Waar gaat Nederland heen met de minister-president?

In het Kamerdebat gisteren over de Provinciale Statenverkiezingen zaten in vak-K, naast Mark Rutte, ook de drie vicepremiers. Toen het tijd was voor de antwoordtermijn, sprak Rutte: Zoals ik al zei (...) aan het einde van de eerste termijn van de Kamer, is het kabinet voornemens dat ik de vragen beantwoord, omdat vicepremiers staatsrechtelijk natuurlijk alleen een rol hebben als ik er niet ben. Maar ik ben er, dus zij hebben hier geen rol. Er was een verzoek van de Kamer om ze erbij te hebben, dus daarom zijn ze erbij. Ze zijn er niet om ook nog wat te gaan zeggen. Dat is om goede staatsrechtelijke redenen. Voor het Montesquieu Instituut schreef  Mr. Rein Jan Hoekstra deze analyse over de rol van de minister-president. De minister-president is meer dan een primus inter pares. Hij heeft meer mogelijkheden om bij zwakke, tegenstribbelende of tekortschietende ministers te interveniëren dan premier Rutte voorstelt. ‘Minister-president kom uit uw schulp!’ In de recente maanden heb ik, of ik het wilde of niet, weer veel nagedacht over het ambt van minister-president en dan vooral de vervulling daarvan. De eerste gebeurtenis was het weglopen van het gehele kabinet uit de Tweede Kamer bij de Algemene Politieke Beschouwingen. De zogenaamde APB plegen al sinds jaar en dag het hoogtepunt te zijn van het parlementaire jaar. Het kabinet legt verantwoording af voor het naar zijn oordeel te voeren beleid, zoals neergelegd in de Troonrede en in de Rijksbegroting. Hoe verwerpelijk de verdachtmaking van Forum voor Democratie ook was naar minister Kaag toe, dit had niet mogen gebeuren. Het had voor de hand gelegen dat de minister-president de voorzitter van de Kamer had gevraagd of deze stoot onder de gordel door een fractievoorzitter door de beugel kon. Hij had vervolgens schorsing kunnen vragen van het debat in de Kamer voor nader beraad in het kabinet. Nu brak echter chaos uit en daarmee leed het aanzien van het kabinet en de Tweede Kamer schade. De tweede gebeurtenis is de inhoud van het rapport van de parlementaire enquêtecommissie gaswinning in Groningen. Opvallend in de bevindingen is het gebrek aan optreden van de voorzitter van de ministerraad. Had het niet voor de hand gelegen, nadat hij twee keer excuus had aangeboden voor de gang van zaken met name bij de versterking, dat hij het initiatief had genomen tot actief optreden van het kabinet om te komen tot bespoediging van de aanpak en de oplossing van de problemen. Om niet op één nacht ijs te schaatsen, ben ik even in de geschiedenis gedoken: hoe zit het ook alweer? 1. Drees Op 14 mei 1988 overleed Willem Drees, een van de meest markante naoorlogse politici en minister-president tussen 1948 en 1958. Het erfgoed van Drees was en is indrukwekkend. De christendemocraten kozen voor samenwerking met de sociaaldemocraten. Dit leidde tot de totstandkoming van brede basiskabinetten. De kracht van Drees lag in het bijeenhouden van die brede basis gedurende tien jaren. Zo schiep hij de voorwaarden voor het nemen van belangrijke maatregelen tijdens de periode van wederopbouw na de oorlog. Hij was geen man die tot de verbeelding sprak. Hij was een bestuurder met beginselen, maar zonder bevlogenheid. Hij had vertrouwen ook bij zijn tegenstanders, omdat hij presteerde en degelijk was. Hij ging na tien jaar weg toen de wederopbouw vrijwel voltooid was en er een einde kwam aan de brede basiskabinetten. Drees had een bescheiden opvatting van het ambt van minister-president. Aan het ambt van minister-president zijn geen bevoegdheden verbonden, behalve die van voorzitter van de ministerraad. De minister-president kan weinig of geen initiatieven nemen, aldus Drees; dit is aan de vakministers voorbehouden. Ondanks deze bescheiden opvatting van het ambt, wordt hij gezien als een groot minister-president. Omdat hij als voorzitter van de ministerraad mede dankzij zijn grote dossierkennis, gedurende de brede basiskabinetten, presteerde en het vertrouwen had, ook van zijn politieke tegenstanders en omdat hij ervoor zorgde dat de ministers presteerden. 2. Kuyper Een minister-president die een minder bescheiden opvatting had van het ambt was Abraham Kuyper. Hij trad op als primus. Hij werd voor vier jaren benoemd tot voorzitter van de ministerraad. In die tijd (1901-1905) een unicum. Voordien werd de voorzitter van de ministerraad regelmatig voor drie maanden benoemd. In een debat in 1902 met de Eerste Kamer licht de regering een en ander toe. Zij geeft toe dat het reglement van orde van de ministerraad als regel bepaalde dat het minister-presidentschap bij toerbeurt door de ministers werd vervuld. Maar in de praktijk zou het voorzitterschap van de ministerraad permanent zijn, omdat de betrokken ministers in de regel afzagen van het minister-presidentschap. Het premierschap van Kuyper stuitte op achterdocht. Sommigen zagen het als een stap achterwaarts, een bedreiging van de collectieve verantwoordelijkheid en een bedreiging van zijn zelfstandigheid ten opzichte van de koning. Het Vaderland schreef spottend dat het kabinet-Kuyper homogeen was in deze zin dat dr. Kuyper de homo en zijn ambtgenoten geen waren. Bij Koninklijk Besluit van 27 september 1905, nr. 59 wordt het zogenaamde premierschap afgeschaft; er wordt bepaald dat de raad uit zijn midden een voorzitter en ondervoorzitter kiest voor de tijd van één jaar. Aan de voorzitter van de raad werd zelfs het “recht” ontzegd namens alle ministers in de Kamer het woord te voeren bij de Algemene Politieke Beschouwingen. Elke minister individueel voerde voortaan het woord. Zeer nadrukkelijk sprak men in deze tijd van “tijdelijk” voorzitter van de Raad van Ministers. In 1922 wordt het gebruik van dit adjectief afgeschaft. Maar het gebruik van de aanduiding minister-president werd als controversieel gezien. 3. Colijn Nog in 1933 kreeg Colijn de vraag gesteld welke staatsrechtelijke betekenis moet worden gehecht aan het gebruik van deze term. Het antwoord van Colijn luidde – heel bescheiden, maar ook nu nog herkenbaar - dat de term “minister-president” slechts is te beschouwen als een door het spraakgebruik geijkte verkorting voor de aanduiding van de voorzitter van de Raad van Ministers. Met deze bescheiden opvatting kon de Kamer uit de voeten. Maar in 1936 zie je een kentering in het oordeel van de Kamer. Tot dan toe pleegde de voorzitter van de ministerraad ook het ministerschap te vervullen van een vakdepartement. Zoals Binnenlandse Zaken en Koloniën. De Kamer vroeg in 1936 aan Colijn, tevens minister van Koloniën en minister van Oorlog, of de leider van het kabinet, in het bijzonder in de huidige tijdsomstandigheden, door zijn arbeid als zodanig niet zo zwaar wordt belast dat hem onvoldoende gelegenheid blijft voor de leiding inzake met name de koloniale aangelegenheden. De Kamer vond eigenlijk dat de minister-president maar minister zonder portefeuille moest worden. Colijn had daar een andere opvatting over. Op 25 juni 1937 vroeg hij aan de Raad van State advies over de instelling van een klein departement van algemeen bestuur, dat de naam zal dragen van Ministerie van Algemene Zaken. Het nieuwe departement kwam er bij Koninklijk Besluit van 3 juli 1937. Interessant zijn de taken van de minister van Algemene Zaken, namelijk de zorg voor de zaken betreffende: a. de samenstelling van de hoofdstukken I (Huis der Koningin) en II (Hoge Colleges van Staat en Kabinet der Koningin) en het beheer van deze hoofdstukken; b. het voorzitterschap van de Eerste en Tweede Kamer der Staten Generaal; c. het vice-presidentschap en het lidmaatschap van de Raad van State en het lidmaatschap van de Algemene Rekenkamer; d. de behandeling van adelszaken en wapens van publiekrechtelijke lichamen; e. de ridderorden; f. de regeringspersdienst. 4. Schermerhorn In de Londense periode kwam er in plaats van Algemene Zaken een nieuw ministerie: het ministerie voor Algemene Oorlogsvoering van het Koninkrijk. Na de oorlog vormde Schermerhorn het ministerie om tot een politiek kabinet van de minister-president. Schermerhorn had een duidelijke visie op de rijksoverheid. Daarin paste een sterke minister-president. Deze moest niet alleen coördineren maar tevens leiding geven, stimuleren en zo nodig richting bepalen. Ongetwijfeld heeft deze opvatting bijgedragen aan het elan waarmee het puin van de oorlog is geruimd en het herstel op gang is gebracht. 5. Beel In juli 1946 wordt het ministerie voor Algemene Oorlogsvoering van het Koninkrijk opgeheven en daarmee ook het ministerie van Algemene Zaken. Beel trad op als minister-president en trad als zodanig ook op als minister van Binnenlandse Zaken. Hij deelde niet de opvatting van Schermerhorn over het premierschap. Hij benadrukte de individuele ministeriële verantwoordelijkheid. Ondanks deze opvatting werd het ministerie van Algemene Zaken weer ingesteld in 1947. De Indonesiëkwestie leidde tot zo’n belasting, dat het minister-presidentschap en ministerschap van Binnenlandse Zaken niet meer te combineren waren. De taak van het departement luidt sindsdien: “de zorg voor zaken betreffende het algemene regeringsbeleid van het koninkrijk, voor zover deze zorg niet bepaaldelijk wordt behartigd door één der andere departementen van algemeen bestuur.” Zoals gezegd kreeg de minister-president, als minister van Algemene Zaken in 1937 de verantwoordelijkheid toegekend voor het functioneren van de Hoge Colleges van Staat, waaronder Tweede en Eerste Kamer, en voor het functioneren van het koningschap. Voor zover de zorg voor deze instituten niet bepaaldelijk wordt behartigd door een der andere departementen, berust deze verantwoordelijkheid nog steeds bij de minister-president, minister van Algemene Zaken. 6. De wijziging van de Grondwet in 1983 In de jaren zestig kwam de discussie over de inhoud van de Grondwet op gang. De positie van de minister-president en de ministerraad kwamen daarbij onder het vergrootglas te liggen. De commissie Cals/Donner boog zich onder meer over de vraag of de minister-president direct moet worden verkozen. De commissie vond zich in het compromis van de gekozen formateur. Bij de uitwerking van de vele voorstellen van de commissie tot grondwetsherziening werd wel besloten dat de ministerraad en de minister-president als ambt en orgaan van de staat in de Grondwet werden opgenomen. De overweging, die hieraan ten grondslag lag was dat de ministerraad en de minister-president in de loop der jaren fundamentele elementen van ons staatsbestel zijn geworden. Art. 45 Grondwet 1983 luidt: 1. De ministers vormen tezamen de ministerraad. 2. De minister-president is voorzitter van de ministerraad. 3. De ministerraad beraadslaagt en besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid. De verankering in de Grondwet schept verplichtingen met betrekking tot de verantwoordelijkheid van minister-president en ministerraad. 7. Reglement van orde van de ministerraad 1994 De verantwoordelijkheid van beide – minister-president en ministerraad – wordt vervolgens meer inhoud gegeven door het reglement van orde van de ministerraad. In het licht van de grondwetsherziening 1983 is in 1994 een nieuw reglement van orde tot stand gekomen. In dit reglement zijn belangrijke bepalingen vervat voor de taak van de minister-president. Ik noem de belangrijkste. In art. 7 is de agenderingsbevoegdheid neergelegd: “de minister-president kan indien een aangelegenheid door een minister die daarvoor in de eerste plaats verantwoordelijk is, niet in de raad aan de orde wordt gesteld, zelf zorg dragen voor de indiening van deze aangelegenheid bij de raad.” In art. 16 is de verantwoordelijkheid van de minister-president voor de samenhang in het regeringsbeleid neergelegd: “De minister-president ziet toe op de totstandkoming van een samenhangend regeringsbeleid.” Met deze bepalingen is de minister-president de status van slechts primus inter pares ontstegen. Zijn grondwettelijke positie legde daarvoor al de grondslag. Hij is bij uitstek de exponent geworden van de collegiale verantwoordelijkheid van de ministers. In materiële zin is hij de regeringsleider geworden, zoals ook zijn collega’s in de Europese Raad van regeringsleiders. 8. De minister-president meer dan primus inter pares Die rol wordt nog geaccentueerd door de verantwoordelijkheden, die hij draagt uit hoofde van het voorzitterschap van de ministerraad annex minister van Algemene Zaken. Ik noemde al zijn verantwoordelijkheid voor het aanzien van de nationale instituties, zoals het koningschap, de Tweede en Eerste Kamer en andere Hoge Colleges van Staat. Dit zijn verantwoordelijkheden die uit de Grondwet voortvloeien, dan wel uit de aard der zaak verbonden zijn aan het minister-presidentschap. Zo nodig kan de minister-president zaken die de nationale instituties raken agenderen in de ministerraad. Hij kan deze aangelegenheden ook aan de orde stellen in de Staten-Generaal en zo een debat initiëren in de Kamers. Niet onbelangrijk is dat de huidige en langst zittende minister-president veel meer dan zijn (verre) voorgangers het boegbeeld is van het kabinet. Hij formuleert de conclusies van in de ministerraad besproken onderwerpen, licht ze toe in persconferenties na afloop van de ministerraad en het daarop volgende televisie-interview. Hij drukt als het ware zijn stempel op het te voeren beleid en hij legt daarover verantwoording af. 9. Minister-president, kom uit uw schulp Belangrijke zaken, zoals de veiligheid van de kroonprinses, het aanzien van en respect voor onze nationale instituties, behoeven vaak een bredere aandacht dan alleen maar binnen het beperkte bereik van de behandeling van een begrotingsbehandeling. De minister-president heeft een belangrijke taak als hoeder van de staatkundige zeden en gewoonten. Ik besef dat deze taak in het reglement van orde geen uitdrukkelijke grondslag heeft. Maar deze taak kan onder omstandigheden nodig blijken. Ook wat dat betreft moet de minister-president de durf hebben uit zijn schulp te komen. Het bevorderen van parlementair debat over de stand van en de handhaving van de parlementaire zeden en gewoonten, kortom over de spelregels van de democratie, kan noodzakelijk zijn. Staatscommissies kunnen adviseren, maar het echte werk moet gebeuren binnen de betrokken instituties. Uit het bovenstaande moge duidelijk zijn geworden, dat de minister-president, gelet op de status van zijn ambt en de uitdrukkelijke bevoegdheden die het reglement van orde hem toekent, voldoende mogelijkheden heeft te interveniëren waar individuele ministers niet tot actie zijn gekomen. Ik wijs op de agenderingsbevoegdheid ex art.7 en op art. 16: het toezicht van de minister-president op de totstandkoming van een samenhangend regeringsbeleid. Aan samenhang heeft het ontbroken in het beleid ten aanzien van Groningen. Alleen al daarom was optreden van de minister-president geboden. In het verslag van zijn gehoor door de enquêtecommissie, legt de minister-president de nadruk op de totstandkoming van de eenheid van beleid en op de individuele verantwoordelijkheid van ministers. Art. 7 en art. 16 gaan verder dan dat. Zij bevatten geen aanwijzingsbevoegdheid van de minister-president, maar zij leggen wel een actieve verantwoordelijkheid van de minister-president vast voor het wel of niet ingrijpen in dossiers, die stagneren. De enquêtecommissie is diep ingegaan op de achtergronden van die stagnatie. Hoofdlijn is het gebrek aan afstemming van beleid departementaal en interdepartementaal, beïnvloed door de inrichting van het zogenaamde Gasgebouw. Een minister-president zoals Drees had zelfs met zijn bescheiden opvatting van het ambt dit niet over zijn kant laten gaan. Het nemen van verantwoordelijkheid vloeit voort uit het ambt zelf: de ministerraad, dus ook de individuele ministers, behoort te presteren, zorgvuldig en adequaat voor de betrokken burgers. Dit artikel verscheen eerder bij het Montesquieu Instituut. Mr. R.J. Hoekstra is oud-lid van de Raad van State. Eerder was hij secretaris-generaal van het Ministerie van Algemene Zaken, het 'ministerie' van de minister-president.

Foto: Geopende detonatiepot op binnenvaarttanker

Open brief ronde tafel varend ontgassen 7 maart 2023

BRIEF - Naar aanleiding van de motie d.d. 24 januari 2023 is er besloten op 7 maart een ronde tafelgesprek te organiseren. In dit debat dient U naar mijn mening goed beslagen ten ijs te komen. Dit is alleen mogelijk, wanneer U over voldoende kennis / feiten inzake het ontgassingsdossier beschikt. Staat U mij als ‘klokkenluider’ toe U bij dezen informeel en geheel vrijblijvend van de nodige kennis / feiten te voorzien. Deze informatie is een aanvulling op mijn open brief aan de heer Harbers d.d. 30 januari 2023.

Feiten m.b.t. de uitgestoten dampen

Ontgassen is het met behulp van veel lucht uitstoten van gevaarlijke dampen uit de ladingtanks van een tankschip, daar een volgende lading niet met de dampen van de vorige lading in aanraking mag komen. Alle door tankers naar de vrije atmosfeer uitgestoten dampen zijn afkomstig van stoffen, die in Tabel C van het ADN worden opgesomd. Deze hebben inzake minerale oliën alle het predicaat ‘milieugevaarlijk’ ( bijlage 1 ). Behalve dat deze dampen een gevaar voor het milieu opleveren, hebben veel stoffen bij de classificatie in kolom 5 van Tabel C tevens de letters CMR staan ( zie bijlage 2 ). Dit betekent dat de betreffende stoffen en inherent hieraan de van deze stoffen afkomstige dampen carcinogene, mutagene en reproductie-toxische eigenschappen hebben.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

Doneer!

Sargasso is een laagdrempelig platform waarop mensen kunnen publiceren, reageren en discussiëren, vanuit de overtuiging dat bloggers en lezers elkaar aanvullen en versterken. Sargasso heeft een progressieve signatuur, maar is niet dogmatisch. We zijn onbeschaamd intellectueel en kosmopolitisch, maar tegelijkertijd hopeloos genuanceerd. Dat betekent dat we de wereld vanuit een bepaald perspectief bezien, maar openstaan voor andere zienswijzen.

In de rijke historie van Sargasso – een van de oudste blogs van Nederland – vind je onder meer de introductie van het liveblog in Nederland, het munten van de term reaguurder, het op de kaart zetten van datajournalistiek, de strijd voor meer transparantie in het openbaar bestuur (getuige de vele Wob-procedures die Sargasso gevoerd heeft) en de jaarlijkse uitreiking van de Gouden Hockeystick voor de klimaatontkenner van het jaar.

Foto: Tweede Kamer Schermafbeelding Debat gemist stemmingen 18-10-2022

Ledental politieke partijen stijgt licht

DATA - Het ledental van de politieke partijen (met een plek in het parlement) is afgelopen jaar gestegen van 374.000 naar 379.000. Daarmee zet de stijging van het jaar daarvoor nog wat door. De grootste partij qua leden is opnieuw de FVD met 61.000 leden. Op de tweede plaats staat de PvdA met 39.500 leden, gevolgd door GroenLinks met 33.800.

Hier een aantal grafieken die de ontwikkeling van de afgelopen jaren weergeven.

Grafiek ledental alle politieke partijen vanaf 1950

Ledental politieke partijen als percentage volwassen bevolking vanaf 1950

Ledental individuele politieke partijen vanaf 1967 per jaar

Ledental individuele politieke partijen vanaf 2000

 

Met dank aan het DNPP voor het jaarlijks publiceren.

Foto: Jan Willem Broekema (cc)

Vijf creatieve alternatieven voor een kiesdrempel

ANALYSE - een gastbijdrage van Simon Otjes, eerder verschenen bij Stuk Rood Vlees.

Vrijwel ieder jaar steekt de discussie over de kiesdrempel wel even op. Dit jaar was het Jo Ritzen die samen met CDA-, D66-, VVD- en PvdA-prominenten pleit voor een kiesdrempel van 2%. Vaak is het Tom van der Meer die hier op Stuk Rood Vlees zijn licht laat schijnen over deze discussie. Dat deed hij hier, hier, hier, hier, hier, hier, hier en hier. Ik zal zijn argumenten hier niet herhalen. U kunt in zijn eloquente betogen lezen waarom een kiesdrempel slecht is voor politiek vertrouwen.

Het is tijd voor creatieve alternatieven in het politiek debat. Daarom doe ik hier vijf voorstellen die de negatieve bijeffecten van versplintering adresseren zonder de stemmen van honderdduizenden Nederlanders weg te gooien.

Wat is het probleem waarvoor de kiesdrempel een oplossing is? Groep-Ritzen stelt dat de onelineliners domineren rond het Binnenhof. De controlerende en wetgevende taken delven ondertussen het onderspit. Dat koppelen zij in een achtergrondstuk via twee mechanismen aan versplintering.

Gemiddelde fractiegrootte

De gemiddelde Kamerfractie is nu kleiner dan 20 jaar geleden. Na de verkiezingen van 2003 waren dat 17 leden per fractie. Na de verkiezingen van 2021 waren dat 9 leden per fractie. Iedere fractie heeft voor alle onderwerpen een woordvoerder. Met kleinere fracties zijn Kamerleden dus woordvoerder op steeds meer onderwerpen. Hun portefeuille wordt steeds zwaarder portefeuille. Fracties missen daarmee kritische massa voor goede controle. Ze missen de deskundigheid om weerwerk te bieden aan het kabinet. En ze missen de tijd om zich goed in te lezen in onderwerpen.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Lezen: Het wereldrijk van het Tweestromenland, door Daan Nijssen

In Het wereldrijk van het Tweestromenland beschrijft Daan Nijssen, die op Sargasso de reeks ‘Verloren Oudheid‘ verzorgde, de geschiedenis van Mesopotamië. Rond 670 v.Chr. hadden de Assyriërs een groot deel van wat we nu het Midden-Oosten noemen verenigd in een wereldrijk, met Mesopotamië als kernland. In 612 v.Chr. brachten de Babyloniërs en de Meden deze grootmacht ten val en kwam onder illustere koningen als Nebukadnessar en Nabonidus het Babylonische Rijk tot bloei.

Foto: Matt Kieffer (cc)

We gaan naar Qatar

COLUMN - We gaan naar Qatar. Nou ja, “we”? U misschien niet, maar de regering wel.

Dinsdag werd in de Tweede Kamer gestemd over de motie van D66 en ChristenUnie waarin het kabinet nog een keer werd opgeroepen geen delegatie naar het WK in Qatar te sturen.

‘Nog een keer’ want in 2021 werd een motie SP, D66, PvdA en ChristenUnie met eenzelfde boodschap al door de Tweede Kamer aangenomen. Omdat op 19 oktober jl.  bleek dat het kabinet die motie niet gaat uitvoeren. Er gaat wél een delegatie naar het WK. Welke bewindslieden afreizen zal later bekend worden gemaakt.

D66 en CU kwamen daarom nogmaals met een motie. Met een tweetal toevoegingen:

verzoekt de regering, indien de keuze wordt gemaakt toch te gaan, de delegatie zakelijk en sober vorm te geven door deze te beperken tot de minister van Buitenlandse Zaken en de mensenrechtenambassadeur

en

verzoekt de regering deze delegatie in te zetten om Qatar aan te spreken op de mensenrechten en te bewegen tot een royaal compensatiefonds voor de slachtoffers en nabestaanden van omgekomen arbeidsmigranten

De eerste motie (25 februari 2021) werd aangenomen met 96 stemmen voor en 53 tegen. Dit was de uitslag:
Voor: PVV (20), D66 (19), SP (14), GroenLinks (14), PvdA (9), ChristenUnie (5), PvdD (4), 50PLUS (3), SGP (3), DENK (3), Krol (1), Van Kooten-Arissen (1)
Tegen: VVD (32), CDA (19), FVD (2)

Foto: Tweede Kamer Schermafbeelding Debat gemist stemmingen 18-10-2022

Ongemak over gedragscode Tweede Kamer

COLUMN - van Prof. Dr. Joop van den Berg.

Sinds april 2021 kent de Tweede Kamer een gedragscode voor zijn leden, die voorziet in een procedure ter handhaving inclusief mogelijke sancties. Daarvan is nu voor het eerste gebruik gemaakt tegen (intussen) drie leden van Forum voor Democratie. Zijn fractievoorzitter, Thierry Baudet, is met een sanctie geconfronteerd, bestaand in schorsing als lid van de Kamer voor zeven dagen. Hij mag alleen deelnemen aan stemmingen. Daarmee laat de Kamer zien dat zij haar nog jonge gedragscode serieus neemt, al heeft het wel moeite gekost haar zo ver te krijgen. Meer dan eens heeft mijn collega columnist, Bert van den Braak, moeten attenderen op de grote aarzeling in de Kamer de gedragscode daadwerkelijk te handhaven. (1)

Vraag is overigens hoe het nu verder moet gaan. Niets wijst erop dat de sanctie van schorsing op Baudet indruk zal maken en dat hij alsnog opgave zal doen van nevenfuncties en neveninkomsten, zoals art. 15.7 van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer (RvOTK) voorschrijft. Desnoods kan de Kamer besluiten hem maximaal dertig dagen te schorsen, maar dan houdt het op. De Tweede Kamer noch enige andere instantie heeft de bevoegdheid hem als lid te ontslaan. Dat is terecht, want er is maar één instantie die een volksvertegenwoordiger van zijn ambt kan beroven: de kiezer. Dat geldt uiteraard ook voor zijn beide fractiegenoten die intussen zijn berispt (een van de mogelijke sancties), omdat ook zij niet voldoen aan het voorschrift van art. 15.7 van het RvOTK.

Doe het veilig met NordVPN

Sargasso heeft privacy hoog in het vaandel staan. Nu we allemaal meer dingen online doen is een goede VPN-service belangrijk om je privacy te beschermen. Volgens techsite CNET is NordVPN de meest betrouwbare en veilige VPN-service. De app is makkelijk in gebruik en je kunt tot zes verbindingen tegelijk tot stand brengen. NordVPN kwam bij een speedtest als pijlsnel uit de bus en is dus ook geschikt als je wil gamen, Netflixen of downloaden.

Lezen: Venus in het gras, door Christian Jongeneel

Op een vroege zomerochtend loopt de negentienjarige Simone naakt weg van haar vaders boerderij. Ze overtuigt een passerende automobiliste ervan om haar mee te nemen naar een afgelegen vakantiehuis in het zuiden van Frankrijk. Daar ontwikkelt zich een fragiele verstandhouding tussen de twee vrouwen.

Wat een fijne roman is Venus in het gras! Nog nooit kon ik zoveel scènes tijdens het lezen bijna ruiken: de Franse tuin vol kruiden, de schapen in de stal, het versgemaaide gras. – Ionica Smeets, voorzitter Libris Literatuurprijs 2020.

Foto: Tweede Kamer Schermafbeelding Debat gemist stemmingen 18-10-2022

Grote variatie in stemgedrag oppositie tijdens Rutte-IV

ANALYSE - gastbijdrage van Tom Louwerse, eerder verschenen bij Stuk Rood Vlees

In het publieke debat is terecht aandacht voor de ruwe omgangsvormen in het parlementaire debat. Persoonlijke beledigingen en verdachtmakingen gelden als een teken van sterke politieke polarisatie. Dat biedt echter maar een gedeeltelijk beeld van de verhouding tussen coalitie en oppositie. Allereerst omdat het parlementaire debat slechts een gedeelte van het representatieve werk betreft, maar ook omdat de retorische polarisatie zich toch vooral laat gelden door en ten aanzien van enkele van de rechtse oppositiepartijen – met Forum voor Democratie als meest bekende voorbeeld.

In dit stuk kijk ik niet naar wat de parlementariërs zeggen, maar hoe ze stemmen. Dat biedt een zicht op een ander, maar belangrijk, deel van het parlementaire werk. Uit een analyse van hun parlementaire stemgedrag komt naar voren dat oppositiepartijen onder Rutte-IV heel uiteenlopend stemmen. Niet alleen inhoudelijk, maar ook in de mate waarin hun stemgedrag onderscheidend is van de regering en de coalitiepartijen.

Steun voor wetgeving

Allereerst kunnen we kijken naar de wetsvoorstellen van de regering die onder Rutte-IV in stemming zijn gebracht. Ik laat de begrotingswetten daarbij buiten beschouwing. Het verwerpen van wetsvoorstellen van de regering is een duidelijk manier voor oppositiepartijen om zich af te zetten tegen het regeringsbeleid. Toch zien we over het algemeen veel steun voor wetgeving onder oppositiepartijen. Partijen als Volt, PvdA en GroenLinks en ook de eenpitters Den Haan en Gündoğan steunen ruim 9 op de 10 wetsvoorstellen van de regering. Bij DENK, SP en PvdD gaat het om ongeveer 8 op de 10, en voor BIJ1 iets minder dan 7 op de 10. Bij de oppositiepartijen die je rechts van de regering zou kunnen plaatsen zien we iets lagere percentages, vooral bij Forum (steun voor minder dan de helft van de wetsvoorstellen). PVV, JA21 en Van Haga steunen zo’n 7 op de 10 wetsvoorstellen. Bij Omtzigt, SGP en BBB betreft het pakweg 8 op de 10 wetsvoorstellen. Ter vergelijking staan in onderstaande figuur ook de cijfers voor Rutte-III, waarbij we redelijk vergelijkbare patronen terugzien.

Foto: Schermafbeelding Debat gemist Twwede Kamer stemmingen 2022

Schorsing Baudet

Vandaag wordt in de Tweede Kamer gestemd over een aantal sancties, op te leggen aan de heren Baudet, Jansen en Van Meijeren, allen lid van Forum voor Democratie.

Het Presidium van de Tweede Kamer heeft in een brief aan de Kamer de volgende maatregelen voorgesteld:
1. Een aanwijzing om de nevenfunctie bestuurslidmaatschap van Amsterdam Media Group bv te laten registreren in het nevenactiviteitenregister van de Tweede Kamer en daarmee de overtreding van de Gedragscode te herstellen;
2. Een berisping vanwege het niet registreren van de nevenfunctie bestuurslidmaatschap van Amsterdam Media Group bv.

En daarbovenop, als derde maatregel:

Een schorsing van zeven aaneengesloten kalenderdagen, waarbij het lid Baudet is uitgesloten van het deelnemen aan plenaire vergaderingen (behoudens stemmingen), aan commissievergaderingen  of aan andere activiteiten die door of namens de Kamer worden gehouden.

De extra sanctie voor Baudet wordt voorgesteld op grond van recidive. Het College heeft in een eerdere rapportage over de heer Baudet een klacht over het niet registreren van andere nevenfuncties gegrond verklaard. Op 15 maart 2022 is hem toen een aanwijzing en een berisping opgelegd. “In deze recidive ziet het College grond voor de aanbeveling voor het opleggen van een zwaardere sanctie dan aan de heren Jansen en van Meijeren”.

Lezen: De wereld vóór God, door Kees Alders

De wereld vóór God – Filosofie van de oudheid, geschreven door Kees Alders, op Sargasso beter bekend als Klokwerk, biedt een levendig en compleet overzicht van de filosofie van de oudheid, de filosofen van vóór het christendom. Geschikt voor de reeds gevorderde filosoof, maar ook zeker voor de ‘absolute beginner’.

In deze levendige en buitengewoon toegankelijke introductie in de filosofie ligt de nadruk op Griekse en Romeinse denkers. Bekende filosofen als Plato en Cicero passeren de revue, maar ook meer onbekende namen als Aristippos en Carneades komen uitgebreid aan bod.

Lezen: Mohammed, door Marcel Hulspas

Wie was Mohammed? Wat dreef hem? In deze vlot geschreven biografie beschrijft Marcel Hulspas de carrière van de de Profeet Mohammed. Hoe hij uitgroeide van een eenvoudige lokale ‘waarschuwer’ die de Mekkanen opriep om terug te keren tot het ware geloof, tot een man die zichzelf beschouwde als de nieuwste door God gezonden profeet, vergelijkbaar met Mozes, Jesaja en Jezus.

Mohammed moest Mekka verlaten maar slaagde erin een machtige stammencoalitie bijeen te brengen die, geïnspireerd door het geloof in de ene God (en zijn Profeet) westelijk Arabië veroverde. En na zijn dood stroomden de Arabische legers oost- en noordwaarts, en schiepen een nieuw wereldrijk.

Foto: Partij van de Arbeid (cc)

Het beeld van het voorzitterschap van Arib

COLUMN - van Prof. Dr. Bert van den Braak

Er bestaat vrij breed een positief beeld van het voorzitterschap van Khadija Arib. Daar is ook reden voor. Sommigen menen echter dat zij wel raad had geweten met de fratsen van Van Houwelingen, Van Meijeren en Baudet. Zij zou een krachtdadiger voorzitter zijn geweest dan haar opvolgster. Waar dat op is gebaseerd, is onduidelijk. Het komt zowel uit de hoek van haar sympathisanten, als uit die van ’tegenstanders’ van Vera Bergkamp. Maar ook ‘neutrale’ volgers (journalisten) lijken vaak een nogal vertekend beeld van het voorzitterschap van Arib te hebben.

Toen in 2016 Khadija Arib Anouchka van Miltenburg opvolgde als Tweede Kamervoorzitter zorgde dat voor een goede wending. Van Miltenburg had haar eigen capaciteiten overschat, verloor aan gezag en maakte fouten. Zij trok, door zelf op te stappen, de enige juiste conclusie. Met het voorzitterschap van Arib verdween de krampachtigheid, die het voorzitterschap van haar voorgangster had gekenmerkt. Bovendien beschikte de nieuwe voorzitter over humor en hield zij aan het slot van het jaar leuke speeches. Het was dus niet gek – en ook wel terecht – dat er een positief beeld ontstond.

Minder in beeld is blijkbaar dat ook Arib, net als haar voorgangers Gerdi Verbeet en Van Miltenburg, moeite had met optreden tegen ongepaste uitingen van leden. Verbeet legde bijvoorbeeld Geert Wilders geen strobreed in de weg toen hij staatssecretaris Nebahat Albayrak ervan betichtte criminele vreemdelingen met open armen te ontvangen (hij voegde eraan toe: in samenwerking met haar nichtje Nurten, directeur van het COA). Van Miltenburg stond de PVV-leider toe de term ‘nepparlement’ te gebruiken en D66-leider Alexander Pechtold een ‘zielig, miezerig en hypocriet mannetje’ te noemen.

Foto: Sargasso achtergrond wereldbol

Haatzaaien in de Tweede Kamer

Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen werd er in de Tweede Kamer flink op de bankjes geroffeld. Op de eerste dag vijftien keer, de tweede dag verliep met tien keer wat rustiger.

Het was niet het enige tumult. Het kabinet verliet de vergaderzaal toen Baudet een aanval deed op minister Kaag. In zijn woorden lag de suggestie dat zij onderdeel zou zijn van een internationaal complot tegen de mensheid. Het eindigde er mee dat de voorzitter hem het woord ontnam.

Formeel zat het kabinet daar op uitnodiging van de Tweede Kamer. Daar past een aanval op de persoon van een minister niet bij. Toen Baudet zijn worden niet wilde terugnemen, besloot de voorzitter hem van de rest van het debat het woord te ontnemen.

Psychopaat en bedrijfspoedel

Maar eerder in het debat werd een andere minister ‘klimaatpsychopaat’ genoemd. Dat was Wilders’ kwalificatie van minister Jetten. Desondanks mocht Wilders aan het woord blijven. Pas toen de heer Paternotte van D66 Wilders van repliek diende door hem ‘de bedrijfspoedel van Vladimir Poetin’ te noemen, vond de voorzitter het welletjes:

Ik wil even vragen … Meneer Paternotte, niet op de persoon. Dat geldt voor beiden. Dat hebben we met elkaar afgesproken. Van dat soort kwalificaties wordt het debat echt niet rijker, zeg ik tegen beide collega’s. Laten we het debat voeren vanuit waardigheid.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Vorige Volgende