Kunst op Zondag verrast door de Maasdamme Collectie 

Het Amsterdam Museum heeft tijdelijk een nieuw onderkomen. In verband met een ingrijpende verbouwing is het museum verhuisd van het Spui in het centrum naar de Amstel. Museum Hermitage bood het team en de collectie van het Amsterdam Museum een veilige en inspirerende plek waarin ze tot 2025 kunnen logeren. In dit nieuwe onderkomen werd mijn aandacht getrokken door de Maasdamme Collectie. Rita Maasdamme (1944-2016) laat aan de hand van vertellingen met 200 poppen scènes zien uit ons koloniale verleden. Voor Kunst op Zondag vroeg ik me af wat we kunnen leren van Maasdamme’s verbeelding van het koloniale- en slavernijverleden?

Door: Foto: Diorama Aloë_Plantage © Rita Maasdamme © foto Wilma Lankhorst.

DNB: Excuses voor bijdrage aan slavernij

“We moeten niet vergeten dat slavernij ons welvaart heeft gebracht” – het had ook gezegd kunnen worden door Klaas Knot die vandaag namens De Nederlandsche Bank (DNB) excuses heeft aangeboden voor de bijdrage die de bank heeft geleverd aan de slavernij (maar het werd helaas gezegd door een VVD’er die de dingen graag “in hun tijd” ziet). Onderzoek laat zien dat DNB werd opgericht met geld dat voor een deel is verdiend met slavernij en daarna indirect verdiende aan slavernij. Daarvoor biedt DNB vandaag dus excuses aan. Nu de Nederlandse Staat nog.

Lezen: Bedrieglijk echt, door Jona Lendering

Bedrieglijk echt gaat over papyrologie en dan vooral over de wedloop tussen wetenschappers en vervalsers. De aanleiding tot het schrijven van het boekje is het Evangelie van de Vrouw van Jezus, dat opdook in het najaar van 2012 en waarvan al na drie weken vaststond dat het een vervalsing was. Ik heb toen aangegeven dat het vreemd was dat de onderzoekster, toen eenmaal duidelijk was dat deze tekst met geen mogelijkheid antiek kon zijn, beweerde dat het lab uitsluitsel kon geven.

Foto: Slavernij zaalimpressie © Rijksmuseum copyright ok. Gecheckt 08-11-2022

Kunst op Zondag leest Slavernij

RECENSIE - Vandaag (zondag 29 augustus 2021) is de tentoonstelling Slavernij voor het laatst te zien in het Rijksmuseum in Amsterdam. Door de coronamaatregelen hebben velen deze expositie gemist. Wat blijft zijn de online tentoonstelling én de catalogus. Hierin worden tien persoonlijke verhalen verteld over mensen die in of met slavernij leefden. Een bijzonder tijdsdocument dat om onze aandacht vraagt.

Slavernij zaalimpressie 2 © Rijksmuseum

Slavernij zaalimpressie met Oopjen en Marten © Rijksmuseum

Slavernij: boek & (online) expositie

Vóórdat ik dieper in ga op het boek, hier eerst een beknopt overzicht van de tentoonstelling met dezelfde naam. De catalogus is gebaseerd op de tentoonstelling, waardoor een korte beschrijving hiervan meer inzicht geeft in de opzet van de tentoonstelling en de intenties van het team van het Rijksmuseum. De tentoonstelling is opgebouwd en ingedeeld rondom tien verhalen. In de afgelopen jaren is in het eigen museumdepot opnieuw onderzocht en met een frisse blik bekeken. Het resultaat hiervan is dat talrijke objecten die op het eerste gezicht geen relatie met de koloniale periode laten zien, verrassende nieuwe inzichten blootgaven. Het team van het Rijksmuseum heeft in de afgelopen jaren veel en intensief onderzoek gedaan naar dit onderwerp. Daarbij is ook de rol en de functie van het gebouw van het Rijksmuseum nader onderzocht.

Foto: Richard Scoop (cc)

Historische excuses

COLUMN - Wat of ik als historicus en als Amsterdammer nou vond van de historische excuses die burgemeester Halsema onlangs maakte voor het slavernijverleden? Ik had de vragensteller graag een wijs en diepzinnig antwoord gegeven, maar ik heb geen uitgekristalliseerde mening. Dat wil niet zeggen dat ik niet een paar losse, half uitgewerkte gedachten zou hebben.

Kentheorie

Om te beginnen zit er aan zo’n historisch excuus een kentheoretisch aspect. Niemand zal ontkennen dat het geweldig goed was toen Willy Brand door de knieën ging voor het monument voor de Getto-opstand in Warschau, want zowel hijzelf als de andere aanwezigen hadden de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Het maken van een excuus voor iets dat lang geleden is gebeurd veronderstelt dat er zoiets zou zijn als een overerfbaarheid in slachtofferschap en daderschap. Ik weet niet goed hoe ik zoiets zou kunnen onderbouwen.

Begrijp me niet verkeerd: er bestaan historische continuïteiten en die zijn met het sociaalwetenschappelijke instrumentarium te onderbouwen. Maar ik weet gewoon niet goed hoe ik slachtofferschap na het verstrijken van tijd nog kan documenteren. Als ik lees dat een intelligent en gewaardeerd schrijver als de Libanees Amin Maalouf oppert dat het Westen zich moet verontschuldigen voor de Kruistochten, bekruipt mij een zekere ergernis. In de eerste plaats omdat “het” Westen niet bestaat en in de tweede plaats omdat naar mijn idee de Ottomaanse periode de historische continuïteit heeft gebroken.

Steun ons!

De redactie van Sargasso bestaat uit een club vrijwilligers. Naast zelf artikelen schrijven struinen we het internet af om interessante artikelen en nieuwswaardige inhoud met lezers te delen. We onderhouden zelf de site en houden als moderator een oogje op de discussies. Je kunt op Sargasso terecht voor artikelen over privacy, klimaat, biodiversiteit, duurzaamheid, politiek, buitenland, religie, economie, wetenschap en het leven van alle dag.

Om Sargasso in stand te houden hebben we wel wat geld nodig. Zodat we de site in de lucht kunnen houden, we af en toe kunnen vergaderen (en borrelen) en om nieuwe dingen te kunnen proberen.

De koning en de Gouden Koets

We gaan niet de geschiedenis herschrijven met restauratie dus hij is gewoon eheheh gerestaureerd ehe ehe dat ie weer in z’n oude glorie hersteld is. En er wordt een discussie gevoerd en ik vind het mooie van luisteren dat je niks hoeft te zeggen.

Koning Willem Alexander op het achtuurjournaal op prinsjesdag. De ehehe’s heb ik er niet bij verzonnen en ik vind ze in dit geval wel van gevoeligheid getuigen. Er wordt weleens gezegd dat de koning te ver van de bevolking af staat. En natuurlijk is dat zo, hij is tenslotte koning! Maar dat wil niet zeggen dat hij sentimenten onder de bevolking niet waarneemt. Uit zijn weifelende spreken blijkt ook dat hij hier zelf geen uitgesproken mening over heeft.

Foto: Babak Fakhamzadeh (cc)

Bloed in de rivier

RECENSIE - Na weken opgesloten te hebben gezeten in een donker hok moest Hercules dan eindelijk voor de rechters verschijnen. Dat gebeurde in het hoofdhuis van Plantage De Dageraad, een van de weinige plantages die tijdens de slavenopstand niet in handen was gevallen van de rebellen. Hier zetelden nu de rechters die de opstandelingen hun verdiende straf moesten geven. En Hercules was een bijzonder geval. Met hem  hadden ze zonder twijfel een van de leiders van de opstand te pakken! Het recht zou zegevieren – maar dan moesten natuurlijk wel eerst een handjevol bewijzen op tafel komen.

En dat was lastig. Opstandelingen werden wreed gestraft. Wie een Europaan had vermoord, kon rekenen op de doodstraf. En dus schoven de gevangenen voortdurend de schuld af, ze wezen naar elkaar, naar deelnemers die al dood waren, en naar de leiders waarvoor ze vreselijk bang waren geweest, zeiden ze. Mensen als Hercules. En het moest gezegd: de gevangene die nu voor de rechters verscheen maakte, ondanks de beestachtige behandeling, indruk. Hercules had geen tolk nodig. Hij sprak Nederlands.

De plantages langs de rivier de Berbice stelden niet veel voor. Die in Suriname, ten westen van de Berbice, waren veel winstgevender. Berbice draaide marginaal – wat betekende dat de plantages door hun aandeelhouders verwaarloosd werden, dat de planters betrekkelijk arm waren en dat er daardoor ook een chronisch gebrek aan slaven was. En dus werden de slaven die daar werkten, extra hard uitgebuit. Niet alle plantagehouders waren sadisten – maar vooral dankzij hen barstte in 1763 langs de hele rivier een opstand uit. Tientallen plantages gingen in vlammen op. Er vielen honderden doden. De Nederlanders vluchtten naar plantages aan de monding van de rivier, en stuurden wanhopige alarmbrieven rond. Het duurde maanden voordat de opstand onderdrukt kon worden. Maanden waarin de opstandeling zélf elkaar ook vaak voor de voeten liepen, of gewoon overhoop schoten. Want de opstand was misschien gelukt, de opstandelingen vormden een bont allegaartje en niemand wist wat er moest gebeuren.

Foto: Citra Pramadi (cc)

Wanneer een school niet meer de naam wil dragen van ‘de Slachter van Banda’

Veel ophef dinsdag op sociale media en woensdag in De Telegraaf over de aankondiging van de Amsterdamse J.P. Coenschool om van naam te willen veranderen. Er wordt gesproken over een ‘beeldenstorm’ en ‘geschiedvervalsing’. Is dat zo?, vraagt Ewoud Butter zich af.

Het begon met een artikel op de website Napnieuws.nl waarin directrice Sylvie van den Akker liet weten dat de Amsterdamse J.P. Coenschool in de Indische Buurt haar naam gaat veranderen.

Kritiek op de naam kwam de afgelopen tijd eerst van ouders en later ook van leerkrachten, vertelt Van den Akker. Het hele team staat achter de naamverandering.

Aan De Telegraaf liet Van den Akker weten dat een andere reden is dat de school de ‘eerste Unesco-school’ is in Amsterdam. ‘We vinden dat Coen daar niet bij past. (…) Hij heeft natuurlijk veel mensen vermoord. Daar voelen wij ons niet meer senang bij.’

Jan Pieterszoon Coen was de vierde gouverneur-generaal van Oost-Indië en wordt vaak gezien als de grondlegger van de Nederlandse heerschappij in de Indische archipel. Hij stichtte de handelspost Batavia, het latere Jakarta. J.P. Coen staat ook bekend als ‘De Slachter van Banda’. Historiek schrijft hierover:

In 1621 trad Coen hard op tegen de Bandanezen die onder druk van de Engelsen hun specerijen-contract niet nakwamen. Hij reisde met een grote vloot naar de Banda-eilanden. Hoewel de bevolking vluchtte ontkwamen slechts weinigen. Naar schatting overleefden slechts zeshonderd van de 15.000 Bandanezen de aanval. Bekend is dat de VOC tijdens deze volkerenmoord Japanse samoerai-beulen die in dienst waren van de VOC, opdracht gaven tientallen dorpshoofden te onthoofden. Jan Pieterszoon Coen, die het monopolie op de handel in nootmuskaatnoten en foelie veilig had gesteld, kreeg door deze gebeurtenis de bijnaam: Slachter van Banda.

Foto: Stefano Cannas (cc)

Zelfhaat

COLUMN - Vroeger had ik een collega die ooit woonde in de Jan Pieterszoon Coenstraat in Utrecht. Al in de jaren ’70 hadden bewoners van die straat de gemeente verzocht om wijziging van de straatnaam, want wat die Jan Pieterszoon Coen allemaal in de Oost had uitgespookt, daar zou je tegenwoordig linea recta voor bij een oorlogstribunaal eindigen. Ik weet het niet zeker, maar in die jaren hadden we volgens mij alleen nog maar de Neurenberg-tribunalen gehad. De rest moest nog komen.

Diezelfde discussie is de laatste tijd weer boven komen drijven, onbedoeld veroorzaakt door het gebruik van de term ‘VOC-mentaliteit’ door een paar politici, als aanbeveling over hoe het met het land verder zou moeten. Wat moeten we met een standbeeld van de Slachter van Banda op het dorpsplein? Wat moeten we met die roofstaat aan de Noordzee, en met Multatuli’s Max Havelaar? Wat moeten we met Rawagede? Meer in het algemeen: wat moeten we met vaderlands erfgoed dat staat voor het foute, het slechte, het lelijke?

Het is de laatste tijd niet meer zo ‘in’ om te wijzen op de kwalijke kanten van de vaderlandse geschiedenis of de schaduwzijden van de huidige Nederlandse samenleving. Wie dat doet, krijgt al snel het verwijt een ‘zelfhater’ te zijn of een ‘weg-met-ons-mentaliteit’ te bezitten. In plaats daarvan zouden we eens wat positiever moeten staan tegenover dat ‘ons’ en dat ‘zelf’, niet altijd van dat negatieve.