COLUMN - Het prikte, toen ik meeliep in optochten tegen oorlogen en bevriende staatshoofden beledigde. Jouw pacifisme is een westerse luxe; als je te lijden hebt onder discriminatie of uitbuiting, pak je een geweer, zo hielden volwassenen mij voor..
Die herinnering plaagt: Hollande en Valls verklaren IS de oorlog, Hans Wiegel doet het met zoveel woorden ook, nadat Mark Rutte het woord oorlog had gebruikt, Achmed Aboutaleb wilde IS vernietigen. Het is niet nieuw, want we zijn al deel van een coalitie, die volgens Obama als doel heeft IS uit te wissen.
Het voelt niet goed, al zie ik IS ook als barbaren en moordenaars. Politiek realisme vraagt om Helmuth Schmidt’s nuchterheid: een politicus moet realist zijn, pessimisme en optimisme zijn ongeoorloofd. Als we het woord oorlog serieus nemen, krijgen we dan weer zo’n uitzichtloze oorlog als in Irak en Afghanistan? Stel dat we een militaire vorm geven aan die strijdlustige taal, kunnen we het doel (vernietigen van IS) dan bereiken en kunnen we ons dan terugtrekken?
Nog een probleem: als het islamitisch radicalisme ook “home-grown” is, een gevolg van uitzichtloze werkloosheid en discriminatie van tweede of derde generatie allochtonen, wat dan bij succes? Is die discriminatie en kansloosheid dan ineens geen probleem meer? Of zijn de integratieproblemen en werkloosheid dan een zelfstandige route naar geradicaliseerde achterbuurten?