COLUMN - ‘Weinig zal moeilijker zijn te verteren voor een voormalige reality-tv-gastheer,’ schreef iemand afgelopen vrijdag op Twitter, ‘dan zijn dagenlange, overal live op tv uitgezonden weg naar de nederlaag.’
Het moeten harde dagen voor Trump zijn geweest. Toen de overwinning van Biden zich aftekende, en Trump – zonder daarvoor enig bewijs aan te leveren – volhield dat er sprake was van grootschalige stemfraude, kapten drie nationale zenders zijn speech af en weigerden ze de rest uit te zenden, omdat die weinig meer behelsde dan een overmaat aan leugens.
Twitter verborg in de loop van de week steeds meer van zijn tweets, omdat die bol stonden van grove onwaarheden. Zaterdagmiddag kwam hij thuis van zijn zoveelste potje golf en trof een feestende massa bij ‘zijn’ Witte Huis aan: allemaal mensen die dolblij waren dat hij had verloren en straks het veld moest ruimen. Trump deed er verbolgen het zwijgen toe.
Pas toen Joe Biden en Kamala Harris hun acceptatiespeech hielden, durfde ik opgelucht te adem te halen. De nachtmerrie was op het nippertje getemd. Niet dat die nu over en uit is: er moet zoveel worden hersteld, zoveel worden heropgebouwd, tegenstellingen die moeten worden ontmanteld – maar de eindeloze neergang, de routineuze afbraak van instituties en wetenschap, het openlijke nepotisme, het vanzelfsprekende wantrouw zaaien, het eeuwige vingerwijzen, zijn tomeloze narcisme en gescheld was een halt toegeroepen. Om maar niet te spreken van zijn gedweep met geweld, zijn racisme, zijn seksisme en zijn pose als vermeende strong man.