Herstel de scheiding tussen kerk en staat
Sargasso biedt regelmatig ruimte voor gastbijdragen. Gastbijdragen vanuit de politiek zijn altijd meer dan welkom, mits de auteurs zich ook mengen in de discussie. Vandaag een bijdrage van Marietje Schaake, lid van de fractie van D66 in het Europees Parlement.
Gisteren (31-8) heeft een aantal hoogleraren van de UvA de Universiteit aangespoord Tariq Ramadan aan te nemen in Amsterdam om duidelijk te maken dat ´de UvA niet meedoet aan de hetze tegen moslims die vinden dat de Islam voor hen ook van belang is buiten de privésfeer´. Het koppelen van het ontslag van Ramadan als individu aan een hetze tegen Moslims als geheel is een gevaarlijke redenering. Het wordt tijd individu en groep te ontkoppelen en de scheiding tussen kerk en staat te herstellen in het Nederlandse integratiedebat en -beleid.
Het aannemen van een orthodoxe, Engelssprekende Moslim als integratieadviseur van Rotterdam laat het failliet zien van het vertrouwen op de eigen oplossingskracht vanuit diverse Nederlanders. Hoe dicht stond Ramadan bij de gemiddelde Rotterdammer? En hoe kon hij juist sceptici over Islam bereiken terwijl hij steeds als orthodoxe Moslim spreekt? Ook legt de keuze voor Ramadan de geleidelijke verschuiving van de scheiding tussen kerk en staat bloot die integratie via religie veroorzaakt. Ramadans observaties en adviezen aan Moslimjongeren kunnen nog zo nuttig zijn, het is niet de taak van de overheid om een Moslimtheoloog en -activist in te huren om integratie te stimuleren. Hoewel Ramadan wellicht sommige Moslims aanspreekt, voelen anderen zich door de keuze voor Ramadan juist vervreemd en onbegrepen door hun gemeente die zo voorkeur voor een bepaalde religieuze visie geeft.
Voor D66 is integratiebeleid vooral participatiebeleid, de overheid moet mensen vrij laten in hun geloof, dat persoonlijk en nooit objectief meetbaar is. Door gemeenten en nationale overheden in Nederland wordt echter via religie een integratie en anti-radicaliseringsbeleid geformuleerd. De rol van religie, Islam, krijgt hierdoor een te prominente rol in de manier waarop de overheid haar burgers categoriseert en benadert. Het werken vanuit orthodoxie door de overheid, in de strijd tegen extremisme, is hiervan de meest vergaande. Ook veronderstelt het dat “Islam” een onlosmakelijk ingrediënt van probleem en oplossing zou zijn. Die aandacht is te eenzijdig.