overkant van de Oude Gracht) stonden de huizen van kooplieden die handel dreven van de Oostzee tot Parijs. Maar zo tegen 1345 was de domstad al bijna een eeuw een twistappel tussen de graven van Holland en die van Gelre. Sinds de aartsbisschop niet meer benoemd werd door de keizer maar door de paus (de uitslag van de beroemde ‘investituurstrijd’), moesten Utrecht het doen zonder de steun van de Duitse keizer. En daardoor was het ooit zo machtige bisdom langzaam maar zeker steeds machtelozer geworden, tot de stad simpelweg betwist gebied was midden tussen twee ambitieuze graafschappen, Holland en Gelre.